12 helemaal helder. Ik heb de commissie toegezegd dat wij de historie weer helemaal boven water gaan halen, dat wi;j vervol gens gaan kijken wat er voor afspraken gemaakt zijn tussen u en het college. Dat gaan we nog eens op een rijtje zetten om daar vervolgens met u over te gaan discussiëren. De vraag van de heer Dieten specifiek over de scheiding tussen scheidsrechtersrol en belanghebbendenrol daarvan kan gezegd worden dat het identiek is aan de situatie waar Ie als over heid in zit. In dit geval, waar het verkoop betreft van een eigen stuk grond en de artikel 49 procedure treedt je op als belanghebbende en scheidsrechter. In eerste instantie, daarin geeft het college eigenlijk ook de heer Van der Kallengelijk, ben je als raad geroepen om de wet te handhaven en er in ieder qeval voor te zorgen dat je in de geest van de wet ope reert. Dan laat je je adviseren en beoordeelt een adviescollege of de betreffende persoon wel of niet schade geleden heeft. Dat moet zo objectief mogelijk gebeuren^ Nu komt het belang hebbenden aspect, naar mijn gevoel, altijd op de tweede plaa ts want je hebt - min of meer bewust - destijds gekozen voor deze procedure en je hebt het niet afgewenteld. Dus, om nog een opmerking in de richting van de heer Dieten te maken, denken wij dat de vierde deskundige die hij zo graag in het geheel zou betrekken, niet op zijn plaats is. De heer DIETEN:Wij hebben toch geen duidelijk antwoord gehoord op de vraag of er nu nog lijken in de kast zitten. De beant woording ging een beetje in de richting van we hebben nog niet goed gedefinieerd wat we onder lijken verstaan. Waar het mij om gaat is om te weten of er op dit moment nog verkopen aan de orde zijn die hier al gepasseerd zijn, waarin de afwentelmgs- bepaling niet zit zodat we in de toekomst inderdaad nog met dit soort zaken geconfronteerd kunnen worden. Ik wilde daar toch graag een wat concreter antwoord op hebben. De tweede opmerking heeft te maken met_ de vraag of we_ nu primair uit moeten gaan van de onafhankelijkheid en het objec tieve karakter van de behandeling van deze verzoeken of moeten wij erkennen dat hier sprake is van een dubbelkarakter van deze verzoeken. Ik denk toch dat we moeten vaststellen dat het laatste aan de orde is. Wij zijn in deze èn procedurebewaker èn belanghebbende. Dan wil ik niet dat wij het_ een met het ander verwarren, maar dan wil ik juist dat wij beide een serieuze en eigen plek geven in deze procedure, zodanig dat de schadebeoordelingscommissie het werk kan doen van advisering, op basis van een afweging van de belangen. De verzoekers m deze procedure zullen zich uiteraard laten ondersteunen door advocaten etc, zoals ook is gebeurd bij andere voorbeelden. Als zo'n commissie die een objectief advies uit moet brengen van één kant intensief bestookt wordt en door ons als verweer der niet intensief bestookt wordt, dan denk ik toch dat juist de objectiviteit van de procedure een beetje mank gaat lopen. Ik begrijp ook uit de reacties en ook uit het achterweg blijven van reacties van anderen dat dit op dit moment nie tot groot enthousiasme leidt. Wat mij betreft moeten we daar toch op terugkomen en wij zullen dat doen, zoals we ook a eerder hebben aangekondigd, nadat een uitspraak gekomen is op de zaak van de Lambertijnenhof 13 De heer VAN DER KALLEN: Ik wil daar toch nog een keer op reageren. De heer Dieten sprak over een lijk in de kast. Ik noem het eerder een ongewenste vrucht. Bij ieder samenzijn, ook economisch samenzijn, kan je gewenste vruchten hebben, dat is een gewenste overeenkomst zonder nare gevolgen en je kunt ongewenste vruchten hebben zoals in dit geval, waardoor je voor consequenties komt te staan. Ik wil ook heel duidelijk nu reeds uitspreken dat ik het niet op voorhand verstandig vind om constant te zeggen dat mag nooit meer in een contract staan. Twee contractpartners moeten afwegen, in goede doen, wat de mogelijkheden zijn en wat de positie is van de gemeen te. In het ene geval kan dat tot een vaste stellingname zijn van dat komt in het contract en in het andere geval ben je zo blij dat je de zaak rond krijgt en je een tegemoetkoming moet doen en dan kan het zijn dat je het niet in het contract opneemt. Ik denk dat voor de flexibiliteit van de gemeente en voor het uiteindelijk resultaat voor de bevolking het van groot belang is dat het college de vrijheid heeft en houdt. Ik ben ervan overtuigd dat het college, ook volgende colleges, daar zorgvuldig mee om zullen gaan. Blijft over de positie van de overheid in de richting van de burger. Ik denk dat de wetgever heel nadrukkelijk heeft be doeld de burger die in dit soort zaken in een zwakke positie zit te versterken ten opzichte van een overheid die over heel veel invloeds- en machtsmiddelen beschikt. Artikel 49 is er heel specifiek voor om de belangen van de individuele burger op een juiste manier te beschermen in verhouding tot de belan gen van een overheid. Ik denk dat we daar echt van af moeten blijven. Ik denk dat de wetgever het heel nadrukkelijk bedoeld heeft zoals wij het bij dit voorstel opvolgen, het benoemen van een onafhankelijke commissie die de schade vaststelt en daarna moet de gemeente haar afstand bewaren en de consequen ties van het aangaan van dat contract gewoon accepteren. De heer Dieten heeft het over wel of niet intensief benaderen van een of andere partij. Ik denk dat de procedure heel exact in de wet omschreven staat en in procedures is vastgelegd. De heer DIETEN: Het gaat mij niet om het aantasten van dat wat in de wet staat.Wij hebben zelf een procedure vastgesteld en gaat het mij erom dat wij dat in mijn ogen evenwicht brengende element eventueel later in de procedure zouden moeten inbren gen. ik treedt niet in de wet maar in onze eigen procedure en in de wijze waarop wij als verweerder in de procedure onze belangen verdedigen. De heer VAN DER KALLEN: Ik wil daar toch op reageren. De heer Dieten spreekt over evenwicht. Ik denk dat dat er in dit geval Het is en dat het er nooit zal zijn. De burger is in een zwakkere positie dan de overheid en de overheid moet, net als iedere andere partij, de gevolgen van haar handelen gewoon accepteren. Dat is de doelstelling van dit gegeven. Ik pleit nadrukkelijk voor het houden van afstand in deze procedure. De heer JANSSEN, wethouder: De eerste vraag "zitten er nog lijken in de kast" die ik naar de mening van de heer Dieten niet voldoende heb beantwoord daarop wil ik zeggen, om maar

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 197