-52-
van werkgelegenheid. En u weet, als u naar de geschiedenis van SKW kijk, dat
de gemeenteraad, dit politieke college
De VOORZITTER: Mijnheer Van der Kallen, ik heb sterk de indruk dat u inmid
dels uw standpunt duidelijk gemaakt hebt. Het woord is aan de heer Withagen.
De heer VAN KEMENADE: Voorzitter, bij interruptie. Over de luimen en die
zijden draad wil ik toch graag een opmerking maken. Ik vind wat de heer Van
der Kallen in zijn betoog gebruikt over de luimen van een politiek college,
zoals het college en gemeenteraad, en de zijden draad waar men aan hangt,
echt nergens op slaan. Als in de eerste termijn nota bene 3 democratische
frakties, zijnde het CDA, de PvdA en de VVD nadrukkelijk opmerkingen gemaakt
hebben over de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur ten opzichte van
zijn medewerkers. Ik vind dat de heer Van der Kallen dan niet de indruk mag
wekken dat wij niet omzichtig met de belangen van die mensen zouden om
springen.
De VOORZITTER: Het duidt inderdaad wel erg op pluriformiteit, die hier ook
in deze raad heerst, want anders ligt het woord zorgvuldigheid op de lippen
van de heer Van der Kallen bestorven.
De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik heb onzorgvuldigheid niet gebruikt
vanavond en dat heb ik ook niet willen suggereren.
De VOORZITTER: Nee, maar luimen komt natuurlijk wel heel dicht in de buurt
van onzorgvuldigheid. Iemand die met luimen omgaat, die meegaat met de waan
van de dag, wat u ook gezegd heeft, is, dunkt me, niet een zorgvuldigheid te
verwijten. Het woord is aan de heer Withagen.
De heer WITHAGEN: Voorzitter, ik wil het in tweede termijn heel kort houden.
De woorden van de wethouder wijzen er op dat we nog een fors proces te gaan
hebben, in die zin zullen we elkaar in deze raad nog een aantal keren tegen
komen bij formele stappen, die ook allemaal voorgeschreven zijn.
Nogmaals, ook met het kijken naar de publieke tribune vanavond, voorzitter,
ik roep toch het particulier initiatief, die op dit moment verantwoordelijk
heid draagt binnen deze sektor, op om met dit proces mee te gaan. Laten we
werkelijk dit proces gaan om toekomst te scheppen voor noodzakelijk profes
sioneel sociaal-cultureel werk in deze stad.
Een tweede punt. We hebben nu kansen om naar een nieuw model te gaan. Een
model waar we ons dan ook voor in willen zetten. Ik wil er op wijzen met een
terugblik, iedereen die in 1974 -en ik was zo ongelukkig om toen een
uitspraak in deze richting te doen- deze opmerking en deze scheiding had
gemaakt over het verschil tussen club- en buurthuiswerk en het professioneel
sociaal-cultureel werk, kreeg moeilijkheden. Ik heb ze toen ook gehad als
voorzitter van een nevenliggende aktiviteit.
Ik wil er nog een keer op wijzen dat wij ook ten opzichte van het club- en
buurthuiswerk nog wel een paar stappen in de toekomst zullen moeten maken.
Want wij hebben daar, en de PvdA heeft dat ook al opgemerkt, ook de plicht
om doelmatigheid te bekijken. Als de druk op de gemeentebegroting blijft
bestaan, dan zullen wij ook op termijn ten opzichte van aktiviteiten in het
club- en buurthuiswerk bij tijd en wijle de bril moeten leggen van doelma
tigheid. Ook dan zullen wij dus uitdrukkelijk moeten groeien naar een
systeem, waarbij we toch meten wat er gebeurt. Ik ben er niet bang van. Te
zijner tijd zullen wij ook dat wel weer oplossen.
Voorzitter, ik wens het college succes toe met dit proces. En nogmaals
gezegd, ik hoop dat het particulier initiatief met het college deze weg wil
gaan.
-53-
De heer VAN KEMENADE: Voorzitter, voor zover ik me herinner, is dit de eer
ste keer in 18 jaar dat ik in deze zaal met het college in discussie ga met
betrekking tot de zachte sektor. Dat is dus iets bijzonders, vandaar dat ik
in tweede termijn ook het woord wens. Ik doe dat aan de hand van een tweetal
opmerkingen. Dat is de opmerking, die de portefeuillehouder maakt, over de
meetbaarheid naar aanleiding van een opmerking van de heer Withagen en van
mij. Voorzitter, ik denk dat juist -en daar heb ik ook mijn waardering over
uitgesproken- de wijze, waarop u het nu voorstelt, met de scheiding van de
drie verantwoordelijkheden in drie stichtingen, dat die juist die meetbaar
heid bevordert. En dat kan ook wel degelijk natuurlijk in wijkcentra, want
ook daar lever je, hoe dan ook, een produkt. En je kunt meten, en dat is
allemaal discutabel, ik weet dat, hoeveel mensen voor dat produkt belang
stelling hebben en hoeveel mensen daar gebruik van maken en hoe je centen
vanuit de gemeenschap besteed worden. Dus als hij zegt, ja, dat is toch wel
twijfelachtig, dan zeg ik, u heeft het in ieder geval bevordert met het
voorstel, zoals het voorligt.
Voorzitter, dan nog een enkele opmerking met betrekking tot De Botte Hommel.
De portefeuillehouder begint -en ik vind dat heel vriendelijk van hem- met
uit te leggen hoe de standpuntbepaling van de heer Janssen in de commissies
was. Ik ben hem daar zeer erkentelijk voor, maar de portefeuillehouder zou
moeten weten dat wij iedere keer vrij diepgaand fraktie-overleg hebben en
dat ik die standpuntbepaling dus wel ken. Als hij dan de link met de stads
schouwburg aanhaalt, dan zeg ik, je kunt dat heel zwaarwichtig doen, maar er
zijn natuurlijk toch bepaalde lijnen. De Botte Hommel is wat anders dan een
willekeurig groot of klein wijkcentrum. De heer Withagen, bij interruptie,
wees daar in feite ook op. Hij is veel verder geëvalueerd in deze materie
dan ik en hij noemde onmiddellijk een aantal namen van aktiviteiten, die ik
onmiddellijk weer vergeten ben. Maar hij wees erop dat je dan in feite praat
over centrale culturele aktiviteiten, wat anders dan puur werkgebonden.
Voorzitter, in die zin bedoelt de heer Janssen en bedoelt in ieder geval ook
de VVD-fraktie de wat aparte status, de status aparte noem ik het maar even,
van De Botte Hommel. Ook binnen de stichting Verenigde (Wijk)Centra, als dat
om wat voor reden dan ook door het college later bedacht zou worden of
noodzakelijk zou zijn vanwege onderhandelingen, zou je een dergelijk insti
tuut wat meer cultureel -heb ik in eerste termijn gezegd- en wat minder
sociaal misschien een aparte status ook binnen die stichting kunnen geven,
en ze dan ook op een andere wijze en misschien wat meer projektmatig kon-
troleren financieel.
De VOORZITTER: Dank u wel. Ik meen me te herinneren dat de heer Withagen het
heeft gehad over hip-hip, house, horror en jam-session.
De heer VAN KEMENADE: Precies, maar dat is allemaal van na mijn tijd.
De VOORZITTER: Alleen bij het laatste kan ik mij iets voorstellen. Het woord
is aan mevrouw Demmers.
Mevrouw DEMMERS: Voorzitter, er was mij nog een vraag gesteld door de
wethouder in eerste termijn. Na deze evolutie van de heer Van Kemenade mee
gemaakt te hebben, waarbij ik me best kan voorstellen dat als dat 18 jaar
geleden is, hij de hip-hop e.d. nog niet meegemaakt heeft, denk ik dat het
toch een verademing is om hem eens over de zachte sektor te laten praten,
want ik moet zeggen dat het best eens leuk was om het uit die hoek te horen.
De wethouder had mij een vraag gesteld ten aanzien van de tussenstap.
Ik kan mij uw schok voorstellen dat u bij de gedachte zou leven dat wij
volgend jaar gezellig eens opnieuw beginnen met een herstrukturering van het
dan alsnog bestaande sociaal-cultureel werk. Maar die schok zal ik gelijk