sSwsÊ <irz ersrtasMt'ia
^rf„ w=: rs3S£~
betalen want die burger heefit niet
bestemmingsplanwijziging gevraag factoren zijn. Luister ij
werd. Ik denk dat dat hele «ezenl^Dke^ Retoren O0!
naar het betoog van de heer Bo van state is ook da:
kunnen geven want mijn kennis manier positief adviseert d-
feitelijk als eencommiiss gewoon dat als we nu ne-
!^eefewensf-°J
komen dat
tisch.Wij hebben steeds gesproken van principieel.
De heer VAN DER KALLEN: Ja, u hebt daarover gesproken, maar ik Xe:
fracties die iets zeggen maar waar het qua feitelijkh—
?och Inders'Ts U spreekt bijv. ook eerder dez^vergaderxng uw zcr
uit maar vertaalt dat niet m een bepaalde stemming.
Als ik naar het betoog van de heer Bolsius luister, d
feitelijk betoog, prachtige voorbeelden, dan denk ik, het
ieiLeiijiv v aevoelig voor zouden moeten zijn.Aangt-
z ienCie heer Van wl" - Wr^sen en Koedam uit Breda regeS
tig voor de gemeente taken heeft verricht, kan ik mij voo:rst«sll~
dat we de besluitvorming omtrent die voorstel opschorten ende
vin Wijmen nog eens als onafhankelijke en zeer deskundigen-
voor niets schrijft hij al die annotaties, nog eens om een advi
vragen. Ik denk dat dat weieens goedkoper kan zijn dan de gev ge
van een negatief besluit nu door de raad. Ik geef d.e «ad^-
overweging en ook het college in overweging, gezien de
verhoudingen op dit moment in de raad, om te kijken of voor
niet teruggenomen kan worden om alsnog eens even aan
deskundige, de heer Van Wijmen, om advies te vragen.
Tot zover mijn bijdrage. Het moge duidelijk zijn, ik ben wellswa-
geen collegepartij, maar ik ondersteun het college bij dit voo
stel, wat ik een uitstekend voorstel vind, van harte.
De heer DIETEN: Het is al een paar keer gezegd welke aspecten h--
beoordeeld zouden moeten worden. Dat is de vraag of er sprake --
van planologische schade en vervolgens de vraag of de schade v -
vergoeding in aanmerking gebracht moet worden door een besluit
onze raad ja of nee.
Om op de eerste vraag in te gaan, de planologische scnaae,
volgende. Onze fractie is er niet van overtuigd dat de wijzig—
van de planologische situatie per definitie leidt tot een plano
gische schade in dit geval. Waarom niet Omdat de wijziging
een bosbestemming in een gebruik zoals dat nu gerealiseerd is, "-j;
per definitie een verslechtering hoeft te zijn. Een gebied met
bestemming bos kan op diverse manieren ingevuld wordenHet kan
zeer hoogwaardig bos zijn dat toegankelijk is en bruikbaar is -
wat een lust voor het oog is, maar dat kan ook binnen diezei-
planologische bestemming ingevuld worden met een sociaal J35;
onveilige plek, die niet bruikbaar is, zeer slecht onderhouden -
en die een bron van ergernis is voor degenen die er tegenop
wonen. In die zin is de bestemming bos geen garantie voor
hoogwaardige planologische bestemming die waardeverhogend is Oi
waarde instandhoudt van de rij huizen die daar tegenover
Hetzelfde geldt voor een situatie waarin sprake is van een soort
bebouwing. Als er een bebouwing gerealiseerd was tegenover die
huizen, die bestond uit luxe, ruim opgezette, hoogwaardige villa s,
dan zou waarschijnlijk het aspect van de waardever laging van de
woningen niet zo snel aan de orde komen. Maar daar waar binnen
eenzelfde bestemmingswijziging sprake is van zeer afstotende bouw
zou uiteraard eerder sprake zijn van het realiseren van schade.Er
zal ook een overlap aanwezig zijn, een gebied waarin sprake is van
een financiële overlap, namelijk daar waar de bestemming bos op
enige manier toegepast leidt tot een gelijkblijvende waarde ten
opzichte van een andere bestemming zoals die wordt gerealiseerd.
Onze fractie is van mening dat de kans zeer wel aanwezig is dat dat
in deze situatie aan de orde is. Daarom zijn wij dus niet overtuigd
van het antwoord op de vraag dat er in deze situatie sprake is van
SatweedeSC^reaagChdie'aan de orde is, is of eventuele planologische
schade vergoed zou moeten worden. Ook die vraag beantwoordt onze
fractie negatief en wel om twee redenen. Die redenen zijn keiden
van enigszins principiële aard. De eerste, die sluit ook aan bij
het stemgedrag van Groen Links op het moment dat er sprake is van
verkoop van gronden, heeft te maken met het feit dat eventuele
waardestijgingen of -dalingen van huizen en de grond daaronder met
name te maken hebben met waardefluctuaties in de grond. Je haalt
het huis weg, dan maakt het niet uit of je je huis op de ene
of de andere plek neerzet, de kosten die je daarvoor kvfijt bent
zijn in beide gevallen even hoog. Nee, of bij verkoop na bebouwing
er een hogere of lagere prijs wordt gerealiseerd is afhankelijk van
de waarde die de grond met zich meebrengt ten gevolge van de plaats
waar die grond is gelegen en de ambiance die die grond on^fe^-
Omdat daar dus een speculatief element m zit m het feit van de
waardefluctuaties van de grond zijn wij, als Groen Links, altijd
tegenstander van het verkopen van gronden en het aan individuele
toevallige burgers laten toekomen van speculatiewmst. om die
principiële reden zouden wij er sowieso al niet voor zijn om
überhaupt het verschijnsel van verkoop en het daaruit afgeleide
verschijnsel van planologische planschadevergoeding te honoreren.
Een aBder principieel pilt waarom wij in dit voorbeeld er met toe
zouden willen overgaan, maar ook in zijn algemeenheid niet toe
out arhade te vergoeden aan de hand van de
zouden willen overgaan, om schaae _e vergoeuwi aan -
procedure zoals nu gevolgd het volgende. De gemeente doet veel m
deze stad De gemeente doet een heleboel ten gunste van de bewo
ners. Daardoor is er sprake van een stijgende trend iri de waarde
van al het onroerend goed en alle grond in deze stad. Dat heeft te
in het feit dat wij de cultuurwaarde van deze stad koeste
rtdlfwifhetwir^lbStand in deze stad, laat ik zeggen proberen
te koesteren dat wij de werkgelegenheid in deze stad proberen te
verbateren t kortom dit wij viel geld uitgeven om deze stad een
aantrekkelijke stad te maken, waardoor ook de eigenaren van onroe
ÏÏrqSd in deze stad daarvkn meeprofiteren. De vraag is nu, daar
wïSr wij Mlgeld uitgeven en daar waar wij veel besluiten nemen
di^dCtbCsCtieCeeffect Hebben, of wij als raad op het incidentele
aonent dïï indCCdaad af en toe voorkom dat wij een besluit nemen
inaeidaau ax h^«=>ft of wij dan degenen
waar een individuele burger nadeel van neen, 01 wij u.
moeten zijn die in dat geval ook die burger, die daarom vraagt,
belonen of dat wij de volgende stelling moeten betrekken, namelijk
de burger vraagt een planschadevergoeding, de gemeente zegt we
weten niet If dit wel zo nodig is. De gemeente gaat m de verdedi-