-10- voorzien door in de zogenaamde gedragsregels voor collegeleden, van 26 april 1994 onder lid 8, de mogelijkheid van minderheidsstandpunten op te nemen. Met andere woorden, op een later tijdstip is door dit college vastgelegd dat minderheidsstandpunten weiliswaar onwenselijk zijn, maar in principe wel mogelijk. Het is voor mijn partij dan ook onbegrijpelijk dat collega wethouders van Van den Kieboom de motie van wantrouwen hebben gesteund en vanavond waar schijnlijk zullen meewerken aan zijn ontslag. Voorzitter, de verklaring van 30 maart 1994 eindigt met de verwijzing naar de rol van Lijst Linssen in de toen gevoerde college-onderhandelingen. Een rol, die zelfs een figurant onwaardig zou zijn, hetgeen vanavond door de afwezigheid van die partij weer eens wordt onderstreept. Een afwezigheid een politieke partij onwaardig, maar wel, naar mijn stellige indruk, in de hand gewerkt door de hele onduidelijkheid die rond deze kwestie hangt. Ook in de verklaring van 30 maart 1994 is over Lijst Linssen het nodige gezegd. Voorzitter, mijn fraktie is bang dat door het ontslag van Van den Kieboom Lijst Linssen politiek in de kaart wordt gespeeld. Dat is iets wat mijn fraktie nooit heeft gewild en ook niet verantwoordelijk voor wil zijn. Gelukkig lijkt een rol voor deze partij, en nu volg ik de kranteberichten in deze, in het college niet weggelegd, omdat met name de VVD en D66 zich kennelijk krachtig hebben verzet tegen hun deelname aan het college. Een interessante vraag is, waarom het CDA dat niet doet en daardoor naar goed gebruik alle deuren openhoudt. Voorzitter, voor wat betreft de rol van D66 in deze affaire moet mij van het hart dat de nu dreigende breuk een slechte zaak is voor de progressieve politiek in Bergen op Zoom. Dat doet pijn en wij hadden datgraag anders gezien. De indruk bestaat bij ons dat de D66-fraktie helaas in de besluit vorming rond het zwembadgebeuren door grote interne/externe druk is bezwe ken. Dat was niet nodig geweest. Samenvattend, voorzitter, komt mijn fraktie tot de conclusie dat de over wegingen in dit raadsvoorstel, die moeten leiden tot het ontslag van Van den Kieboom, volstrekt onjuist zijn. Het is een slecht voorstel en het zou dan ook teruggenomen moeten worden. Indien de indieners van dit voorstel blijven bij hun voornemen, zou mijn fraktie graag het ware van hun motieven willen weten, die kennelijk tot het ontslag van Van den Kieboom moeten leiden. Het mag niet zo zijn dat de ware motieven in nevelen blijven gehuld en dat de kiezer, die er toch al weinig van begrijpt, nog verder in verwarring acht=r blijft. De heer DIETEN: Voorzitter, de strekking van mijn verhaal sluit redelijk aan bij de strekking van het verhaal van de heer Aertssen van de PvdA. Het is ook voor ons een heel onbegrijpelijke zaak wat er op dit moment gebeurt. Vooral een onbegrijpelijke zaak vanuit de manier waarop politieke partijen in een gemeentelijke democratie met elkaar om zouden moeten gaan. Als we over gemeentelijke democratie praten, dan praten we over een situatie waarin de gemeenteraad in zijn totaliteit deze gemeente bestuurt en, naar wc aannemen, op basis van argumenten en na afweging van belangen komt redelijke besluiten. dt Als we nu gaan kijken met welke argumenten vandaag aan de orde gesteld dat het zo keihard nodig is dat wethouder Van den Kieboom verdwijnt, wijzen alle tendensen in een heel andere richting, in een niet plurifor democratische richting, maar in een richting, waarin een meerderheid van gemeenteraad, terwijl de kleinst mogelijke meerderheid probeert coute q coütelos van welke argumentatie over feiten en over belangenafwegingen ook, zijn wil op te leggen aan de totale gemeenteraad. Ik wil dat uitieggc door een aantal citaten met elkaar te confronteren. Het eerste citaat stamt uit de overwegingen bij het raadsvoorstel, zoais -11- is ingediend door de VVD, het CDA en D66. Dat luidt: Hij is daarbij afge weken van harde afspraken die hierover binnen de coalitie zijn gemaakt. Harde afspraken zijn gemaakt bij de vorming van de coalitie blijkbaar, en iemand, die daarvan afwijkt, los van de vraag of daar nu nieuwe argumenten aan de orde gekomen zijn, ja of nee, diens kop moet blijkbaar rollen. Maar waar gingen die harde afspraken nou eigenlijk over? Daarvoor is het nodig om het collegeprogramma er nog eens bij te nemen. Als ik dat citeer op pagina 15, dan kom ik tot de volgende zinsnede. Daar staat: Onze inspan ningen richten zich op realisering van een sport- en vrijetijdscluster binnen de in januari 1994 door de gemeenteraad geaccordeerde kaders. Dus dat was nog een uitgebreid royaal sportclusterIk citeer verder: De mogelijk heid van toevoeging van een ijsaccommodatie en een sporthal aan dat cluster wordt serieus onderzocht, waarbij kwaliteitsverhoging van het cluster als zodanig wordt afgewogen tegen de financiële consequenties in de sfeer van investering en exploitatie. Dus er was sprake van een royaal en aangekleed sportcluster, niet met als optie om dat verder uit te kleden, maar met als optie om dat verder aan te kleden. Als we zien op welk voorstel deze wethouder nou een voorbehoud heeft ge maakt, dan is dat op een zeer, zeer, zeer uitgekleed voorstel. De heer Aertssen heeft net ook al geciteerd uit de afspraken tijdens de college-onderhandelingen. Ik zal het op dit moment niet herhalen, want wat dat betreft zou dat de vergadering alleen ophouden. Maar dat de PvdA een voorbehoud heeft gemaakt, juist op dat punt van het sportcluster en Gageldonk mag volstrekt helder zijn. Ik wil ook nog een ander citaat aan de orde stellen en dat is een citaat van de heer Bolsius van D66, op de momenten dat ik hem vroeg, op welke manier de coalitiepartijen, de collegepartijen nou om zouden gaan met de andere partijen uit de raad. En met name natuurlijk voor mij, als vertegenwoordiger van een kleine fraktie buiten het college, was dat van groot belang. Want mijn aanwezigheid in deze raad zou alleen maar zin hebben, als we niet alsmaar geconfronteerd zouden worden met keiharde coalitie-afspraken, waar geen milimeter meer in te verwrikken was en waar geen enkele amendering op mogelijk was, tenzij met instemming van het college, dan zou de politiek eigenlijk volstrekt zinloos zijn. Wat de heer Bolsius mij toen duidelijk maakte, was dat er tussen de collegepartijen openlijke verhoudingen gerea liseerd zouden worden en dat er bijvoorbeeld nooit sprake zou zijn van het inhoudelijk met elkaar overleggen over het trekken van één lijn en het vaststellen van een gezamenlijke koers. En dat er hooguit sprake zou kunnen zijn van situaties, waarin coalitiepartijen elkaar niet voor verrassingen zouden stellen, door bijvoorbeeld onverwacht op enig moment met een wijzi gingsvoorstel of een amendement of motie te komen, of met een anderzijds verrassend voorstel, dat de andere 3 collegepartijen voor een vervelende onverwachte verrassing zou plaatsen. Daar lag de grens voor de wijze waarop deze coalitie als een gesloten blok op zou treden. Daar lagen ook de openingsmogelijkheden voor de niet-coalitiepartijen om deze gemeente daad werkelijk mee te besturen. Als we dat eens confronteren, zowel al die citaten als deze gedragslijn, aan wat er in de afgelopen maanden is gebeurd ten opzichte van het afwijkende stemgedrag van wethouder Van den Kieboom, dan zien we dat er wel heel diep afgegleden is naar zowel een situatie waarin inhoudelijke argumenten over de lokatie van de Binnenschelde geen rol meer spelen, als ook afgegleden is naar een situatie waarin de democratie, waarin de totale gemeenteraad van Bergen op Zoom het voor het zeggen heeft, om zeep wordt geholpen. Ik heb dat in de vorige raadsvergadering een gijzelingsdrama genoemd. Waarom? Blijkbaar waren er in de college-onderhandelingen zulke harde afspraken gemaakt tussen de 3 partijen, die nu één lijn trekken, en de 4e partij, de PvdA, dat ze eigenlijk niet meer de andere kant op konden. De

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 246