De heer WITHAGEN: Wij respecteren de bestuurlijke visie zoals
u die verwoordt, maar u hebt geregistreerd dat de CDA-fractie
duidelijk het gedoogbeleid zelf ter discussie heeft gesteld
Dus niet alleen maar het bestuurlijk juist optreden, want daar
staan we natuurlijk achter, maar dat wij zelfs de bijl hebben
gelegd, wat ons betreft als politieke groepering, bij het
gedoogbeleid an sich.
De VOORZITTER: Ik denk dat we aan de hand van de nota daar met
elkaar verder over moeten praten. U kunt wel zeggen, we gaan
helemaal niet meer gedogen, maar ik dacht dat u, ook toen u
het beleidsprogramma vorig jaar vast heeft gesteld, daar
indringend over heeft nagedacht en u ook toen heeft gesigna
leerd dat je wel alles weg kunt willen hebben, maar daarmee
heb je het probleem niet getackled. Je hebt dan niet bereikt
dat er niet meer van soft-drugs gebruik wordt gemaakt. Je
jaagt de handel dan misschien nog meer de panden in en de
straat op. Ik denk dat we daar dan maar eens, als u zegt
voortschrijdend inzicht brengt ons daartoe, indringend over
moeten praten wat die nog scherpere lijn nu echt materieel
voor de stad zou betekenen. Ook met betrekking tot de hard
drugs als je de verkoop en het gebruik inderdaad in panden
hebt en zo maar overal op straat bij scholen e.d. Het is
kiezen uit twee kwaden. Ik denk dat we daar toch zorgvuldig
mee moeten omgaan en moeten kijken, daarover verschillen we
niet van mening, hoe die overlast minder moet worden. Daar
gaan we in het kader van de nota heel kritisch naar kijken.
De heer BOOGAART: Als de overlast zo weinig wordt dat ze
allemaal versuft op straat liggen, dan kan ik het ook niet
meer gedogen.
De VOORZITTER: U moet een onderscheid maken tussen soft-drugs
en hard-drugs. De verschijnselen van de een zijn echt duide
lijk anders dan van het ander. U ziet cliënten uit coffeeshops
niet versuft op straat liggen. Dat zijn heel andere zaken waar
we dan over praten.
De heer BOOGAART: Ik heb ze meerdere keren thuis in huis zien
liggen, neem me niet kwalijk. Ik ken ze.
De heer LINSSEN: Mijnheer Boogaart, kunnen we luisteren naar
de voorzitter.
De VOORZITTER: Wat betreft de aanpak van de problematiek van
hard drugsverslaafden snijdt de fractie van D66 een zeer
principiële discussie aan. D66 vraagt een raadsuitspraak om
bij de landelijke overheid aan te dringen op de mogelijkheid
om zwaar drugsverslaafden onvrijwillig op te nemen in een
gesloten instelling, met andere woorden "gedwongen afkicken"
noem ik dat maar.Dealers laat ik in eerste instantie hier even
buiten, omdat dit eenduidiger ligt ten aanzien van strafrech
telijke en justitiële zaken. Bij onvrijwillig opnemen van
drugsverslaafden zijn er meer zaken aan de orde. Allereerst
Volksgezondheid. Bij een gedwongen medische behandeling rijst
een ethische vraag wat betreft de integriteit van het lichaam
6
en is er wel of niet sprake van wilsbekwaamheid. Nog los van
de mogelijke discussie over proportionaliteit, d.w.z. de
sanctie in relatie tot de aard van de overtreding, de overlast
denk ik dat het hier een zaak is waar we even goed over na
moeten denken. Vanuit het onacceptabel zijn van grote en
langdurige overlast voor de samenleving, daar gaat het om, is
de gedachte neergelegd in de motie zeer begrijpelijk. Aange
zien het hier echter toch om een uiterst principiële zaak
gaat, waarin ethische aspecten, medische ethiek, aan de orde
zijn en ook grondrechten van integriteit van het lichaam stelt
het college voor de motie aan te houden om hierop mede op
basis van een notitie van het college terug te komen in een
gezamenlijke commissie sociale zaken en volksgezondheid/APPZ
De heer BOLSIUS: Ik neem aan dat dat dan ook in december kan
opdat we dan, mede over andere zaken betreffende de drugspro
blematiek, zo breed mogelijk met elkaar kunnen praten.
De VOORZITTER: De nota komt in december en ik heb net aangege
ven dat we die in januari zullen behandelen. Wij zullen ons
best doen over deze zaak, want dit speelt eerder op landelijk
niveau, in december al de notitie te hebben. We zullen daar
een poging toe doen.
De heer BOLSIUS: Graag, want u heeft gelijk, het bevat een
behoorlijk aantal facetten waar de uiteindelijke afweging op
landelijk niveau zal plaatsvinden. Ik denk dat het voor de
parlementaire besluitvorming goed is dat niet alleen deze
gemeente, maar zoveel mogelijk gemeenten, duidelijk maken dat
landelijk overleg over wetgeving wellicht wat beter onderbouwd
kan plaatsvinden door plaatselijk de problemen nog eens goed
aan te geven. Dat is ook de strekking van de motie geweest.
Dat wij het niet hebben over de opvang na afloop van zo'n
afkickperiode en al dat soort zaken beschouwen wij eerlijk
gezegd als een logisch uitvloeisel van alle voorstellen die
hiermee verband houden. Op dit moment gaat de parlementaire
besluitvorming erover plaatsvinden.
De VOORZITTER: Wij zullen zien dat wij in december de discus
sie over deze motie in de commissie kunnen voeren.
Afrondend wat het veiligheidsbeleid betreft de brandweer.
De heer Bolsius heeft gevraagd om vergelijkende cijfers met
bijvoorbeeld de gemeente Oss. Een aantal cijfers is al gegeven
in de schriftelijke reactie op de vraag die daarover in de
voorjaarsnota gesteld is. U ziet daar wat vergelijkende cij
fers. Alleen heb je zonder analyse weinig aan die cijfers. In
het kader van het project brandweer duostad en herindeling
zullen wij bezien welke meerzeggende kengetallen wij kunnen
produceren. We zullen ook achter die cijfers moeten kunnen
kijken, anders zegt het nog niets.
De heer BOLSIUS: Het is juist dat een cijfervergelijking juist
noopt tot onderzoek, omdat je uit een cijfervergelijking ziet
wat je eventueel wil onderzoeken. Mag ik toch weten op welke
termijn het college denkt ons de eerste resultaten daarvan te
7