-44- glashelder dat die taakstellende bezuiniging van 130.000,— overeind blijft? De VOORZITTER: Nee, u zegt dat u het b en w-voorstel wijzigt en dan schrapt u wat daar staat. Het college zegt van, nee, laat die eerste woorden staan en zeg daarachter dat we het beëindigen vanuit het budget sociaal cultureel werk en ga vervolgens tot het onderzoek over. Heel helder. De heer MULLER: Voorzitter, materieel zijn we het daarover eens. We zullen naar de tekst kijken en dan moet die waarschijnlijk aangevuld worden. De heer WITHAGEN: Voorzitter, voor wat betreft de motie van de sociaal- culturele accommodatie op de Bergse Plaat delen wij u mede dat wij geen behoefte hebben aan deze motie. Voor wat betreft het amendement met de punten i. j. en k., stellen wij uit drukkelijk dat wij de argumentatie van het college, zoals wij in eerste termijn reeds aangaven, over de gemeenteauto delen. Wij zullen dat dus niet steunen. De taakstellende efficiencybesparing bij de brandweer zullen wij, met dezelfde argumentatie als het college, ook niet steunen. Ook het toege past profijtbeginsel bij de verstrekking van koffie en thee aan bestuurders en ambtenaren zullen wij niet steunen. Wat betreft het terugbrengen van de A.M.B.V., voor wat betreft de gesubsid- dieerde sector, delen wij ongeveer datgene wat het college heeft medegedeeld in haar termijn. Wij zullen ook dit niet steunen. De CDA-fraktie blijft wel steunen het verzoek om de onderzoeksfase voor de honk- en softbalaccommodatie naar voren toe te halen. Wij hebben het hier nadrukkelijk over de onderzoeksfase met name, omdat wij eind 1995 al duidelijkheid willen hebben over wat er op ons afkomt. Of er mogelijkheden zijn om iets te realiseren en wat de kosten daarvan gaan worden. We staan dan weer opnieuw voor de vraag, op we dat konkreet willen inploegen of niet. Dus wij denken dat het beproeven van de onderzoeksfase op dit moment nog niet een gat schiet in de begroting op welke begroting dan ook, maar dat wij dan eind 1995 haring of kuit kunnen verkopen, wanneer we iets kunnen en wanneer we iets niet kunnen. Als we nu de onderzoeksfase blijven opschuiven naar 1996 dan betekent het dat we in ieder geval het eerste anderhalf jaar niets kunnen zeggen en niets kunnen doen. Dus de onderzoeksfase willen wij naar voren halen en dat is ook de strekking van de motie. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik wil toch een vraag stellen. Als naar de voorjaarsnota kijk onder 3.b., dan staat er dat de voorbereiding reeds kan gaan plaatsvinden en dat de besluitvorming in 1997 zal plaats vinden. Kijk ik naar het amendement, dan spreekt dat wel degelijk van een besluitvorming in 1995 en dat is toch iets anders dan wat de heer Withagen nu uitlegt. De heer WITHAGEN: Nee, de heer Withagen vraagt vriendelijk doch dringend, en wij hebben deze motie gesteund als partij, haal de onderzoeksfase naar voren zodat we eind 1995 inderdaad weten waarvoor we staan. De heer VAN DER KALLEN: Maar dan zou er achter "nog dit jaar af te ronden' een punt moeten verschijnen en de rest van de zin zou dan moeten vervallen. De VOORZITTER: Als u iets anders bedoelt dan hier staat, want hier staat besluitvorming. Bij een besluit hoort de pecunia en dat hebben we dan nie voor de begroting 1996 geregeld. Dus als u zegt, haal het onderzoek en de voorbereiding naar voren en rappor teer daarover eind 1995 dan kan de wethouder daar zo op ingaan of ze dat ai -45- mogelijkheid ziet, maar de besluitvorming is dan daarna. De heer WITHAGEN: Voorzitter, met alle respekt, maar als we zeggen, tot besluitvorming kan worden overgegaan, dan zegt dat niets over de richting waarvan en of we bedragen willen besteden. Het kan gemakkelijk zijn dat we in samenwerking op een veel goedkopere manier aan de bak kunnen komen dan met de bedragen die vanavond genoemd zijn. De wens van de 4 partijen is, haal het onderzoek naar voren toe, zodat we eind 1995 besluitvorming zouden kunnen plegen. We kunnen dan van alles bekijken. We kunnen ook eerst deels dekkingen vinden als dat noodzakelijk is, we kunnen huursituaties overwegen. Er zijn tientallen mogelijkheden waarvoor we dan staan. De heer VAN DE WATER: Maak dan een nieuw amendement. De heer WITHAGEN: Dit amendement is toch duidelijk, alleen het college dwingt ons op dit moment om in de bestedingssector iets te zeggen. De heer VAN DE WATER: Het amendement is duidelijk, alleen de uitleg niet. De VOORZITTER: Gaat u verder, mijnheer Withagen. De heer WITHAGEN: Voorzitter, voor wat betreft de motie op de te onderzoeken onderdelen. Wij hebben die niet ondertekend, maar wij hebben er geen moei lijkheden mee en zijn best bereid om die inhoudelijk te ondersteunen. Dit is een onderzoek wat alleen maar helderheid kan verschaffen. De heer LINSSEN: Voorzitter, eerst een algemene opmerking. Zowel het college als de heer Van der Kallen melden dat er gewacht moet worden op de herin deling. Daar wordt voor gewaarschuwd, terwijl het mijns inziens nog niet vaststaat of die herindeling wel op tijd zal plaatsvinden. Krijgen wij dan niet een bestuurlijke verlamming straks? Het ziet er toch naar uit dat het wel eens wat langer zou kunnen gaan duren en daardoor zou je niks nieuws kunnen ondernemen. Dat vind ik nogal wat. Dat was een algemene opmerking. Het is jammer dat het college tegen ons amendement is met betrekking tot de minirotonde. Ik hoop dat er geen nieuwe slachtoffers zullen vallen als die verkeersdruk daar toeneemt, want die slachtoffers hebben niets aan de uitleg die we daar nu aan moeten gaan geven. Met betrekking tot het amendement van de artotheek. Ik denk dat het duidelijk is en dat iedereen er inmiddels mee akkoord is gegaan. Met betrekking tot het amendement van de Botte Hommel willen wij wel vast gelegd hebben taakstelling bezuiniging 130.000, Zo niet dan zijn wij tegen dit amendement. Wij willen best meegaan, maar nogmaals wij willen vast hebben staan taakstelling 130.000, Wij willen voor de rest best meedenken in de integratie gemeentelijke muziekschool, maar 130.000, staat voor ons vast. Voor de rest wil ik er niets meer over zeggen. Met betrekking tot het amendement ten aanzien van o.a. de gemeenteauto, ook daar zijn wij duidelijk in. Wij zijn tegen dat amendement. Wij vinden dat de gemeenteauto een noodzaak is. Wij hebben bij de voorjaarsnota wel een opmerking gemaakt, dat wij het redelijk zouden vinden dat als de gemeente auto gebruikt zou worden voor zaken die niets te maken hebben met de gemeen te Bergen op Zoom, dat die kosten verhaald worden. Dat zou kunnen zijn als een van de portefeuillehouders in een andere hoedanigheid optreedt, dan willen wij die kosten terugzien. Die wagen is een gemeenteauto voor Bergen op Zoom. Wij zijn er dus voor dat alle kosten, die gemaakt worden voor zaken die niets met onze gemeente te maken hebben, gedeclareerd worden op de plaats waar dat hoort.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1995 | | pagina 177