commissie gesteld heb, met de mededeling zou komen over wat voor koffie
geschonken gaat worden in het nieuwe stadhuis. Ik weet niet meer hoe I a
afspraak tot stand is gekomen, maar wij hebben een aantal jaren gelei; 9
besloten om Max Havelaar koffie te schenken.
De VOORZITTER: De vraag is duidelijk. Ik zal er zo op ingaan.
De heer AERTSSEN: Voorzitter, mijn fraktie ondersteunt de bedenkingen, ij
bezwaren die D66 heeft gemaakt ten aanzien van het voorstel.
Ik ga dat niet herhalen, maar het betekent dat wij kunnen meegaan met M
idee om het voorstel een maand aan te houden. Daar komt een extra argumet
bij en daar ben ik door overvallen. Namelijk het verhaal van Groen Liiij
over catering door het Werkvoorzieningsschap. Ik moet u zeggen dat het ai
onbekend is dat dit soort zaken door het Werkvoorzieningsschap wordt gedaan
Het lijkt mij een goede suggestie om dit idee in de overwegingen tj
betrekken.
De heer VERMEULEN: Voorzitter, ik had eigenlijk niet de behoefte om iets t
zeggen, maar de voorgaande sprekers nopen mij om toch een reaktie te geven,
Wat betreft de heer Dieten. In de commissie APPZ hebben wij het inderdaai I
over de situatie van de WSW gehad. Maar ik denk dat het toch niet zo hoeft
te zijn dat we daarom dit voorstel nu moeten opschorten.
In eerste instantie is ervan uitgegaan dat er 2 personeelsleden gedetacheeri 11
zouden worden bij de cateraar. Vandaar dat de WSW er in eerste instantie is I
uitgebleven. Maar in het voorstel, zoals nu geformuleerd, is toch duidelijl
te lezen dat we ook tot een evaluatie komen op een later tijdstip.
De evaluatie kan dan, wat mij betreft, drieërlei inhouden. Die kan ertoe
leiden dat wij met de bestaande cateraar doorgaan, dat we het helemaal i'
eigen beheer geven, of dat we alsnog de WSW een offerte laten uitbrengen ei i
dan beslissen tot catering als daartoe aanleiding mocht bestaan. Wij zi61 m
dus op dit punt geen aanleiding om het voorstel terug te geven.
Wat de heer Bolsius betreft. Ik kan in zoverre wel meegaan met zijn gedachts
dat hier het profijtbeginsel toch een belangrijke grondslag moet zijn. Vij I
denken eraan om alleen datgene, wat nu tot de vrije verstrekking van koffi* I
behoort zoals het nu plaatsvindt, zo te laten zoals het is en de rest van de
catering en de voorzieningen, die het bedrijfsrestaurant omvatten, kosten-
dekkend te laten zijn. In hoeverre dat dat tot een taakstellend bedrag zal I
moeten leiden van 155.000en of we daarmee uitkomen, kan ik op
moment niet beoordelen. Misschien is het het beste als wij nu zeggen,
nemen dit voorstel niet terug, we laten het zo vanwege de voortgang, maar iM
de toekomst zullen we natuurlijk wel op onze qui-vive moeten zijn om M
bekijken of dit op een of andere manier niet goedkoper kan. I
Wij willen het besluit handhaven zoals het er nu ligt. Wij hebben er op
moment geen behoefte aan om dit besluit terug te nemen.
De heer LINSSEN: Voorzitter, Lijst Linssen ondersteunt het betoog van
heer Bolsius. We vragen het college het voorstel in ieder geval terug tê
nemen en het volgende maand opnieuw te agenderen.
De heer SMITS: Voorzitter, de opmerking van de heer Bolsius vinden
aan de ene kant eigenlijk een beetje te laat komen en aan de andere kant een
beetje te vroeg. Met te laat doel ik op het feit dat in de commissie A#|
over de zaken, die hij nu aandraagt, geen woord gezegd is. Dat is een beet]
vervelend...
De heer BOLSIUS: Het betreft de financiële aspekten van het verhaal.
De VOORZITTER: Mijnheer Bolsius, wij bekijken de zaken integraal in de vaü*
-5-
commissies en ik vind dat het ook daar aan de orde had moeten kunnen komen.
De heer BOLSIUS: Ik heb in de commissie financiën aangegeven dat wij finan
ciële problemen hebben met betrekking tot dit voorstel en die komen nu op
tafel.
De heer SMITS: Ik vond dus dat het wat te laat was, want ik had er graag
over meegepraat. Ik heb ook de opmerking gemaakt dat ik het wat te vroeg
vind, omdat in het hele plan een evaluatie is ingebouwd na 6 maanden. De
overeenkomst loopt een jaar. In de stukken staat ook duidelijk dat we met de
evaluatie al op een half jaar zijn gaan zitten om vroegtijdig te onderkennen
hoe het loopt en hoe het zich ontwikkelt.
Een van de facetten, die ik nog niet gehoord heb in dit hele verhaal, is dat
ook eerder de bodediensten zijn teruggebracht. Als ik goed geïnformeerd ben,
is de inzet van bodes teruggelopen van 7,24 formatieplaatsen naar 5,3. Dat
zijn er dus bijna 2. Als ik daar de bedragen tegenover zet, dan denk ik dat
van de 134.895,wat het aanneembedrag is, dat het ver tegen elkaar
weggestreept kan worden. Dus ik zie er voorlopig geen aanleiding toe om dit
plan af te wijzen. Wij gaan voorlopig mee met het voorstel wat er ligt.
De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, de heer Bolsius claimt dat het een
financieel probleem is, maar hij brengt er wel andere elementen in, zoals in
deze tijd van bezuiniging en kosten enz.. Dus eigenlijk vind ik zijn betoog
oneigenlijk.
Aan het voorstel van de heer Dieten zitten toch wel een aantal aspekten,
waarover ik graag het commentaar zou horen van het college. Met name zou je,
die filosofie volgend, kunnen zeggen, we claimen het, we gaan privatiseren
en gaan daarna naar het Werkvoorzieningsschap. Maar uiteindelijk gaat dat
ten koste van marktarbeidsplaatsen. Als je uit financiële overwegingen
bijvoorbeeld zou kiezen voor het Werkvoorzieningsschap, dan denk ik dat je
tekort doet aan een aantal marktmechanismen. Plus moet je je de principiële
vraag stellen van, kijken we uitsluitend naar de kosten, of zijn er andere
elementen? Vinden wij dat we volwaardige arbeidsplaatsen moeten vervangen
door niet volwaardige arbeidsplaatsen in de zin van gesubsidieerde arbeids
plaatsen? Daar heb ik toch wel enige problemen mee.
Ik zou graag van het college horen hoe ze daar principieel over denkt, want
nu reeds hoor je menigmaal uit het bedrijfsleven van, wij vinden het oneer
lijke concurrentie van het Werkvoorziwningsschap, als het bijvoorbeeld gaat
over schildersbedrijven, loodgietersbedrijven enz.. In wezen zou een cate-
ringsbedrijf precies hetzelfde kunnen overkomen. Ik heb er zo mijn twijfels
over en ik vraag mij af of het wel verantwoord is, want je bedrijft vanuit
bet Werkvoorzieningsschap voor een deel oneerlijke concurrentie. Ik vind dat
dat als overheid eigenlijk niet zou mogen.
De VOORZITTER: Nog andere sprekers in eerste termijn?
De heer Bolsius brengt in discussie of, gezien de altijd schaarse gemeente
lijke middelen, het in deze tijd nog een prioriteit zou moeten zijn om meer
Weid te besteden aan de personeelsvoorziening. Als dat het geval zou zijn en
els dat meer zou gaan kosten, dan denk ik dat dat terecht een afweging is.
Maar daarbij wil ik voor twee zaken uw aandacht vragen.
Allereerst het belang van een bedrijfsrestaurant. Ik denk dat u dat niet
moet onderschatten. Dat heeft u ook niet gedaan. Naast het voordeel van
Wezamenlijke huisvesting, dat je even bij een collega binnengaat om snel een
probleem te bespreken, geeft ook een bedrijfsrestaurant de mogelijkheid om
mformeel tijdens een boterham of een kop soep snel een zaak aan de orde te
stellen. En dat is ook een bedrijfsbelang dat dat gebeurt.
Dan het tweede punt wat er speelt, de financiën. Daarbij betreur ik het dat
de heer Bolsius een bepaald overzicht wel heeft en de anderen niet. Namelijk