-48- en het sociaal-cultureel werk, tussen haakjes zou je kunnen zeggen, het professioneel uit te voeren werk. Dat wil niet zeggen dat er in de achterliggende jaren niks is gebeurd, want als we naar de recente inzet van mensen kijken van de stichting Sociaal Kultureel Werk, dan is er op dit moment ook al een aanzet gedurende een paar jaar om mensen meer op zaken in te zetten nadrukkelijker dan voordien, toen agogen met name heel sterk gekoppeld waren aan de diverse buurt- en wijkcentra. Geleidelijk aan vindt daar een verschuiving plaats. Wij hopen dat met deze herstrukturering, waarbij agogische medewerkers worden onder gebracht in een afzonderlijke stichting, de club- en buurthuizen in een afzonderlijke stichting komen, dat beheer en die professionele uitvoering nadrukkelijk te scheiden en het zo mogelijk te maken dat op projektmatige basis te doen. Al wil ik daarbij een kanttekening plaatsen. Als hier een projektmatige basis wordt genoemd, o.a. door de heer Withagen van de CDA-fraktie, dan denk ik dat dat niet zo eng vertaald zou moeten worden, dat er jaar in jaar uit een subsidie zou plaatsvinden op een projekt wat voor een jaar loopt, maar dat wij als gemeente, maar ook uit het maatschappelijk middenveld oppikkend, gedurende een jaar, maar in andere momenten kan het wellicht voor meerdere jaren zijn, aangeven heel duidelijk aan welke faktoren wij in dit werk aandacht willen besteden. En dat men dat duidelijk aangeeft bij de indiening van de subsidieverzoeken voor uiteraard het eerstvolgende jaar en als het om een meerjarensituatie gaat, mogelijk ook al een vooruitblik geeft, zoals ook de gemeente dat steeds meer tracht te geven voor de daaropvolgende jaren. In de stukken hebt u kunnen lezen dat er sprake is van een projektmatige aanpak, die voorgestaan wordt, maar in relatie daarmee van exploitatie subsidies. Exploitatiesubsidies, die zijn beperkingen kennen, want binnen dat raam zal het moeten gebeuren. Als men er in slaagt op de een of andere manier, maar dat is meer bij de wijkcentra aan de orde dan wellicht bij de agogische stichting, om door eigen inzet als het ware wat revenuen over te houden, dan denk ik dat wij binnen het kader van de nieuwe subsidieverorde ning, die binnenkort verschijnt, eigen vermogenvorming tot de mogelijkheden willen laten behoren, evenals dat thans het geval is. Ik denk dat er geen verschil van mening is tussen hetgeen verschillende sprekers hebben opgemerkt ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de vrijwilligers, die zich met name in de buurt- en wijkcentra zullen mani festeren om zich in te zetten voor het wel en wee van de eigen wijk en buurt. Wij staan dat eveneens voor. De meetbaarheid. Daarover kan je toch zeker, wanneer het over club- en buurthuiswerk gaat, denk ik, nog wel eens met elkaar van mening verschillen. Want er wordt gesproken over ruimtebiedend, rekreatief. Ik kan me daar toch niet zo heel veel bij voorstellen, hoe je dat zou willen meten. En wanneer je eventueel dan het moment genaderd acht, dat je zou zeggen, nou is het toch maar matig meer, ze bieden nu alleen nog maar ruimte en voor de re- kreatie van de eigen bewoners in de wijk en buurt daar doen ze zo weinig aan. Ik denk dat het goed is om het in de gaten te houden. Maar ik denk toch niet dat daar eenzelfde meetlat naast gelegd kan worden als wanneer je bij wijze van spreken in een bedrijf tot een bepaald produkt zou moeten komen. Ik kan me voorstellen dat het wat anders bij de projektmatige aanpak ligt, die je door de agogen wilt laten oppakken. Daar kun je, denk ik, heel nadrukkelijk bij de start trachten aan te geven waar je naartoe wilt en dan trachten, middels in te bouwen evaluatiemomenten zoals dat thans ook gebeurt, te kijken of we met elkaar op de goede en juiste weg blijven. Eventueel nog stichtingen aanhaken aan dit geheel. Ik begrijp dat de CDA- fraktie daar geen voorstander van is. Het is op dit moment niet direkt aan de orde. Ik zou toch willen vragen dat te zijner tijd, wanneer er eventueel sprake van zou kunnen worden, het op zijn merites te beoordelen en het goed -49- af te wegen tegen de voor- en de nadelen die daar eventueel mee verband houden. Zoals nu twee stichtingen vrij zelfstandig gaan opereren, zo moet het ook mogelijk zijn wanneer je daar eventueel nog een derde pootje aanhaakt, en dat dat derde pootje heel nadrukkelijk de verantwoordelijkheid draagt voor dat werk wat er eventueel bijkomt. De plaats van De Botte Hommel. In de commissie heb ik toegelicht dat de plaats van De Botte Hommel uitste kend past binnen de stichting Verenigde (Wijk)Centra. En dat de agoog, die eventueel noodzakelijkerwijze inzetbaar zou moeten zijn voor ook het werk wat daar gebeurt, dat dat op dezelfde wijze kan gebeuren als bij de overige wijk- en buurtcentra. De heer Van Kemenade van de zijde van de VVD-fraktie zegt, wij hadden daar toch een wat apartere plaats voor gezien. In de commissie is door de heer Janssen, en het is wat dat betreft jammer dat hij vanavond verstek moet laten gaan, de relatie genoemd met de stadsschouwburg. Hij zag een klein cultureel stadschouwburgje ontstaan, maar dan op de plaats van De Botte Hommel met een cultureel programma enz.. We hebben toen met elkaar vastge steld dat de VVD-fraktie in ieder geval voornemens was minstens de kapi- taalslasten van het gebouw, of de huursom die wij vragen, voor rekening van de gemeente te laten blijven. We weten allemaal dat een cultureel gebeuren, zoals in de stadschouwburg, ook nog professionele inzet van personen kent. Dan lijkt het, denk ik, een marginaal verschil waar het aangehaakt wordt en hoe je het onderbrengt, als men toch bereid is de lasten te blijven dragen. En het is jaarlijks te volgen. Ik kan mij niet voorstellen dat er een ex ploitatiebegroting komt van de stichting Verenigde (Wijk)Centra, waarin niet in hoofdmoten wordt aangegeven met de bekende kostensoorten, zoals we die in begrotingen kennen, per wijk of buurthuis wat de kostenopbouw is. Het zou, denk ik, niet goed zijn als we zouden zeggen, we krijgen een subsidieverzoek binnen voor de Verenigde (Wijk)Centra en dat omvat één begroting, zonder dat we precies weten wat nu het uitgavenniveau is, wat gepland wordt voor het wijkcentrum Oost, Het Hoofdkwartier, 't Fort-Zeekant, Ons Bergen en o.a. De Botte Hommel. Ik heb ze dan niet allemaal genoemd, maar het zal u duidelijk zijn wat ik bedoel. De heer WITHAGEN: Voorzitter, bij interruptie. Ik voel er niets voor om de heer Janssen te verdedigen, maar vanuit diezelfde commissie zou ik de wethouder toch graag vragen wat hij met hip-hopavond en horroravond enz., schijnbaar ook cultuursoorten die er bestaan, bedoelt. Hoe kan de wethouder het verschil zien tussen klassiek ballet voor een Maagd en hip-hop en jam session en wat er nog meer in die wereld bestaat. Ik denk dat dat allemaal cultuur is. Ik denk dat de gemeente Bergen op Zoom het niet kan maken om een bepaald segment uit het totale cultuuraanbod cultuur te noemen. De heer DEKKERS, wethouder: Mijnheer Withagen, ik heb al eerder te kennen gegeven dat ik niet zo'n behoefte heb om de discussie sociaal-cultureel of cultuur te voeren, als we het met elkaar eens zijn dat we er een bepaald bedrag voor over willen hebben en dit een stedelijke voorziening is. Onder welk potje dan eventueel betalen. Op pragmatische gronden zeg ik, laat het voorlopig bij de Verenigde (Wijk)Centra zitten. Hoe het geld dan precies geoormerkt wordt. Maar als we beiden vinden dat het voor een bepaald doel gerechtvaardigd is om daar geld voor uit te geven, hoeven we daar niet al te veel problemen over te krijgen. De personele zaken. Voorzitter, ik denk dat ik daar al het een en ander over heb gezegd. Uiteraard zullen wij op basis van een op te maken sociaal statuut voor de medewerkers van de stichting Sociaal Kultureel Werk dat op zijn merites beoordelen, zoals dat ook bij het sociaal statuut is gebeurd, wat in het kader van het samengaan van de stichting Harlekijn met de Kinder-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1993 | | pagina 68