- 36 - J ,^n Hierin had de schadebeoordelingsconb uitzicht e a. talttt «an. "|nschade toe te kennen. De missie geadviseerd om 'toeqedaan. Anders dan verweerder, gemeenteraad was die afdeling van oordeel dat de totstand- Een°laatstef nootS van^di1 heer Van Wijmen. Telkens weer hoort men ij Dlanschadezaken de opvatting dat men aan een bestemmingsplan geet rïchten kan ontllnen en dat daar»gaen schade wege», planologische wijziging vergoed zou hoevfw°5ff"het wan rekening moeten houden met wijzigingen die vallen, als het ware binnen het normaal maatschappelijk risico. Terecht stelt<je lino dat de wetgever via artikel 49 juist bescherming heeft wilier, bieden in die gevallen waarin een planologische wijziging °ney®JjJ dige schade veroorzaakt. De wetgever houdt zulke schade buiter normaal maatschappelijk risico. 7„nn0 iqqi Als laatste citaat uit het boekwerk Bestuursschaderecht Zwolle 191 van de heer van Zundert. Het aangeven van de grens van het normaa maatschappelijk risico impliceert een uitspraak in concreto vraag of en in hoeverre een planologische verandering m de li]i der verwachting lag en of en in hoeverre ook de concrete planologi sche verandering in de lijn der verwachting lag. De schadebeoorde- lingscommissie en in navolging de gemeenteraad kan zich dus bete maar niet expliciet begeven op het gladde ijs van de concretiserin, van normaal maatschappelijk risico als onderdeel van de aanspraxe- lijkheidsvraagVan Zundert, Bestuursschaderecht, Zwolle 1993. Deze uitspraken zou ik u graag ter informatie willen meegeven. De heer AERTSSEN: De Wet op de Ruimtelijke Ordening laat naar onzf mening terecht toe dat er een mogelijkheid bestaat om tot planscha- de te komen, indien daar mensen een beroep op doen. Ik denk dat bi deze zaak een goede procedure is gevolgd. Het is nu aan de raad oi uiteindelijk aan het eind van dit proces oordelen te vellen. I vind het goed dat het college in haar voorstel nog eens even heef aangegeven wat de overwegingen van de commissie zijn geweest, zoda eenieder nog eens helder kan lezen hoe het in de commissie gegaai is, dat het uitgebreid is behandeld en dat het niet nodig is om dal vandaag nog eens een keer te doen, althans wat mijn fractie be treft. Mijn fractie acht de argumenten van de planschadebeoordelingscot missie om te komen tot een uitkering van schade broos en wankel Wij hebben de elementen die de commissie heeft genoemd en dij volgens haar tot vergoeding van de schade moet leiden tegen be licht gehouden en gewogen en de balans is bij onze weging in ee andere richting doorgeslagen dan bij de weging door de onderhavig commissie. Nogmaals, ik heb er geen behoefte aan om al deze elemen ten opnieuw te noemen. Ik sluit mij wat dat betreft volledig aa bij het betoog van de heer Vermeulen van het CDA. Wij wijzen het voorstel van het college dan ook af. De heer PLASMANS: De WD-fractie heeft in juni 1992 een open bri® aan de bewoners van Meilust gestuurd en daarin hebben wij onde andere aangegeven dat in Nederland en dus ook in Bergen op Zoom niet ontkomt aan het feit dat het beschikbare grondgebied steed beperkter wordt. We hebben daardoor een karakteristiek die dichte - 37' - vólkt en bebouwd is. Dit noodzaakt soms tot een herschikking van de beschikbare ruimte via een bestemmingsplan. Dat betekent echter niet dat elk bestemmingsplan onherroepelijk is. Wijziging van het onderhavige bestemmingsplan wordt door de WD-fractie dan ook beschouwd als een aanvaardbaar maatschappelijk risico. Op dit punt wijken wij duidelijk af van het advies van de commissie en het college. In abstracte zin mag er dan sprake zijn van een planologi sche verslechtering, volgens de WD betekent dit nog niet automa tisch dat dit tot schade hoeft te leiden. Recente verkopen van huizen onderstrepen dit. Echter de adviescommissie gaat hier wel van uit en zij onderbouwt dit met niet planologische, maar met feitelijke en deels subjectieve argumenten. Ook hier verschilt de WD-fractie met het advies van de commissie. Tenslotte, voorzitter, er ligt nu een advies aan de raad voor ons. De raad heeft een eigen verantwoordelijkheid in de beoordeling van dit advies. Wij als WD-fractie gaan deze verantwoordelijkheden niet uit de weg. Het moge duidelijk zijn dat het advies de WD- fractie niet heeft overtuigd. We hebben in de commissie als duide lijk gemaakt dat het wat ons betreft een sterk arbitrair karakter heeft en het gaat ook in tegen ons rechtsgevoelDat betekent concreet dat wij niet accoord kunnen gaan met uw gewijzigde voor stel Tot slot, voorzitter, de wetgeving in ons land honoreert alleen billijke en redelijke schadeclaims en wat betreft de WD-fractie hoort dat ook zo te blijven. De heer VAN DER KALLEN: Ik kon de commissievergadering waarin dit behandeld werd niet bijwonen. Ik was verbaasd toen ik de dag daarop de krant opensloeg, want er is een goed gebruik in ons land en als ik het CDA bij agendapunt 11 hoorde zeggen, we hebben een commissie gehad en die heeft het allemaal heel nauwkeurig bepaald en als het dan negatief uitvalt wees dan a good sport. Dat zeggen ze bij agendapunt 11. Ze zeiden dat bij agendapunt 11 terecht. Wat me dan verbaast is dat ze dat bij agendapunt 22 niet zeggen. Dat komt op hetzelfde neer. Er is een commissie benoemd en die wordt geacht deskundig te zijn, die heeft ook een deskundigheid die ik althans, dat erken ik, niet bezit. Ik pretendeer ook niet die deskundigheid te hebben. Ik denk dat wanneer je een commissie benoemt en je hebt daar goede redenen voor en klaarblijkelijk vond de raad toen die commissie werd benoemd dat er dus in ieder geval een schadeclaim werd ingediend met elementen van redelijkheid en billijkheid, anders hadden we die commissie niet eens hoeven te benoemen voor veel geld. Dat hebben we gedaan omdat we tot een gewogen oordeel wilden komen. Die commissie is tot een gewogen oordeel gekomen. Eigenlijk had ik nu kunnen stoppen en kunnen verwijzen naar mevrouw Kammeijer en de heer Bolsius met betrekking tot hun betogen, waar ik feitelijk heel weinig aan toe te voegen heb, ware het niet dat de heer Vermeulen namens het CDA nog iets anders zei, waarom hij het afwees. Daar zat een element in van: kijk, een andere regeling van waardevermeerdering in geval dat zou zijn door een planologi sche wijziging bestaat niet.Dat is juist. Die bestaat niet zomaar. Als je de moeite neemt om de memorie van toelichting op die wet nog eens na te lezen, het is oud maar het is best de moeite waard, dan kom je tegen en dat is in de overheidswetgeving wel vaker, wie bepaalt betaalt. Als een gemeenteraad iets bepaalt en dat leidt tot waardedaling, dan betalen zij daarvoor. Zo simpel is het.Daarvoor is dat artikel 49 gegeven. Als de gemeente bepaalt en het stijgt, dan kan je moeilijk naar de burger gaan en zeggen nu moet jij

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 23