voor de binnenstad. Dat zal het uiteindelijk ook wel gaan
worden in de nabije toekomst.
Dan nog een opmerking naar D'66 toe. U had het over de soep
die niet zo heet gegeten zou worden als hij wordt opgediend.
Ik kan u verzekeren dat de ABN/AMRO gewend is heel hete soep
te eten.
De heer VERMEULEN: Ik had eigenlijk van de tweede termijn geen
gebruik willen maken, maar een paar opmerkingen uit de raad
nopen mij toch ook tot een paar opmerkingen, twee om wel te
verstaan.
Even naar D"66 toe over de alternatieven. In onze visie, zoals
ik die zojuist verwoord heb, denk ik niet dat het wenselijk
is. Het zou zonder meer onze kansen bij voorbaat al verminde
ren. Ik denk ook niet dat het nodig is, want bij mijn weten
zijn er in het verleden met behoud van het pand geen alterna
tieven ontwikkeld. Dan moeten wij te gelegener tijd als zich
dat zou voordoen, wat hopelijk niet zo is, daar eerst maar
eens naar kijken.
Dat is de eerste opmerking.
De tweede opmerking is, dat wij denken dat als wij in dit pand
monumentaliteit met functionaliteit moet gaan combineren, wij
ergens uitkomen op een bouwkundige centauer. Voor een goed
begrip, een centauer is een figuur uit de mythologie waar twee
wezens in één verenigd waren, aan de bovenkant was dat wezen
een mens en aan de onderkant een paard.
De heer VAN DE WATER: Andersom is nog veel erger natuurlijk.
De heer DIETEN: Nog even vier korte opmerkingen.
De eerste heeft te maken met het feit dat alle voorstanders
van dit advies het er nu over hebben dat er plotseling een
spaak in het wiel gestoken wordt van de ontwikkeling die daar
in gang gezet is. Het CDA heeft het over de normale voortgang
die door zou moeten gaan, de WD heeft het over een contract
en dat het contractbreuk zou zijn, de wethouder zegt we zijn
vier keer zorgvuldig geweest dus laten we gewoon doorgaan met
zorgvuldig zijn en lijst Linssen spreekt over een brief van
één persoon waardoor nu plotseling het hele roer omgegooid
zou moeten worden. In onze ogen zou dat moeten, in die zin dat
wij blij zijn met het feit dat er op dit moment feiten en
argumenten op tafel komen die eerder blijkbaar ten onrechte
geen rol gespeeld hebben. Het feit dat die argumenten en
feiten zo laat aan de orde komen is te betreuren, maar dat ze
nog net op dit moment aan de orde komen, daar zijn we erg blij
mee. We hebben de indruk dat als deze beoordeling van het
Cuypersgenootschap en ook deze informatie over het interieur,
althans bij mij want ik kende het interieur niet eerder, op
tafel waren gekomen we dan ook al veel eerder tot een derge
lijke discussie waren gekomen. We zitten als gemeente, denk
ik, ook in een rare positie. Dat is mijn tweede opmerking. Die
heeft te maken met onze dubbelrol. Eigenlijk waardevrij zouden
wij een oordeel moeten uitspreken over de vraag vinden wij het
het waard dat dit pand op de monumentenlijst komt, ja of nee.
Alleen zitten wij in de ongelukkige situatie dat wij bovendien
de vorige eigenaar zijn, die het aan de ABN/AMRO verkoch
20
heeft met een bepaald contract daarbij en bepaalde toezeggin
gen daarin, waardoor wij eigenlijk niet meer waardevrij, op
grond van de culturele merites van dit pand een oordeel kunnen
uitspreken. Wij moeten namelijk telkens met een scheef oog
kijken naar de beloften die wij aan ABN/AMRO gedaan hebben en
de mogelijke schadeclaim die uit een en ander voort kan komen.
Ik betreur dat en zou toch willen dat wij de moed kunnen
opbrengen om die twee verantwoordelijkheden op dit moment te
schelden en te zeggen, wij hebben bij dit agendapunt slechts
een afweging te maken en dat is de vraag of dit pand, op basis
van zijn eigen^ merites, in aanmerking komt voor een plaats op
de monumentenlijst ja of nee. Wij zitten weieens vaker in dit
soort moeilijke dilemma's, maar ik zou toch willen dat wij de
twee taken die wij hebben ook helder schrijven.
Een laatste opmerking die ik wil maken sluit ook aan bij wat
de heer Van der Kallen vroeg over de mogelijkheid van een
aanschrijving. Daar werd van de kant van de heer Van de Water
wel over opgemerkt dat dat in het contract waarschijnlijk
uitgesloten was, maar wat dat betreft lijkt mij
De heer VAN DE WATER: Een aanschrijving over de toestand van
het gebouw daarover het ik geen enkele opmerking gemaakt. Ik
denk dat dat een heel andere zaak is.
De heer DIETEN: Dat had ik begrepen uit uw interruptie bij het
betoog van de heer Van der Kallen, maar dat had ik dan blijk
baar verkeerd begrepen. In ieder geval lijkt mij, wat er ook
in het contract met ABN/AMRO staat, dat er op dit moment een
nieuwe situatie is, namelijk een verzoek om het op de monumen
tenlijst te plaatsen en een verzoek van de minister om ons
oordeel daarover. Wij hebben een taak om te voorkomen dat de
voortschrijdende tijd, zeker met de winter in aantocht, een
reële reddingsoperatie onmogelijk maakt. Dus ik zou ook expli
ciet aan de wethouder willen vragen om in tweede termijn een
juridisch—technisch antwoord te geven op de vraag of een
aanschrijving mogelijk is en of die inderdaad kan bijdragen
tot het veiligstellen van het interieur de komende winter.
De heer VERMEULEN: Ik heb nog even een vraag aan de heer
Dieten. Welke resultaten denkt hij nu in deze stad te kunnen
bereiken als wij tot in lengte van dagen er allemaal waarde
vrij over kunnen praten
De heer DIETEN: Goede resultaten.
De heer VERMEULEN: Ik denk dat we geen resultaten behalen. We
zullen toch ooit moeten besluiten. Uw redenatie leidt ertoe
dat we hier geen besluiten meer kunnen nemen.
De heer DIETEN: Mijn redenatie leidt ertoe dat als wij op dit
moment de verkeerde volgorde hebben genomen, namelijk eerst
besloten hebben dat het pand verkocht moet worden en gesloopt
moet^ worden en daarna pas aan deskundigen vragen of het pand
wellicht ook een flinke cultuurhistorische waarde heeft, een
architectonische waarde. Als wij op basis daarvan nu in een
moeilijke positie gedwongen zijn, dan moeten wij voortaan
21