wij ons moeten realiseren, als het meer de industrie is, je op korte termijn bedrijven met veel arbeidsplaatsen in de lage sector binnen kunt halen, maar of die op de lange termijn, gezien de internationale ontwikkelingen, behouden kunnen blijven Ik denk dat je je ervoor moet inzetten dat ook naar andere branches uit te breiden die zich hier willen vestigen. Verder speelt wat economische bedrijvigheid betreft de actua lisering van het beleidsplan Binnenstad. Wethouder Janssen zal zowel op de bedrijfsterreinen Auvergnepolder alsook binnen stadsplan nader ingaan. Andere gezamenlijke inzet speelt ten aanzien vanhet aanslui ten van het locaal economisch beleid op het regionale econo misch beleid. Wethouder Stuart, in het gewest portefeuillehou der economische zaken, zal hier nader op ingaan. Ook wat hier locaal speelt, bijv. in de werkgroep bedrijfsterreinen en versterking van de promotie en acquisitie van het REWIN doet mee. Door al die acties tegelijkertijd te voeren, bevorderen we een brede inzet. Hetzelfde geldt voor de interne organisa tie. Daar zullen wij, als de begroting wordt goegekeurd, voortvarend aan de gang gaan met het verder opzetten van relatiebeheer. De heer AERTSSEN: Bij interruptie, voorzitter, want ik neem aan dat u nu economische zaken afgerond heeft. Ik heb twee concrete vragen naar aanleiding van uw betoog. Is het nu zo dat u ten aanzien van de acquisitie zegt, we laten ons niet of nauwelijks leiden door de aanbodkant, u zegt werk is werk. Dat is een vraag. Mijn fractie denkt dat het kijken naar die aanbodskant heel belangrijk is, zeker op dit moment Een tweede vraag is en die hebben we ook al eerder gesteld, kan het college een schatting maken wat de nieuwe werkgelegen heid nu precies betekent, hoeveel arbeidsplaatsen ongeveer. De VOORZITTER: Heeft u het over het toeristisch recreatieve Daar zal mevrouw Demmers op ingaan. Wat de_ andere zaken be treft is dat gewoon lastig. We zijn wat acquisitie betreft van bedrijvigheid, als we het over industriële bedrijvigheid hebben, aan het kijken wat zich op de markt voordoet. Als wij daar de goede vestigingsfactoren voor hebben dan denk ik dat wij daar op in moeten spelen en niet moeten zeggen als zich iets voordoet, nee eigenlijk zoeken wij iets wat 10 arbeids plaatsen meer met zich meebrengt. Ik denk dat we op dit moment niet zo kieskeurig moeten zijn. Als ik kijk naar wat bijvoor beeld met de acquisitie van de REWIN het eerste halfjaar van dit jaar is bereikt, 26 bedrijven met 300 arbeidsplaatsen in een brede variatie maar ook met herkenbare dingen waar wij sterk in zijn, dan denk ik dat het de moeite waard is om toch onze bijdrage aan het REWIN verder te versterken. De heer AERTSSEN: Eén opmerking nog, ik zeg niet dat we kies keurig moeten zijn, maar ik denk wel gezien de hoeveelheid bedrijven die we al hebben in Bergen op Zoom, dat je best kritisch mag zijn. De VOORZITTER: Dat zeker. Als er iets zou komen en daar zou te 12 verwaarlozen werkgelegenheid mee gemoeid zijn, dan moet je je inderdaad afvragen of je daarmee verder gaat. De heer WITHAGEN: Is de heer Aertssen zich bewust van het feit dat Bergen op Zoom niet op een eilandje ligt. We zijn volop in beweging en ontwikkeling. We zitten vlak voor een herinde lingsproces. Het is toch volkomen onjuist om kieskeurig te zijn op het gebied van werkgelegenheid. We moeten mee als Bergen op Zoom als het mogelijk is. Wil de Partij van de Arbeid er een dierentuin van maken De VOORZITTER: In dat verband hebben wij in het REAP, het regionaal economisch actieplan, lijnen uitgezet. Sterk houden wat sterk is en ook kijken of er enige verbreding kan komen. Als u erover door wilt praten zullen we dat dan een keer in de commissie doen De heer AERTSSEN: Uiteraard voorzitter, maar ik vind dat de heer Withagen een opmerking maakt die een nadere verklaring vraagt De heer WITHAGEN: Als je zo kieskeurig wil zijn als de Partij van de Arbeid zojuist via de heer Aertssen beweerde, dan denk ik dat wij een soort Helgolandconstructie krijgen, als u mijn woordspeling begrijpt. De VOORZITTER: Wat de totale interne organisatie betreft staan wij in het kader van het I&A-project heel kritisch stil bij onze bedrijfsvoering. Daar wordt erg veel energie in gestoken. Het CDA vraagt om minstens lx per halfjaar met een voortgangs rapportage te komen. Daarin is voorzien, in het MARAP zal 3x per jaar, dus lx per 4 maanden, over de voortgang van de I&A- plannen worden gerapporteerd. Er is er nu een ambtelijk in voorbereiding. Ik ga ervan uit dat in december de eerste voortgangsrapportage in de commissie APPZ wordt geagendeerd. De heer VAN ES (GB/SP)Uit wat ik zo begrepen heb denk ik dat het I&A-plan verkeerd begint. Het slaat een fase over. Ik heb een paar maal geprobeerd dat duidelijk te maken bij de voor jaarsnota en ook in onze algemene beschouwingen. Het I&A-plan begint op een gegeven ogenblik de huidige werklast te vertalen naar een automatiseringsproces en beter informatieprocesIk denk dat je eerst moet vaststellen of die werklast wel de werklast is die je wilt hebben en of je niet moet constateren of er niet teveel gebeurt. Ik geef u een voorbeeld. Een aantal jaren voordat u hier was, voorzitter, placht men in deze raad de algemene beschouwingen mondeling te houden, elke termijn. Dat impliceerde met de huidige bezetting dat we 350 minuten monotoon voorgelezen stukken kregen. Op een gegeven ogenblik kwam een aantal mensen met de vraag, ik kan u zeggen dat Gemeentebelangen/Stadspartij daar redelijk voorop liep, wat moeten we er eigenlijk mee. Dat is zo'n voorbeeld, is het werk wat je nu doet wel allemaal nodig. Ik heb niet de indruk dat het overgekomen is. De VOORZITTER: Ik ga ervan uit dat dat wel degelijk ook in dat 13

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 305