- er op dit moment geen sprake is van een uitzonderlijk onvei
lige situatie
besluit:
Het College van Burgemeester en Wethouders op te dragen om,
indien er wederom een dreigende situatie ontstaat, in afwij
king van het raadsbesluit waarin bouw- en sloopvergunning aan
elkaar zijn gekoppeld, aan de Woningstichting Bergen op Zoom
onmiddellijk een vergunning tot sloop af te geven
en gaat over tot de orde van de dag.
Ondertekend door de heren SmitsPiasmans en CoppensDit
wordt motie 8.
De heer COPPENS: Met betrekking tot punt 4 van de agenda het
volgende.
Met het behandelen van dit raadsvoorstel komt er een einde aan
een zeer rumoerige periode in het herstructureringsproces van
het sociaal cultureel werk in Bergen op Zoom. Door veel par
tijen in en buiten de politiek is de afgelopen maanden veel
gesproken en overlegd over de wijze waarop in 1996 en volgende
jaren een voor alle partijen aanvaardbare subsidieverlening
zou kunnen worden opgesteld. De WD-fractie is altijd van
mening geweest dat de politiek de ontwikkeling van de her
structurering op afstand diende te volgen en de invulling van
de plannen over te laten aan de beide stichtingsbesturen. Wij
hebben op de laatste commissievergadering op de door ons
gestelde vragen een duidelijk antwoord gekregen van de porte
feuillehouder en wij kunnen dan ook met genoegen vaststellen,
dat dit raadsvoorstel naar onze mening voldoende waarborg
inhoudt de kans op tekorten zoals die in het verleden zijn
ontstaan te minimaliseren. De WD-fractie is van mening dat
met dit raadsvoorstel een helder en duidelijk voorstel op
tafel ligt dat voor ons aanvaardbaar is. Het woord is nu aan
het bestuur van de beide stichtingen om verdere invulling van
de plannen te realiseren. Wij willen hun daarbij alle succes
toewensen en wij zullen, zoals reeds eerder gesteld, de verde
re ontwikkelingen op afstand, doch kritisch volgen. Het moge
duidelijk zijn, dat de WD-fractie met dit raadsvoorstel kan
instemmen
De heer PLASMANS: Punt 6. In de commissie hebben wij daar al
uitvoerig over gesproken, maar mijn fractie hecht er waarde
aan om er hier toch nog wat over te zeggen.
In het voorstel komen duidelijk naar voren de prioriteiten die
wij bij de voorjaarsnota hebben aangegeven in het kader van
het economisch ontwikkelingsbeleid. Wij gaan accoord met de
door u voorgestelde middelen in het voorstel, maar het toeris
tisch recreatief actieplan blijft voor onze fractie toch de
nodige vragen oproepen. Er wordt in het voorstel over gepsro-
ken dat het een praktisch, actiegericht plan is. De wethouder
heeft in de commissievergadering gesproken van een doe-plan.
Zij heeft ook gezegd, we moeten uitgaan van de eigen kracht.
Dat zijn mooie woorden, als je ze zo hoort, maar wij vragen
ons toch af welke waarde deze woorden hebben. Als we naar TRAP
kijken en zeker op de korte termijn, dan blijkt het te gaan
over ideeën over hoe het restprodukt dient te worden ontwik
keld en hoe dat produkt dient te worden geprofileerd. Op lange
28
termijn gaat het om het schetsen van ideaalbeelden. In de
derde plaats als we naar TRAP kijken constateren wij dat de
belangenafweging met andere sectoren van bedrijvigheid voor
alsnog ontbreken. Mijn fractie vindt dat het economisch ont
wikkelingsbeleid met betrekking tot toerisme en recreatie
inhoudelijk boterzacht blijkt te zijn wat ons betreft. Met
andere woorden, een stevig fundament ontbreekt en heldere
visie is niet aanwezig. Daarbij blijft de WD-fractie dan ook
zitten met de vraag welke richting gaan we nu precies op met
de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van onze stad. Met
andere woorden, ik heb dat in de commissie ook al gezegd, hoe
positioneren we Bergen op Zoom op de toeristisch recreatieve
markt. Als we op deze vraag een antwoord kunnen krijgen dan
levert dat op dat we een herkenbaar toeristisch-recreatief
produkt krijgen en het levert ook duidelijkheid op naar de
toekomst. Juist die duidelijkheid naar de toekomst is van
enorm belang, want als we proberen de stappen c.q. plannen die
in TRAP staan te realiseren, dan betekent dat dat al deze
plannen elke keer teruggekoppeld moeten worden naar de Raad en
waarom, omdat al die plannen ruimtelijke en financiële conse
quenties hebben. Die terugkoppeling naar de Raad betekent
concreet dat de Raad deze plannen zal moeten beoordelen. Die
beoordeling koppel je vast aan een toetsingskader. Wij vragen
ons af waaraan wij dan de voorgestelde plannen moeten toetsen.
Dat blijft voor ons nog steeds een vraagteken, zeker als wij
zien dat het TRAP slechts een bundeling is van ideeën en
ideaalbeelden.Wij zien dan ook een duidelijk gevaar dat, als
wij moeten gaan beoordelen, de onderlinge samenhang van de
plannen ontbreekt. Dat betekent concreet dat wij bang zijn op
het zachte fundament een enorme uitglijder kunnen maken naar
de toekomst toe.
Tot slot constateren wij als WD-fractie dat de integrale
beleidsvisie voor dit segment van het economisch ontwikke
lingsbeleid ontbreekt. Wij nemen dan ook alleen maar kennis
van het TRAP. Wat ons betreft staat dat niet gelijk aan be
sluitvorming. Tenslotte zullen wij als WD-fractie elk gepre
senteerd plan in het kader van het recreatief toeristische
ontwikkelingsbeleid heel kritisch toetsen.
De heer BOOGAART: De P.v.d.A. zal ook met twee woordvoerders
spreken. Ik vraag u na mij het woord te geven aan de heer
Aertssen.
Op de eerste plaats dank en waardering aan allen die hebben
bijgedragen aan de totstandkoming van deze begroting. In uw
collegeprogramma, beleidsbepaald, geeft u aan dat beleid is
kwaliteit maal acceptatie. U wilt de burgers betrekken bij het
realiseren van uw doelstellingen. Wij gaan ervan uit dat u bij
uw beleid absoluut kwaliteit levert en uw voorstellen van een
hoog kwalitatief gehalte zullen zijn. Maar daarnaast dient er
zeker ook absolute aandacht te zijn voor het acceptatieniveau
van uw voorstellen. Het is noodzakelijk dat u een draagvlak
creëert voor die voorstellen. Niet alleen om een krappe raads-
meerderheid achter uw voorstellen te krijgen, maar ook een
draagvlak onder de bevolking. De commissie Zevenbergen had dit
ook als uitgangspunt en doelstelling. Er gebeurt natuurlijk al
het een en ander om de bevolking bij de besluitvorming te
29