-14-
Het past dus niet, op het moment als dan zo'n punt wat je ingeleverd hebt
met enige tegenzin komt, om vervolgens een vrije rol in de verdediging te
gaan spelen.
De gele kaart, waar de heer Van der Kallen het over had, jazeker. Ook de
Gemeentewet kent juist een periode tussen het moment van het aannemen van
een motie van wantrouwen en de behandeling van het ontslag. Bij ons heeft
ook wel degelijk de gang van zaken rondom die motie van wantrouwen meege
speeld. Ik zou bijzonder graag daarom ook een citaat aanhalen, dat de heer
Van der Kallen als vraag in deze vergadering stelde. Een citaat uit de
raadsnotulen, dat ik, ondanks het feit dat ze pas donderdag goedgekeurd
zullen worden, nu reeds durf te citeren.
Heel wezenlijk, zegt de heer Van der Kallen, vind ik of een portefeuille
houder bereid is om democratisch genomen raadsbesluiten uit te voeren.
Helaas heb ik dat niet in zijn verklaring gehoord. (Dat was de verklaring
van de heer Van den Kieboom.) Ik denk dat dat in de emotie rond de zaak,
zoals die speelt, zodanig is dat hij zich beperkt heeft tot het voorlezen
van een door hem op schrift gestelde verklaring.
Het antwoord van de heer Van den Kieboom.
Als laatste een antwoord op de vraag van de heer Van der Kallen. Wat de
toekomst brengt, weet ik niet, maar elke stap en elk voorstel in dezelfde
toekomst zal ik op zijn merites beoordelen. Dat afgezet tegen afspraken over
collegiaal bestuur.
Voorzitter, de PvdA-fraktie meent, op grond van de betekenis van een
woordje, het recht te moeten ontlenen om een gehele fraktie, dus inclusief
de wethouder, het recht te geven om tegen de plannen te stemmen. Wij hebben
uitdrukkelijk bij de beraadslagingen, en daar gelden ook alle mondelinge
besprekingen omheen bij, gesteld dat de wethouder van de PvdA het principe
van collegialiteit van het bestuur in deze zaak zou moeten volgen en dat het
de andere 2 leden van die fraktie vrijstaat om in deze kwestie een vrije rol
te krijgen. Dat is niet alleen op papier, misschien dan met dat ene woordje
wat ongelukkig geformuleerd, vastgelegd, dat is met name de tendens van de
aehele bespreking geweest, op grond waarvan de beslissing tot samenwerking
is gevallen. Die beslissing tot samenwerking is met name ook tot stand
gekomen, omdat de D66-fraktie grote, maar dan ook grote waarde hecht aan de
deelname van de PvdA in dit college.
Het is daarom dat ook wij betreuren dat deze progressieve breuk, zoals de
heer Aertssen dat noemde, tot stand is gekomen. Maar wij zijn van mening dat
de oorzaak daarvan ligt bij degene die tot 2 keer toe een politiek woor
breekt.
Voorzitter dan een opmerking over, onder druk bezweken. Jazeker, de discus
sies rondom de lokatie Binnenschelde zijn ook binnen de fraktie van D66 fors
geweest, vanwege de onderbouwing van het voorstel en alles wat daarmee
samengaat. Maar het past vervolgens een fraktie, alle argumenten, voors en
tegens gehoord hebbende, en met heel duidelijk de prioriteit van hc
collegeprogramma als richtsnoer, namelijk toerisme en recreatie, om dan een
unaniem besluit te nemen. Het siert alleen maar een stuk democratische be
sluitvorming dat dat niet zomaar gesneden koek is, maar na een goede dis
cussie tot stand komt.
Dan de opmerking van de heer Dieten. In deze kwestie was het absoluut nie
nodig om wie dan ook buiten de coalitie te raadplegen, omdat de afspraken
met de PvdA, zo dachten wij tot enkele weken geleden, zo glashelder waren
dat er absoluut geen discussie over mogelijk leek. Jammer, wij hebben on
gelijk gehad.
De heer AERTSSEN: Voorzitter, ik ben blij met de bevestiging van uw kant dat
er in ieder geval in het college is afgesproken dat minderheidsstandpunt*
weliswaar niet echt gewenst, maar altijd mogelijk kunnen blijven zijn. a
-15-
sluit dan toch een beetje aan op het verhaal, wat de heer Dieten straks
hield over hetgeen is opgenomen in het collegeprogramma, over het sport-
cluster wat uiteindelijk een zwembad is geworden. Ik denk dat dit een
schoolvoorbeeld is van een soort inspanningsverplichting om als wethouder te
komen tot een goede oplossing in collegialiteit en toch uit kunt komen op
een minderheidsstandpunt op een wezenlijk andere kwestie dan waarover je in
het collegeprogramma hebt geschreven, namelijk het sportcluster naar het
zwembad toe. Dat is, denk ik, wat er is gebeurd.
Voorzitter, ik heb mijn verhaal in eerste termijn toch vooral opgehangen
aan, niet wat er allemaal gezegd en gespeculeerd wordt,
De heer WITHAGEN: Voorzitter, bij interruptie. Het lijkt erop dat het
woordje minderheidsstandpunt een discussie-element gaat worden, maar het
fenomeen van een minderheidsstandpunt is voor elk raadslid en voor elk
collegelid een grondrecht. Je kunt te allen tijde een eigen standpunt
innemen. Weliswaar moet je de consequenties van een minderheidsstandpunt ook
durven dragen. Dat is het probleem. Dus het is niet zo dat het minderheids
standpunt een probleem is, maar het dragen van de consequenties ervan en dat
is het probleem.
De heer AERTSSEN: Ik begrijp het heel goed, mijnheer Withagen. Natuurlijk is
het een goed recht, maar het CDA maakt er in dit geval wel gelijk een
doodzonde van. Dat betekent dus dat je moet vertrekken. Dus ik vraag me af
wat zo'n opmerking van uw kant waard is. Ik stel alleen vast dat het
mogelijk is. Wethouder Van den Kieboom heeft er in deze affaire inhoud aan
gegeven, op zeer respektabele gronden en zeer goed onderbouwd.
Vervolgens wordt er gezegd, mijnheer Van den Kieboom, wij kunnen u niet
langer meer gebruiken. Ik heb proberen aan te tonen dat in de overwegingen,
die bij het raadsvoorstel zitten en die verwijzen naar de keiharde afspraken
kennelijk die er gemaakt zijn in maart/april vorig jaar, en waaruit ik ook
geciteerd heb, ik nergens terug kan vinden dat die afspraken geschonden
zijn. Integendeel, ik heb aangetoond dat de fraktie van de PvdA, inclusief
de heer Van den Kieboom, die toen nog geen wethouder was, de afspraken wel
degelijk is nagekomen.
De heer BOLSIUS: Bij het aannemen van de motie van wantrouwen, voorzitter,
heeft ook een grote rol gespeeld het stemgedrag bij het unaniem voorstel wat
in juni is ingediend, mede door wethouder Van den Kieboom. Kan de heer
Aertssen daar ook even kort op ingaan?
De heer AERTSSEN: Ja, natuurlijk, maar nou glijden we af naar een ware
discussie. Dat is ook de kern van mijn betoog geweest in eerste termijn. Ik
heb u verweten dat u geen goede argumenten hebt kunnen aandragen om de heer
Van den Kieboom voor te dragen voor ontslag. We hebben het over het initia
tiefvoorstel en nu begint u over de motie van wantrouwen te praten, waar
inderdaad heel andere overwegingen aan ten grondslag liggen.
Daar wordt inderdaad aangehaald het stemgedrag van de heer Van den Kieboom
binnen het college, als zijnde voor de vakantie anders dan na de vakantie.
Ban denk ik, wat is het nu precies, initiatiefnemers? Praten we nu over de
keiharde afspraken, zoals die golden in maart 1994, of praten we nu over, de
irritatie is ontstaan toen de heer Van den Kieboom in juni wel akkoord was
en in september weer niet? Of praten we nu echt inhoudelijk over de
opvatting die de heer Van den Kieboom in september innam binnen het college
over dit voorstel, nadat er toch heel gedegen financiële adviezen onder dit
voorstel gelegd waren en hij meende op basis van deze adviezen niet akkoord
te kunnen gaan? Over welke van de 3 kwesties praten we nu precies?
Als ik het initiatiefvoorstel lees, praten we vanavond alleen over de kei-