- 40 -
ging, zet de hakken in het zand en zegt; burger jij geniet regelma
tig van ons en burger wellicht heb je af en toe wat nadeel van ons,
maar in die situaties zorgt de gemeenteraad ervoor, ook bij wijzi
gingen van bestemmingsplannen, zelf bij toepassen van toestemming
voor de art. 19 procedure, dat er toch een redelijke afweging van
belangen is. In dat geval zouden wij er als raad juist goed aan
doen om om principiële redenen het besluit over het al of niet
toekennen van planschadevergoeding over te laten aan de rechter,
waarbij wij dan als gemeente de partij zijn die de verdediging
volledig uit de kast haalt en de burger die meent recht te hebben
op planschadevergoeding probeert juridisch het onderste uit de kan
te halen. Dat lijkt ons in juridische zin, in de zin van juridische
strijd, ook het juiste evenwicht tot stand te brengen op basis
waarvan de rechter dan maar moet beoordelen of het inderdaad
terecht is dat in dit concrete geval planschadevergoeding wordt
toegekend
Ter afsluiting kortom, wij zouden in dit geval zowel om planologi
sche redenen als om juridische redenen moeten afzien van het
toekennen van planschade en vervolgens eventueel, als een sportieve
verliezer als de rechter dat uitspreekt, de toegekende schade zo
nodig uitbetalen.
De heer VAN DER KALLEN: Bij een gerechtelijke uitspraak is er geen
sprake van een sportieve verliezer, maar slechts van een verliezer.
Ik zou de heer Dieten graag een vraag willen stellen. Is hij van
mening dat ieder conflict dat op dit soort wijze ontstaat, ook
binnen de burgerij, altijd via de rechter moet worden opgelost. Als
ik nu al zie dat de rechterlijke macht zwaar overspannen is qua
werkbelasting en het heeft gigantisch maatschappelijke gevolgen,
dan vind ik uw voorstel zeer onmaatschappelijk respectievelijk, u
hebt dat woord al eerder gebruikt vanavond, naïef.
De heer DIETEN: Het antwoord op uw vraag is nee en uw oordeel deel
ik niet.
De heer LINSSEN: Aanvankelijk zou er één woordvoerder optredec
namens vier fracties, namelijk de heer Vermeulen van het CDA namens
het CDA, lijst Linssen, WD en Partij van de Arbeid. Dat was mijl
inziens, om juridische redenen beter geweest. Om onduidelijke redes
is dat door de heer Muller niet toegestaan. Toch spreekt de heer
Vermeulen onze taalzoals ook in de commissievergadering is
gebleken.Ik heb er dan ook weinig behoefte aan om er verder nog wat
toe ^"e voe^en en vraag dan ook aantekening tegen dit voor
De heer VAN DE WATER:De Wet op de Ruimtelijke Ordening is een er$
complexe materie. Ik denk dat er in het verleden veel discussies
geweest zijn over overheidsbeslissingen met betrekking tot planvor
mmg, bestemmingsplannen, definitieve bestemmingsplannen, voorlopi'
ge bestemmingsplannen en noem maar op. ik denk dat de wet via d!
artikel 49-procedure in ieder geval recht doet naar de burger tos
om voor zijn belangen op te komen. Ik denk dat de Wet op de Ruimte-
iijke Ordening een goede zaak is.De discussie of het wel of nie*
noodzakelijk is een ander in te schakelen en of het wel of nie(
1SMf®nk ik een Procedure is tussen de belanghebbenden:
de overheid. Wat er nu gebeurt is dat de overheid voldoet aai
datgene wat in de wet staat. Ik denk net betrekking tot heel de»
procedure dat er erg zorgvuldig gehandeld is, dat dl rlgelï die
- él- -
bestaan getoetst, gevormd en gevolgd zijn zoals wij dat graag
zouden willen. Ik denk dat dat heel duidelijk gebeurd is. Als ik nu
verder kijk en de heer Bolsius deed dat ook en je gaat naar een
stukje jurisprudentie die bestaat over deze zaken en ook de motiva
tie die de heer Van der Kallen geeft waarom hij denkt dat de
gemeente gelijk heeft, dan vind ik het naar de bekende weg vragen
om nog een andere deskundige in te schakelen. Wij vinden dat hier
zorgvuldig gehandeld is, wij vinden dat wij het voorstel zoals het
hier door het college verwoord is, volledig kunnen ondersteunen.
De heer JANSSEN, wethouder: Het is min of meer een herhaling van
zetten wat nu plaatsvindt, denk ik. In de commissie heeft min of
meer eenzelfde discussie plaatsgevonden als nu het geval is. Toch
denk ik dat wij van de zijde van het college een korte reactie
dienen te geven op een en ander. Een artikel 49-procedure is een
procedure in de wet die de overheid tot zorgvuldigheid maant,
zorgvuldig te zijn in de besluiten die zij nemen. De raad heeft
destijds, toen er een plan voor schade werd gevraagd, min of meer
erkend dat hier in de planologische aangelegenheden iets aan de
hand was, want op dat moment hebben we een commissie ingesteld. De
commissie heeft uitvoerig onderzoek gedaan aan de hand van de
bepalingen zoals die in de wet staan. De heer Vermeulen heeft dat
keurig nog een keer geciteerd en in het stuk dat wij u hebben doen
toekomen staat het ook nog eens verwoord, een viertal punten ter
overweging. De adviescommissie heeft het college op een moment
geadviseerd, zoals ook gevraagd is. Zij heeft de argumenten, zoals
die vanavond min of meer op tafel zijn gelegd door ons, aan ons
voorgelegd. We hebben het toen toch wijs geacht om nogmaals, met
name op het vlak van de maatschappelijke aangelegenheden, van het
maatschappelijk risico, nog eens extra gevraagd om over dat punt na
te denken. We hebben toen ook, dat is een opmerking in de richting
van de heer Piasmans die daar naar verwees, nog eens een voorbeeld
aangehaald van een recente verkoop en dat nog eens voorgelegd aan
diezelfde commissie. De commissie heeft zich over die twee vragen
nog een keer gebogen en heeft vervolgens in feite gesteld dat hun
eerder ingenomen standpunt dat hier wel degelijk sprake was van een
moeten toekennen van de artikel 49-procedure door deze twee vragen
nog extra werden onderstreept. Er was dus wel degelijk sprake van
een maatschappelijk risico werd toen nogmaals beaamd en de door ons
voorgelegde verkoop van een pand in die buurt werd door hen als een
bevestiging ervaren van hun visie zoals zij die eerder hadden
neergelegd bij ons. Wij hebben toen als college gemeend dat we,
gehoord hebbende het advies van de commissie, eigenlijk niet anders
konden dan u voor te leggen het advies zoals het vandaag aan u is
voorgelegd. In de commissievergadering die vorige week heeft
plaatsgevonden heb ik tegen eenieder die min of meer de bewoordin
gen van de heer Vermeulen kon onderschrijven gezegd, het is uiter
aard eenieder in deze raad vrij om te oordelen, uw eigen verant
woordelijkheid te nemen en een advies dat u van de commissie hebt
gekregen naast u neer te leggen. Daarvoor is het ook een adviescom
missie en niet meer en niet minder. Het college heeft echter
gemeend dat dat advies dusdanig sterk was, dat het geen zin zou
hebben om daarvan af te wijken. Mevrouw Kammeijer vroeg op een
bepaald moment: heeft u dan niet overwogen destijds om de artikel
49-procedure af te wentelen op degene die de artikel 19-procedure
heeft aangevraagd. Ik heb in de commissie gezegd dat dat overwogen
is en dat toen door het college gemeend is dit risico op het conto
te moeten schrijven van de gemeenschap. Zo is mij dat verteld en zo