SSïWJÜ'M 5
- 42 -
v, ***- r,olf m^decredeeld. U heeft vanavond, voorafgaande aan
pLkrêdainn^t "kan V£lc£n ^DaafLs°on£
hi -7 van het voorstel opgenomen dat het mogelijk is oi
weer echter overwegen wij of het in dat specifiek geval nodig is.
fe v^alr^?™ ^diezelf de jurisprude ^tie^ afeTaaK onderscnreve,
gezien de woorden die ik precies al uitgesproken heb, dat een zaal I
is waar wij als college geen behoefte aan hebben.
De heer VAN DER KALLEN: Het is niet zozeer om mij te wertuigen.
maar vooral ook om de anderen te overtuigen. Laat dat duideli]k
zijn.
De heer JANSSEN, wethouder: Wij denken namelijk dat dat advies wat
wij nu gekregen hebben conform het advies zal ziqn wat ook de heei
Van Wijmen uit zal gaan brengen wanneer we hem dat zouden vragen,
We hebben zelf die behoefte in ieder geval niet.
Dan nog in de richting van een enkele die gesproken heeft over h
bos, ambiance en dat soort aangelegenheden, en dan doel ik met nam
op de heer Dieten; het stuk spreekt over de beoordeling van d
artikel 49-procedure niet in een feitelijke situatie maar in eer
planologische situatie. We hebben daar in de commissie al uitvoeric
over gesproken. We hoeven dat eigenlijk niet over te doen.
Het voorstel om, zoals de heer Dieten dat doet, deze hele artiKe
49—procedure maar over te laten aan de rechterdaarvan denk ik
dat, gezien de wetgeving, gewoon niet kan. De gemeenteraad heeft is
ieder geval in eerste instantie de plicht om een uitspraak te doei
in deze aangelegenheid en als het dan vervolgens aan de rechte!
wordt overgelaten, dan is dat zo.
Ik denk, gezien het feit dat de standpunten sinds de commissiever
gadering niet zijn veranderd, dat ik het hierbij moet laten.
Misschien is het zelfs verstandig, ik kijk in uw richting voorzit
ter, om te vragen in tweede termijn, welke fracties, dat is voor
helderheid misschien wel heel juist, het eens zijn met de argumen
tatie zoals die door de heer Vermeulen naar voren is gebracht, wam
dan schept dat in de vervolgprocedure wat helderheid.
De VOORZITTER: Ik dacht dat elke fractie dat al gedaan had.
De heer VERMEULEN:Heel kort. U heeft volledig het recht om eej
voorstel te doen waar wij uiteindelijk niet mee accoord gaan, da
is uw goed recht. Het is ook het goed recht van de heer Bolsius m
met jurisprudentie informatie te bieden van hoe het kan aflopen alj J
we hiermee doorgaan. Dat laat toch onverlet dat op basis van he
geval dat hier ligt wij tot geen andere conclusie kunnen komen dai
we nu getrokken hebben. Dat is de verantwoordelijkheid die wij
dit moment nemen.
Mevrouw KAMMEIJER:Ik wil even ingaan op wat de wethouder zegt naa
aanleiding van de planschadeclausuleof die planschade nu wel J
niet voor rekening zou moeten komen van de gemeente of van d I
- 43 -
aanvrager. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom
dat dan in het geval dat u van die regel bent afgeweken zoals u
zegt, dit niet aan de raad is voorgelegd. Wij denken bovendien dat
wanneer je dit risico bij een aanvrager legt, die aanvrager zich
eerder bewust zal zijn van de noodzaak om met omwonenden daar
overleg over te voeren.
De heer AERTSSENIk wil graag aan het verzoek van de heer Janssen
voldoen om nog een keer te herhalen dat wij ons kunnen aansluiten
bij het juridische, technische betoog van de heer Vermeulen van het
CDA. Dat is één.
Op de tweede plaats wil ik in de tweede termijn aanhaken bij het
verzoek van D'66 om toch in de toekomst een heldere afweging te
maken in de raad, om te kijken wanneer je nu precies eventuele
planschade gaat verhalen, op wie, of dat de gemeente is of de
overheid in zijn algemeenheid of de direct belanghebbende, in dit
onderhavige geval de LambertijnenhofDe vraag is natuurlijk ook
interessant hoe dat in het verleden is gegaan, ik ben ook eigenlijk
best wel nieuwsgierig, maar ik denk dat het belangrijker is om
vooruit te kijken en van u de verzekering te krijgen dat in de
toekomst de discussie in ieder geval heel helder is en wij weten
waar we aan toe zijn in de gemeenteraad.
De heer PLASMANS: Ik wou ook even reageren op de vraag van wethou
der Janssen. Wij vinden de bijdrage van de CDA-fractie ook een
waardevolle in deze beraadslaging en wij ondersteunen ook die
bijdrage.
De heer VAN DER KALLEN:Mijn suggestie voor een advies was erin
gelegen om de anderen te overtuigen, omdat ook ik van mening ben en
er absoluut in geloof dat de heer Van Wijmen tot dezelfde conclu
sies zou komen als onze commissie. Dat allereerst.
Met betrekking tot het afwentelen dit. Als ik even in mijn herinne
ring terugga met betrekking tot de komst van de Lambertijnenhof
dan was daar voor Bergen op Zoom een groot maatschappelijk belang
mee gediend dat de Lambertijnenhof gevestigd zou worden in Bergen
op Zoom. Er waren ook nog andere opties. Ik denk dat het het
college siert dat het met betrekking tot de Lamberti jnenhof juist
bij haar afweging om de Lamberti jnenhof waarvan het van groot
maatschappelijk belang was dat het hier kwam naar Bergen op Zoom te
halen als een van de sturingselementen heeft gebruikt, naar ik
veronderstel, we wijken niet zomaar af van een zekere traditie, het
juist niet afwentelen van een mogelijke artikel 49-procedure. Als
ik de bijdrage van D'66 hoor, ondersteund door de Partij van de
Arbeid, ben ik geneigd te zeggen, ja dat is goed. Anderzijds beperk
je dan de bewegingsvrijheid van het college om, wanneer er een
groot maatschappelijk belang is, dit soort elementen toe te voegen
in de onderhandelingen. Ik heb als gemeenteraadslid niet de behoef
te om dit college, waarin ik tot op heden 100% vertrouwen heb, op
dat beleidspunt die vrijheid te belemmeren. Als ik kijk naar de
verwerving van de Lambertijnenhof dan zeg ik het toenmalig college
heeft een uitstekende zaak gedaan om de Lambertijnenhof naar Bergen
op Zoom te halen. Het college heeft ook de Lambertijnenhof gepro
jecteerd op de plek waarvan ik zeg, dat is een uitstekende plek. In
die zin vind ik het goed dat in die onderhandelingen dat element is
gebruikt, anders hadden we misschien de kans gelopen dat de Lamber
ti jnenhof niet naar Bergen op Zoom was gekomen en dat zou voor veel
van onze burgers een jammerlijke zaak zijn geweest.