-58-
een besluitvorming komt. Die argumenten zijn serieus door het college mee
gewogen, maar collegeleden en raadsleden staan voor een bredere afweging dan
alleen de wensen en belangrijke argumenten van direkt betrokkenen en om
wonenden. Ik ga alle andere argumenten nu niet herhalen. Die zijn in com
missievergaderingen en hier vanavond uitgebreid aan de orde geweest.
In ons stelsel van parlementaire en representatieve democratie hebben
raadsleden het vertrouwen gekregen om hun stad voor 4 jaar te besturen.
Zonder last maar inmiddels wel met de nodige ruggespraak en die heeft uit
gebreid plaatsgevonden.
De raadsleden hebben het recht, maar ook de plicht om vanuit de eigen ver
antwoordelijkheid, die ze hebben, de heer Dieten noemde dat straks bij een
raadsvoorstel "blijven nadenken", om in het belang, het belang van het wel
en wee van de hele stad en voor de vele belangen, die er spelen, en die ook
hier aan de orde zijn geweest, desnoods -en dat doe je niet lichtvaardig,
met voorbijgaan aan de mening van een groot deel van je stadgenoten -toch
tot een eigen oordeel te komen. Als ze dat niet zouden doen, zouden raads
leden hun plicht verzaken en mogelijk, en dat is hier vanavond ook duidelijk
gebleken, kiezersbedrog plegen, als dit onderdeel in hun verkiezingspro
gramma voorkwam.
Ik had altijd de indruk dat Lijst Linssen heel veel waarde hecht aan het
niet plegen van kiezersbedrog, ook niet vreemd rond deze discussie. Dan
vraag ik mij af, hoe u nu van anderen kunt vragen dat wel te doen, of
collegeleden kunt verwijten dat niet gedaan te hebben. Dat is een discussie
waar ik graag met u verder over zou willen praten. Wat u zelf niet wenst te
doen, mag u ook van anderen niet vragen.
U maakt deel uit van deze representatieve democratie. U kent de uitgangs
punten of wordt geacht die te kennen. De motie stelt ons echt teleur.
Ook de andere argumenten, de gevolgde procedure en verdeeldheid van het
college, anderen zijn er al op ingegaan. Ik denk niet dat het argumenten
zijn om deze vergaande uitspraak aan te verbinden. Het college ontraadt
unaniem aanvaarding van deze motie van wantrouwen.
Nog behoefte, mijnheer Linssen, in tweede termijn? Neen. Nog anderen?
Neen, dan concludeer ik dat met voorstemmen van Lijst Linssen deze motie is
verworpen.
Dames en heren, dan kom ik nu aan de motie, indiend door de frakties van het
CDA, D66 en VVD. Ik kijk naar de heer Muller, of hij behoefte heeft om de
motie verder toe te lichten.
De heer MULLER: Voorzitter, ik denk dat de overwegingen, zoals de drie
volledige frakties die in de motie hebben aangegeven, duidelijk zijn. Voor
ons staat dat buiten twijfel.
Wethouder Van den Kieboom heeft bij agendapunt 5 een stemverklaring aige
legd. We moeten constateren, voorzitter, dat het voorstel, wat u in juni er
visie heeft gelegd, en dat vanavond aan de orde is, inhoudelijk niet is
veranderd. Wethouder Van den Kieboom heeft daarover gezegd, de nodige
twijfels te hebben, dat kennis en informatie ontbreken, en in de financier
onderbouwing geen vertrouwen te hebben.
Voorzitter, dit zijn mooie volzinnen, maar hij heeft dat verder niet on
bouwd. Sterker nog, hij heeft ons daarvan geen deelgenoot gemaakt. Ander
hadden wij bij agendapunt 5 er inhoudelijk op in kunnen gaan. Dat is aiie
maal niet gebeurd. Vandaar de overwegingen, zoals die thans in de motie z
opgenomen door de drie frakties.
De VOORZITTER: Heeft iemand van de andere frakties, die de motie mede hebben
ingediend, nog behoefte aan het toelichten van de motie? Ja, dan is
woord aan de heer Smits.
-59-
De heer SMITS: Voorzitter, bij de coalitievorming hebben we afspraken
gemaakt. Die afspraken hebben geleid tot een coalitieprogramma. De inhoud
van het coalitieprogramma, daar is het college mee gestart. In dat coalitie
programma staan een aantal zaken waar de VVD ook niet bij staat te juichen,
maar dat hoort zo in een programma wat uitmondt in collegiaal bestuur. Dan
moet je ook rekening houden met zaken die anderen inbrengen.
Wij zijn daartoe bereid. Wij vinden dat collegiaal bestuur ontstellend
belangrijk is om tot zaken te komen in deze stad. Nu is het duidelijk dat de
intentie van die gesprekken destijds was en is, de toeristisch-rekreatieve
ontplooiing van deze stad. Die woorden hebben dan betrekking op het creëren
van werkgelegenheid. Steeds komt naar voren dat we een eenzijdige werkge-
legenheidsstruktuur in deze stad hebben en dat die dus verbreed moet worden.
Juist bij de toeristisch-rekreatieve ontwikkeling van deze stad is het
aandeel van de laaggeschoolden erg groot. In de laatste berichten staat dan
weer dat 14,4% van de tot werk mogelijk geachte bevolking, werkloos is en
die zouden juist in deze sector een prachtige opvang kunnen hebben. Daar
staan we voor en daar moeten we voor staan.
Voorzitter, de medewerking en de samenwerking tot het uitvoeren van dit
plan, wat vanavond aangenomen is, daarvoor is het ontstellend belangrijk dat
er eenheid in het college bestaat om dat voor te bereiden en uit te voeren.
Wij staan daarvoor. Wij vinden dat dat dan zo niet kan, zoals wij dat in de
coaltitievorming en daarna het collegeprogramma hebben afgesproken.
Het kan politiek niet. Ik heb er erg veel spijt van dat het zo gelopen is.
Maar politiek gezien, is dit niet mogelijk. Wij moeten dus de motie, die wij
ondertekend hebben, steunen.
De heer BOLSIUS: Voorzitter, de fraktie van D66 hecht er bijzonder aan, als
bestuurders, die in juni ja zeggen tegen een voorstel en tegen datzelfde
voorstel nu nee, om daar politieke consequenties aan te verbinden. Dat is de
hoofdreden en dat staat ook vermeld in de motie.
De heer BOOGAART: Ik zou deze voorzitter echt uit willen nodigen tot luis
teren naar wat ze in het stadskantoor tegen mij gezegd hebben. Inhoudelijk
hebben we niks op de heer Van den Kieboom aan te merken, maar... Hij is een
goede wethouder. Wij vinden het jammer dat we hem weg moeten sturen.
Voorzitter, dit wil ik voor de geschiedschrijving duidelijk in de notulen
vermeld zien.
Staan de fraktievoorzitters nog steeds achter hetgeen ze daar gezegd hebben
over de kwaliteit van de wethouder?
De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik betreur de motie in hoge mate. Hoe
wel ik het wel begrijp, want, evenals de heer Muller, heb ik gemist de
inbreng van de wethouder als gewoon raadslid in de eerste termijn. Dan was
het goed geweest om de argumenten, die bij hem leefden, te bediscussiëren.
Dat is ook de taak en de inhoud van een raadsdebat, althans in mijn opvat
ting.
Ik vind de motie jammer, omdat het college tot op dit moment naar mijn
stellige overtuiging goed heeft gefunktioneerd. Ik wil niet zeggen dat ik
het altijd met het college eens ben, maar voor de totale inzet van het
college heb ik grote waardering.
Ik vind het ook jammer, omdat ik vind dat het niet zozeer op het stemgedrag
hij een incidenteel onderdeel aankomt, maar op de inzet van een wethouder om
uit te voeren wat de raad in meerderheid hem opdraagt. Helaas heeft de heer
Van den Kieboom in zijn stemverklaring niet aangegeven dat hij de mening van
de meerderheid van de raad zou accepteren en eventueel bereid zou zijn die
uit te voeren. Dat vind ik jammer, want als hij in eerste termijn aan het
debat had deelgenomen, waren er ook richting hem vragen gesteld kunnen