-16- De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, de heer Van Kemenade vertrekt, ik moet slechts konstateren dat ik in een trein zit, maar ik ben klaarblijkelijk toch in een trein gestapt die een andere richting uitging dan ik dacht. In de commissie heb ik gezegd, ik voel me beduveld. Even kreeg ik het idee dat de heer Muller dat ook zei toen hij sprak over zware jongens, maar hij leest klaarblijkelijk iets minder vaak de Donald Duck dan ik. Ik trek bij de zware jongens wat andere konklusies en een beetje had ik dat idee ook. De heer MULLER: Dat waren criminelen in de Donald Duck. De heer VAN DER KALLEN: Maar wel redelijk, het komt haast altijd goed in de Donald Duck. Derhalve hoop ik ook maar dat het hiermee goedkomt. Ik voel me beduveld, niet zozeer door het college, want in dit geval verwijt ik het college niets. Dezelfde goedgelovigheid misschien en hetzelfde opti misme als wat ik had in 1989, maar dat verwijt ik mezelf ook niet, dus waarom zou ik het college dat verwijten. De heer VAN KEMENADE: voorzitter, ik kan me ook voorstellen dat de heer Van der Kallen als lichtgewicht een beetje angst heeft voor zware jongens. De heer VAN DER KALLEN: De wethouder sprak er in de commissie over dat hij het op prijs zou stellen als er toch wat brede steun kwam, omdat er toch een zekere meerwaarde in zit. Inderdaad, ten opzichte van niets is er een meer waarde, dat is iets. Derhalve bij de afweging van dit voorstel zeg ik, en iedere fraktie heeft het gezegd, we hadden wat anders verwacht, dit ligt er en zijn we er tevreden mee? Nee. Moeten we het maar accepteren, hebben we een andere keus? Eigenlijk moeten we het maar accepteren, want we hebben geen andere keus. Ten opzichte van de suggestie, de opmerking van de heer Aertssen met betrek king tot 5.9. Ik kijk daar toch anders tegenaan. Ik zie niet dat bij 5.9 de gemeente meer risico's neemt als zodanig, nee, we nemen een verantwoorde lijkheid op risico's die we al hadden. Ik denk dat dat alleen maar aan de partners duidelijk maakt dat wij een heel betrouwbare partner zijn. Derhalve maar moet dat duidelijk maken hoe onbetrouwbaar zij zijn om niet met zo'n betrouwbare partner op de echte gronden, zoals we allemaal dachten dat die in 1989 bestonden, tot echte zaken te zijn gekomen. De heer VAN DE WATER: Voorzitter, GB/S heeft in eerdere instanties bij dit soort overeenkomsten altijd aantekening gevraagd, op basis van het feit dat er altijd onduidelijkheid was, weinig draagkracht en het niet duidelijk was wie risicodragend was. In deze overeenkomst zijn deze zaken duidelijk weer gegeven. Ik wil nog even terugkomen op de opmerking van de heer Muller naar aanlei ding van de commissievergadering. Ik heb daar gezegd, deze partners zijn van zodanige kwaliteit dat zonder dat ze risicodragend zijn, ze toch van groot belang voor de gemeente kunnen zijn in de toekomst. Dan de opmerking van de zware jongens. De heer Van der Kallen was me voor, maar ik vond die toch ook wel typisch voor het CDA. Voorzitter, wij kunnen instemmen met deze overeenkomst. De heer VAN DER STOEL, wethouder: Vooorzitter, de heer Muller sprak over de hooggespannen verwachtingen indertijd en over het uiteindelijke resultaat, daarbij zich in eerste instantie alleen uitlatend over de vorm van samen werking. Waar hij zegt dat bij de grondexploitatie de gemeente degene is die de risico's draagt, heeft hij voor een groot deel gelijk. In de commissie en ook in de stukken, die voor ons liggen, is tamelijk uit voerig beschreven dat ook de andere partners behoorlijke risico's lopen en -17- bereid zijn zich verregaand in te spannen. Dat is de weging die je moet maken. De heer Muller wees ook op het gewicht van de partners. Andere omschrij vingen lijken mij wat minder juist, voor een verkeerde uitleg vatbaar als er zelfs de Donald Duck aan te pas moet komen. De waarde om twee van zulke partners bij je betrokken te weten, is een groot goed voor deze gemeente. Het is denk ik iets dat je hoog zou moeten schatten. In feite wordt in de uitvoering van de nog niet bestaande over eenkomst bewezen dat we tot op heden van een meer dan redelijk succes kunnen spreken. De heer Muller vroeg uiteindelijk, hoe zit het met het instemmen van de partners. Er zijn er drie en er zijn er dus drie die een handtekening moeten zetten. Rabo heeft eerder duidelijk gemaakt waar het staat. ABP heeft zeer onlangs laten weten dat de direktie in principe kan instemmen met het overeenkomst-concept, zoals het er ligt, en heeft wat -als ik dat in dit verband zo mag noemen- detailopmerkingen, waar we nog op terugkomen. Die we uiteraard dan ook aan de raad zullen rapporteren, want het gaat om een over eenkomst. Maar een eerste blik naar de opmerkingen, die er zijn gemaakt, leert dat dat geen opmerkingen zijn waar althans het college moeite mee zal hebben. We moeten daar nog over praten. Wij berichten u daarover wat daar de uitslag van is. Dat betekent wat de vraag van de heer Muller betreft, zover die positief beantwoord kan worden, dat het ernaar uitziet dat we het met drieën vrij gemakkelijk eens zullen worden, als de raad vanavond tenminste met dit voorstel akkoord gaat. De heer Aertssen kwam nog eens terug op artikel 5.9 en met name op het tweede deel daarvan. Voorzitter, ik vraag me af of het nu zinvol is om dit punt, waar we in de discussie uitvoerig over gesproken hebben, nog eens dunnetjes over te doen. Ik konstateer dat de heer Aertssen weinig overtuigd is geworden. Ik wou er alleen nog maar dit van zeggen. Het is duidelijk wat de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Ik heb in de commissie gezegd en ik herhaal dat, het lijkt me volstrekt logisch dat partners op dat punt willen weten hoever de gemeente zal moeten gaan om dat hard te maken. Ook de heer Aertssen konstateert, en daarom verbaast het mij dat hij zo halsstarrig is, dat de gemeente altijd zou moeten doen wat hier staat. Alleen zegt hij, ik vind niet dat je het op moet schrijven met partners. Dan verwijs ik even naar wat mevrouw Demmers ook terecht heeft gezegd en wat ik in de commissie ook heb gezegd. Als je een overeenkomst sluit, als je kontrakten aangaat, dan kijk je naar alle mogelijke zaken die zich kunnen voordoen en dat probeer je zoveel mogelijk onder woorden te brengen. Dat hier een afweging heeft plaatsgevonden over een overeenkomst die tegen de 10 jaar zou gelden en waar grote belangrijke zaken mee gemoeid zijn, heeft geleid tot de overeenkomst zoals die er nu ligt. Ik zal blijven volhouden dat wat daar staat in artikel 5.9, een volstrekt logische rede nering is dat de partners dat graag zien. Ik moet u zeggen, het kost mij weinig moeite om dat te zeggen, want -het zij nog herhaald, maar dan hou ik erover op- we zouden ook zover moeten gaan als er binnen de grondexploitatie problemen zouden ontstaan, en we daarbinnen zelf niet in voldoende mate aan tegemoet zouden kunnen komen door maatre gelen te treffen die in de notitie staan, die u hierbij treft, dichter gaan bouwen en dat soort zaken, dan is het logisch dat de gemeente zich ver plicht acht om andere mogelijkheden te gaan bezien om die exploitatie toch sluitend te krijgen. Mevrouw Demmers heeft wat woorden gewijd aan allerlei soorten relaties en zegt in feite, het leek ons in het begin een vriendschap en wat ons betreft had het best bij die vriendschap kunnen blijven. Maar ook zij zegt namens haar fraktie waardering te hebben voor de inzet van de partners en voor de resultaten die er zijn. Waarschijnlijk is dat hetgene wat telt om toch in te

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1993 | | pagina 52