-2- op een nietig besluit, denk ik dat we deze vergadering moeten sluiten. We zouden u dan alsnog moeten verzoeken, indien de 3 collegepartijen van mening zijn het ontslag door te moeten zetten, tot een nieuwe oproeping. Naar mijn stellige overtuiging voldoet de oproeping, zoals die tot ons is gekomen, niet aan het gestelde in artikel 50 lid 2. De VOORZITTER: Mijnheer Van der Kallen, als u kijkt bij de oproeping voor deze vergadering naar de agenda, ontslag wethouder P.M.I. van den Kieboom, initiatiefvoorstel bijgevoegd. Er wordt verwezen naar een bijlage. Daar staat uitdrukkelijk in de tweede alinea van de overwegingen: "Het is in onze democratie gebruikelijk dat een wethouder, hoewel dat niet formeel hoeft, enz., dan rest de raad geen andere weg dan, met gebruikmaking van artikel 49 van de Gemeentewet enz.". Daar wordt wel degelijk naar artikel 49 verwezen. Er wordt vanuit de agenda naar het bijgaand initiatiefvoorstel verwezen. Ook in het besluit vindt u weer terug: "overwegende dat,aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 49 van de Gemeentewet; gelet op de arti kelen 49 en 50 van de Gemeentewet". De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, u heeft gelijk dat het in de bijlage zit, maar de wet spreekt heel nadrukkelijk: Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 49. Dat citaat komt niet voor op de agenda en dat is de formele oproeping. De heer WITHAGEN: Voorzitter, ik ben het niet met de heer Van der Kallen eens, artikel 49 wordt in de overwegingen op het raadsvoorstel genoemd. Dat is de eis die in de wet staat. Er staat letterlijk in de oproeping vermeld dat het voorstel tot artikel 49 aan de orde komt. De heer VAN DER KALLEN: Maar dat is niet in de oproep vermeld, dat staat vermeld in de bijlage bij de oproep. Dat is niet de oproep. Als deze raad anders besluit, vind ik dat jammer, want Bergen op Zoom heeft al geen aardige primeur met deze gang van zaken. Maar als straks de primeur is dat voor de Raad van State dit besluit, wat we vanavond nemen, ongeldig wordt verklaard, dan denk ik dat we heel dubieus bezig zijn. Ik wil deze raad voor de weinig verheffende tonelen wel degelijk behoeden. Als deze raad de let terlijke tekst van de wet naast zich neer wil leggen, is dat aan de raad. Dan betreur ik dat zeer. Maar ik kan mij toch voorstellen dat u er nog eens over nadenkt. De VOORZITTER: Mijnheer Van der Kallen, ik stel voor dat wij de vergadering voor een korte tijd schorsen, zodat wij bestuurszaken over de Gemeentewet en de toelichting daarop even raadplegen. De vergadering zal daarna voortgezet worden. De heer WITHAGEN: Voorzitter ik wil niet gekoppeld worden aan de opiniërende bijzinnen van de heer Van der Kallen. Dus ik trek mij uit deze kleine dis cussie even terug. Het ging mij om een formele kwestie, namelijk of het voorstel bij de oproep hoort of niet. Dat is de vraag. De VOORZITTER: Wij lezen de tekst van de wet er nog een keer op na en wij zullen ons daarover laten adviseren. Ik schors de vergadering voor 10 minuten. Aldus schorst de VOORZITTER de vergadering om 19.38 uur. De VOORZITTER heropent de vergadering om 19.48 uur. -3- De VOORZITTER: Dames en heren, de vergadering is heropend. Wij gaan verder met de beraadslagingen over de agenda. Mijnheer Van der Kallen, wij hebben de tekst van de wet en de toelichting er nog een keer zorgvuldig op nagelezen. Als wij kijken in artikel 50 lid 2 naar wat daar staat en met name wat betreft de oproeping, staat daar vermeld wanneer die er moet zijn. U wijst ons op: Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in artikel 49. U verwijst naar een toelichting, waar dus staat: Bovendien moet in de oproeping worden vermeld dat een voorstel, als bedoeld in artikel 49, aan de orde komt. Artikel 49 luidt als volgt: "De raad kan 1 of meer wethouders ontslag verlenen indien dezen het vertrouwen van de raad niet meer bezitten". In artikel 50 wordt steeds gezegd, "als bedoeld in artikel 49". Er staat in de tekst van de wet niet dat er verwezen moet worden, nee, er staat, als bedoeld in artikel 49. Dat betekent dat in de agenda, in de oproeping duidelijk moet zijn dat aan de orde is het voorstel om "ontslag te verlenen aan een wethouder". Men heeft zeker willen stellen dat het voor de raad helder zou zijn wat het agendapunt zou zijn, wat er aan de orde is. Ik denk dat de agenda geen misverstand laat bestaan over het onderwerp wat hier geagendeerd is, namelijk het initiatiefvoorstel tot het ontslag ener wethouder. Dus ik denk dat de procedure en wat men heeft willen bereiken met artikel 50 lid 2, dat er geen misverstand bij de raad zou zijn waar het over gaat, dat daaraan is voldaan. Wat het college betreft, is er geen aanleiding om in twijfel te trekken dat de convocatie akkoord is geweest en dat het de raad helder is waar het vanavond over gaat. Ik denk niet dat een uwer twijfelt wat het voorstel van de initiatiefnemers is. Ik denk dat dat het wezenlijke in de procedure en ook de bepaling in de wet is. Wat het college betreft, wij hebben geen aanleiding kunnen vinden in de wet en in de toelichting daarop om de vergadering aan te houden en om met een nieuwe oproeping te komen. de heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik neem kennis van uw toelichting. Ik weet wel zeker dat ik een andere mening daaromtrent heb, maar ik denk dat zo mogelijk de tijd zal leren wat de ware interpretatie van de wetsartikelen is. Ik neem aan dat we nu verder gaan. Ik heb wel bezwaar, maar ik sta daarin slechts alleen. de VOORZITTER: Dames en heren, dan kom ik nu tot het agendapunt zelf. Wenst een van de initiatiefnemers tot dit voorstel het woord? De heer MULLER: Voorzitter, ik denk dat we inderdaad hier kort over kunnen zijn. De politieke uitspraken als zodanig zijn de afgelopen raadsvergadering genomen. In de motie van wantrouwen tegen de heer Van den Kieboom zijn de overwegingen opgesomd, waarom de motie van wantrouwen is ingediend. Boven dien hebben de initiatiefnemers toen ook nog een toelichting gegeven op deze motie van wantrouwen. Dus wat dat betreft, denk ik dat het aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Voorzitter, en dat is ook het enige wat thans aan de orde is, naar onze mening. Alles wat door anderen gesuggereerd wordt over de motie van wan trouwen is naar onze mening volstrekte onzin. Er zijn... De heer DIETEN: Kan de heer Muller toelichten wat er allemaal geïnsinueerd wordt, zodat we weten waar we vanavond over praten? De heer MULLER: Mijnheer Dieten, met name in kranteartikelen is een heleboel gesuggereerd over deze motie van wantrouwen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 242