fi
die in Bergen op Zoom gebouwd zouden worden op vrijwillige
basis onder de Wet Milieubeheer gebracht zouden worden.
De heer DIETEN: In de commissie Milieu zijn wij vrij gedetail
leerd en uitgebreid en ook kritisch ingegaan op het milieu
uitvoeringsplan zoals het op tafel ligt. Ik zal dat hier
uiteraard niet herhalen. We hadden een hoofdlijn van kritiek
en die wil ik hier nog wel even aan de orde stellen. Dat had
te maken met het feit dat wij vonden dat het milieu-uitvoe
ringsplan te weinig concreet was. Te weinig geformuleerd in
output en teveel geformuleerd in input. Als reactie daarop
hebben wij gekregen dat in ieder geval wat betreft de wette
lijke taken er wel degelijk sprake was van een duidelijke
formulering van concrete output. Dan hebben wij kennelijk toch
een soort spraakverwarring van hoe moet je nu de output op
milieugebied formuleren. Als je dat doet in de termen zoals
dat hier gebeurd is, namelijk zoveel vergunningen afgegeven,
zoveel rapportages geschreven, zoveel onderzoeken gedaan, van
dat soort zaken, dat verstaan wij dat toch niet als meetbare
resultaten van milieubeleid. Wij verstaan daar veel meer onder
dat je gaat kijken hoe zit dat nu met de bijdragen vanuit
Bergen op Zoom aan luchtverontreiniging, hoe zit het met de
bijdragen vanuit Bergen op Zoom aan het verkeer en hoe kun je
dat in concrete getallen terugdringen. Hoe zit het wat de
bijdragen vanuit Bergen op Zoom betreft aan het concreet in
kilo's terugdringen van het gestorte afval. Hoe zit het con-
reet in Bergen op Zoom met de kilo's ingezameld glas. Zo zou
ik maar door kunnen gaan. Dus als het gaat over output dan
hebben wij daar dus blijkbaar een andere en concretere opvat
ting over dan de hier in andere zin concreet gemaakte output.
Wij hopen dan ook dat we de discussie daarover nog een keer
kunnen voortzetten als het gaat over het bijstellen van het
milieu-uitvoeringsplan en over het vaststellen van de milieu
programma's. Dat als eerste.
Wat ons betreft steekt een en ander ook een beetje schril af
bij de mate van concreetheid die wij verwachten van bijv. onze
eigen gemeentelijke produktbegroting en ook van de mate van
concreetheid die wij eisen bij bijv. de produkten die de
nieuwe stichting Samenlevingszorg produceert. Dat vinden wij
een goede discussie, dat we daar zeggen het moet meetbaar zijn
en controleerbaar zijn. Wij vinden toch wel degelijk ook dat
de produkten die wij op milieugebied tot stand brengen ook
evenzeer meetbaar en controleerbaar en toetsbaar moeten^ zijn.
Derhalve dat de output zoals die geformuleerd wordt in het
milieu-uitvoeringsplan ook aan die criteria voldoet.
Wij zullen niet tegen dit milieu-uitvoeringsplan stemmen, dat
zou suggereren dat wij het niet nuttig vinden dat al die taken
die hierin staan opgepakt worden en uitgevoerd worden, maar
wij willen graag in de toekomst nog met de wethouder van
gedachten wisselen over hoe wij in Bergen op Zoom^ tot de
verdere concretisering van de milieubeleidsdoelstellingen in
onze gemeente kunnen komen.
De heer VAN OERS: In de commissie is inderdaad gesproken over
meetbaarheid, outputgericht, meer produkt gericht en dat soort
zaken. Er is in ieder geval, daar was de CDA-fractie voora s
30
-og tevreden mee, duidelijk vastgesteld en aangegeven dat er
gewoon een ontwikkeling is wat dat betreft. Er is ook ambte
lijk aangegeven in die commissie dat er gewoon een ontwikke
ling is naar dat soort zaken, dat er meer en meetbaar gewerkt
gaat worden, maar dat men nu in een fase zit waarin het alle
maal nog niet te concretiseren is. Er is een duidelijke ont
wikkeling en er is ook duidelijk de wil aanwezig om dat te
doen. Vandaar dat wij onszelf ook volledig in dat plan konden
vinden, met in het achterhoofd dat er toch een positieve
ontwikkeling gaande is.
De heer VAN DEN KIEBOOMwethouder: De eerste vraag van de
heer Van der Kallen is, is het nu een concept of is het een
nota. Ik denk dat zolang de raad een nota niet geaccordeerd
heeft er altijd sprake is van een concept.
De heer VAN DER KALLEN: Noemen we nu in het vervolg alle
raadsvoorstellen concept enz. Hier zit geen logica in.
De heer VAN DEN KIEBOOM, wethouder: Je zou het ontwerpvoorstel
I kunnen noemen. Ik weet niet of dat aan de zaak zelf veel
afdoet.
De VOORZITTER: Laten we niet over een woord in discussie gaan.
De heer VAN DEN KIEBOOM, wethouder: De heer Van der Kallen
heeft een aantal vragen gesteld in de commissie en daar komt
hij nu op terug. Als achterliggende gedachte daarbij ligt dat
de wethouder, ondergetekende in dit geval, geen adequaat
antwoord heeft gegeven. Meer speciaal richt hij dat op de
preventieve maatregelen, de toekomst van agrarische gebouwen
en het verzoek om de intentie uit te spreken om vrijwillig de
realisering van parkeervoorzieningen onder de wet Milieubeheer
te brengen. Ik denk dat het milieu-uitvoeringsplan een hele
boel zaken al aangeeft met betrekking tot preventieve maatre
gelen, dat voor een aantal zaken richtinggevende aanpakken
worden voorgesteld die naar mijn opvatting vallen onder het
hoofdstuk preventieve maatregelen. Toekomst van agrarische
gebouwen. Ik denk dat we dat veel breder moeten benaderen. De
heer Dieten heeft in de commissie, zonder behoefte te hebben
de heer Dieten opnieuw zijn vraag te laten stellen, gesproken
over de herbestemming van leegstaande gebouwen. Als wij kijken
in de nota vanaf pag. 25 waar het per onderdeel terugkomt,
ziet u dat wij in 1995 beperkt, maar zeker in 1996 voornemens
zijn om op basis van plannen van aanpak duurzaam bouwen en
alles wat daar op een of andere manier mee te maken heeft in
gang te gaan zetten. Met betrekking tot de parkeergarages, ik
weet dat in het kader van heel de wetgeving het onderdeel
milieu daar heel nadrukkelijk onderdeel van uitmaakt. Ik vraag
me dan af wat de toegevoegde waarde zou zijn om vervolgens de
opmerking van de heer Van der Kallen in beleid te vervatten.
In mijn beleving maakt het absoluut onderdeel uit van de
wetgeving.
De heer Dieten zegt, het is wel duidelijk dat er sprake is van
input, maar te weinig van output. Ik denk, met dank aan de
heer Van Oers die al aangeeft wat in de commissie aan de orde
31