tieel in de afweging of wij wel of niet de motie zullen indie nen of in stemming zullen brengen, hij is al ingediend. Dat is één. Ten tweede heb ik dan toch nog wat commentaar op de kwestie van het geld en de procedure. Ik denk dat het heel simpel is. Als er bezwaren komen en er zi]n procedures aan verbonden, dan hebben we ons daaraan te houden. Dat is nogal duidelijk. Dan is ook het college niet gehouden aan het onmo gelijke. Laat dat duidelijk zijn. Ik denk echter dat er wel heel snel wat kan. Ik ben benieuwd wat voor datum het college nu definitief noemt. De financiële bezwaren lijken mi} ook van niet erg groot belang, omdat er ook altijd m het fonds stads vernieuwing posten zijn opgenomen voor dit soort incidentele werkzaamheden. Ik denk dat dat nog wel te dekken valt. De heer VAN DER KALLEN: Het college heeft een datum genoemd, namelijk over drie of vier maanden. Dat betekent dat het 1 april moet kunnen. Mevrouw KAMMEIJER: U geeft net aan dat het 4 maanden is en het is nu december. Daarbij opgesteld nog drie maanden dus dan moet het 1, 2 april toch lukken. De heer JANSSEN, wethouder: Geef mij even wat marge. Ik denk dat als we 1 mei noemen dat voor iedereen helder is. De heer LINSSEN: Wij hebben geen probleem met 1 mei. De heer WITHAGEN: Zou het niet verstandig zijn, zelfs ik heb in de gaten dat de mening van het college helder en duidelijk is, dat de indieners van de motie zo in de schorsing eens gaan kijken of ze de motie niet moeten gaan aanpassen c.q. intrek ken nu de wethouder de datum van 1 mei heeft genoemd. Het college zegt iets toe en ik heb altijd geleerd m mijn poli tiek handboekje dat een toezegging van het college zelfs nog waardevoller is dan een motie. Laat dat maar eens in de over denking meegenomen worden. De heer LINSSEN: Als de toezegging van het college zo hard is en die geloof ik, dan heeft de motie geen zin. Als het college zegt 1 mei dan is dat een prima datum, daar kan ik mee leven. De VOORZITTER: Het is helder wat u bedoeld. De heer BOLSIUS: Dat geldt ook voor D66. Daarbij is een bij komstigheid dat 1 mei de dag van de arbeid is, dus De heer VAN ES: Dat zou voor mij een reden zijn om er niet voor te zijn. Ik heb een kritische opmerking.Ik denk dat wij bij dit soort lange termijn zaken meetpunten in moeten bouwen. Het is natuurlijk onrealistisch begin november te vragen om in januari zoiets tot stand te brengen. We hadden dat in juni moeten vragen en dan kan je zeggen, wethouder hoever sta je ermee. Dan kan de wethouder zeggen ik heb 6 maanden nodig en i januari 1996 is het voor elkaar. Ik denkdat je bij dit so°^ lange termijnplanning, we spreken van mei 1994 tot eind 199 dat is meer dan anderhalf jaar, je ergens halverwege moer 46 zeggen hoe staan we ermee, wat gaan we doen want we hebben 6 maanden nodig om dat allemaal voor te bereiden. De heer WITHAGEN: Ik mag dat nog aanvullen, voorzitter. Zelfs met een voorjaarsnota lukt het schijnbaar niet om in de be leidscyclus op die manier te draaien. Het is bijna onfatsoen lijk om in november iets zo ingrijpends in januari te eisen van een college. Dat mogen met name de bestuurspartijen zich aanrekenen De heer AERTSSEN: We laten het van de schorsing afhangen. Ons spreekt de datum van 1 mei erg aan. De argumenten zijn al genoemd. We zullen direct bij de motivatie van de motie daarop terugkomen De heer JANSSEN, wethouder: Laten we verder gaan met het volgende onderwerp. Lijst Linssen heeft gesproken over de 30 km in de binnenstad en gevraagd of deze verordening nieuw leven zou kunnen worden ingeblazen. Met de inrichting en de vormgeving van de straten in de binnenstad is rekening gehou den met die zgn. 30 km snelheid. We hebben daar vervolgens een aantal zoneborden bij gezet om dat nog eens een keer te onder steunen of aan te geven. Meer borden wil, denk ik, niemand en ook niet lijst Linssen. Willen we, daar waar dat toch nog aanleiding geeft tot te hoge snelheden, komen tot verbetering, dan zal dat vaak fysieke maatregelen inhouden. Een van de plaatsen waar, daar is door lijst Linssen ook op gewezen, regelmatig de snelheid wordt overtreden is in de Hoogstraat. Wij denken dat we bij het hele Fortuinstraatverhaal dat we net gehad hebben, we hier misschien tegelijkertijd een klap kunnen slaan. Overigens kunnen we die 30 km. snelheid verordening nog eens extra nieuw leven inblazen door daar wat aandacht aan te besteden in het consumentenjournaal en middels de kabelkrant. Het volgende onderwerp is de Oranjebuurt en daar zijn twee moties over ingediend. De motie nr. 8 was een motie van de WD-fractie, waar de WD-fractie vraagt of, wanneer er wederom dreigende situaties ontstaan, het college gebruik wil maken van haar bevoegdheden en over wil gaan tot het vergunning geven voor slopen. Ik denk dat dat een vraag is die terecht gesteld wordt. Op het moment dat er echt sprake is van onvei ligheid, we hebben zo'n situatie twee maanden geleden gehad, waar problemen zouden kunnen ontstaan met de brandveiligheid, kunnen we als college gebruik maken van die bevoegdheid. Dit alleen wanneer er sprake is van een onveilige situatie. Wij gaan er voorshands van uit dat een en ander normaal verloopt en de koppeling gewoon in stand blijft. Dan komen we bij de tweede motie, dat is de motie van lijst Linssen. Dat is toch iets ingewikkelder, denken wij, om daarop te reageren. Lijst Linssen vraagt ons eigenlijk twee dingen. In eerste instantie vraagt zij ons, ga nu eens aan tafel zitten met de bewoners, met de stichting en Nettorama en probeer er nu eens uit te komen. Maar ze zegt nog iets. Ze zegt namelijk met een uiteindelijk doel. Dat doel is te komen tot het handhaven van enkele panden aan de Antwerpsestraatweg, tussen de Emmastraat en Julianastraatzodat daar de resteren- 47

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 322