Wzxzx «ma aswggg;. - 14 - Vandaar dat ik aangaande het voorstel heel kort kan zijn. Wij hebben met het voorstel op zich betrekkelijk weinig moeite, aangezien het voor een groot deel de lijn volgt waarmee wij eerder hebben ingestemd. Wat mij wel van het hart moet is het volgende. Volgens informatie van de Kamer van Koophandel, helaas nog niet publiekelijk gemaakt, streeft Roosendaal voor wat betreft het aantal vierkante meters winkelvloeropper vlak in een goede poging te voldoen in een bovenregionaal beleid Bergen op Zoom op dit moment voorbij. Met andere woorden denkt mijn fractie dat het nu tijd is de stormbal te hijsen en te voorkomen dat wij als verzorger van ons gebied de boot gaan missen doe ik hierbij dan ook een hartstochtelijk beroep op bijv. het BKB ook eens als consument of als klant naar de Bergse binnenstad te kijken. Hoewel ik begrip heb voor alle mogelijke vormen van democratische inbreng in dit proces ook stil te staan bij de consequenties van de vertraging van de voortgang in de uitvoering van de plannen met be trekking tot het Past. Joorenplein. Vandaar ook dat ik het door het CDA reeds in de commissie geopperde plan om het St. Josephplein idee eerder uit te werken, want dat is toch de bedoeling zo dachten wij, van harte ondersteunen. Kortom ik ondersteun de voorstellen onder agendapunt 3 en De heer STUART, wethouder: Mis^chiPn i hot- Ho u ulsscnien xs het voor de orde handig om vast te stellen dat klaarblijkelijk over het voorbereidingsbesluit onder 3 I en 3 III geen verschil van inzicht bestaat en dat de afkoopregeling accoord is, zodat wij de discussie kunnen beperken tot de uitwerking van een raads besluit van vorig jaar ter zake de realisatie van een parkeeraccommodatie op het Past. Joorenplein en het ruimtelijke ordeningstraject wat daar voor nodig is in te zetten door middel van een voorbereidingsbesluit. De raad maakt het ons, net als dat in de commissie gebeurd is, dan toch op een enkel punt wel moeilijk, want ik vraag me nu af wat er ter discussie staat, zoals dat ook in de commissie gebeurd is, een voorstel van het college of een voorstel van de heer Muller om het zo maar eens kortweg uit te drukken. Ik zou er toch maar aan willen vasthouden dat er een voor stel van het college ter discussie staat en dat voorstel van het college houdt niet meer en niet minder in dan de uitvoering van een besluit van een jaar geleden in de zin van het opstarten van een planologische proce dure die daarvoor nodig is. Daarbij, dunkt mij, staat niet opnieuw ter discussie de noodzaak om in de kwantitatieve behoefte te voorzien, ook al wordt die noodzaak hier en daar bestreden. Aansluitend op wat de heer Linssen zojuist zei, heb ik er dan toch nog wel behoefte aan om even een stukje geschiedenis te schrijven voor wat dit probleem betreft. Vanaf de discussie die wij in deze raad gevoerd hebben over het verkeers circulatieplan en dat is in de periode 1978-1982 het geval geweest, hebben wij in deze gemeente 0 parkeerplaatsen toegevoegd aan het totale areaal. Wij hebben alleen maar gereguleerd door het invoeren van betaald parkeren, het invoeren van een belanghebbende regeling. De toen, 10 jaar geleden, vast gestelde behoefte bedroeg al evenveel als de behoefte die wij nu vaststellen en dat betekent dat, wanneer je rekening houdt met het feit dat de automo biliteit in die 10 jaar geweldig is toegenomen, het gebruik van de auto geweldig is toegenomen, het aantal auto's geweldig is toegenomen, er duide lijk frictie moet zijn met dat verleden. Als je toen al een behoefte vast stelde en je stelt die behoefte nu opnieuw vast, dan moet er frictie zijn zelfs tussen de benadering van toen en die van nu. Die frictie zit hem natuurlijk in de gewijzigde inzichten in die 10 jaar. Dan kom ik bij het door sommigen ten tonele gevoerde rijksbeleid. Dan vraag ik mij werkelijk af waar haalt men toch vandaan dat er een verschil van inzicht zou zijn tussen het rijksbeleid inzake parkeren en mobiliteit en de voorstellen van ons college terzake. Ik heb voor mij nog weer een circulaire, het is meer een reclamefolder eigenlijk, van het ministerie over parkeren en mobiliteit van januari 1993. Dat is dus van na onze besluitvorming. Wat wordt daar - 15 - nu onder andere in gezegd. Ik citeer maar veiligheidshalve. 'De autogebruiker wil in het algemeen zo dicht mogelijk bij de bestemming parkeren. Door ruimtegebrek is dit echter niet altijd meer mogelijk. Wegens de nadelige invloeden van het autoverkeer op het leefklimaat ook niet altijd gewenst. Dat heeft tot gevolg dat, vooral in bestemmingsge- bieden, later in de notitie blijkt dat men het dan heeft over met name stadscentra en stadsvernieuwingsgebieden, dat steeds meer wordt overge gaan tot concentratie van parkeercapaciteit. Daarbij is een zorgvuldige keuze van de locatie van groot belang. Enerzijds omdat een goede locatie een belangrijke voorwaarde is voor een hoge bezettingsgraad - exploitatie, anderzijds kan de locatiekeuze van parkeervoorzieningen een bijdrage leve ren aan het bereiken van de doelstelling van een sturend parkeerbeleid. Nu de doelstelling van een sturend beleid in binnensteden. Wat staat er. Het gaat om verdelen van schaarse ruimte en het verbeteren van de leef baarheid. Dat leidt in het algemeen niet tot terugdringen van de mobili teit en het gebruik van de auto. Dat is ook niet de bedoeling. De bedoeling is verdelen van schaarse ruimte en verbeteren van de leefbaarheid. Slechts de geconcentreerde voorzieningen in perifere gebieden, met name park and ridevoorzieningen, die zijn erop gericht om het autogebruik te verminderen. Wat wij hier doen is volstrekt in overeenstemming met het rijksbeleid. Dat is gewoon zo opgeschreven. Als je criteria voor de locatiekeuze voor parkeeraccomodaties naleest, dan mag ik vaststellen dat wij ons volstrekt gesteund weten door wat het ministerie van VROM daarover publiceert. Het gaat dus niet om het terugdringen van de automobiliteit of het stimuleren van het fietsgebruik. Ik zeg niet dat je dat niet moet doen, maar bij het concentreren van parkeervoorzieningen ten behoeve van het economisch kloppend hart van de gemeente - ik citeer de heer Muller - gaat het om het verbeteren van de leefbaarheid en het verdelen van de schaarse ruimte. Daarover kan geen misverstand bestaan. De heer VAN DER KALLEN: Bij interruptie. Ik vind het een prachtig betoog, maar over wat voor grote gemeenten gaat die circulaire van de VROM Gaat die echt over een gemeente waar je vanaf de centrumring naar het centrum loopt je binnen 3 of A minuten dat centrum bereiktof gaat het over steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. Daar is de pro blematiek een volstrekt andere en niet vergelijkbaar met Bergen op Zoom. De heer STUART, wethouder: Deze notitie gaat over Nederland en de proble matiek in Amsterdam is heel wat anders. In Amsterdam kun je maatregelen nemen die in de buurt komen van de park and ridevoorzieningen. Dat is nu toevallig hier niet aan de orde. De milieuaspecten, dat is ook een punt wat in een aantal betogen naar voren is gekomen. Ik heb daarvan in de commissie gezegd en ik moet dat helaas hier herhalen, dat is een onderdeel wat een wezenlijk bestand uitmaakt van de ruimtelijke ordeningsprocedure. In het bestemmingsplan dat ontwikkeld moet worden zal een milieuparagraaf moeten worden opgenomen en het komt dus in het kader van de wet op de ruimtelijke ordening haarfijn aan de orde. Er zijn nauwelijks argumenten te bedenken waarom je dat niet in het kader van de w.r.o.-procedure zou willen doen. Er zijn door sommige sprekers opmerkingen gemaakt over de lengte van het winkelapparaat, ook opmerkiingen die in de commissie al gemaakt zijn. Ik kan me wel voorstellen dat die opmerking gemaakt xs, maar ^^te ruggaan naar het ontwikkelingsplan van de binnenstad van 1987, dan werd er in dat ontwikkelingsplan niet uitgegaan van de feit'slijkeJ^uatie maar van de feitelijke bestemmingsplansituatieToendertijd was in een

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1993 | | pagina 89