-8- zou kunnen zijn wat hogere prioriteiten eventueel zou kunnen helpen realiseren- Wij vinden het zeer zeker de moeite waard om te proberen dat van de grond te krijgen. Dan wil ik nog heel even ingaan op de frequentie van het houden van zo'n enquête. Op zich zou dat goed kunnen om de twee jaar. Ik wil er alleen op wijzen dat het geen doel op zich moet worden om om de twee jaar zo'n enquête te gaan houden. Je moet ook wel enige tijd hebben om natuurlijk de resulta ten uit te werken en om daar eventueel maatregelen op te nemen. Dus in principe akkoord, maar geen doel op zich. De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, in grote lijnen beluister ik over eenstemming, of althans instemming met het rapport en vindt men dat er een aantal waardevolle gegevens op tafel zijn gekomen, die zeker ook kunnen spelen bij opstelling van beleidsplannen en dat soort aangelegenheden. Verder constateert men terecht dat nog een aantal zaken uitgewerkt moeten worden. Dat wil zeggen, dat ook verstrekte gegevens nog verdere bewerking behoeven, waar op dit moment hard aan gewerkt wordt. Niettemin hebben wij gemeend in dit voorstel de mogelijkheden van wijk beheer, en ik denk dat de heer Withagen daar terecht op heeft gewezen in gesprek met de burgers en daarvoor hebben we gekozen de wijk Oost, eens nader te bezien. Wanneer wij daar met burgers over in gesprek willen gaan, dan is het niet de bedoeling om daar een pasklaar voorstel te deponeren en te zeggen, zo hadden wij het gedacht, maar daar luisterend in belangrijke mate ook aanwezig te zijn om te kijken of vanuit de daar aanwezige wijk bewoners ideeën worden aangedragen op basis van een open vraagstelling, die wij daar zullen presenteren, waarmee we aan de slag kunnen gaan. Aan de slag kunnen gaan, betekent niet voortdurend de kar trekken door iemand van de gemeente, maar wel in nauwe samenwerking met de wijkbewoners te bezien wat we kunnen doen en oplossend bezig zouden kunnen zijn. Ik heb niet de indruk, voorzitter, dat als mevrouw Demmers zei dat burgers zelf iets zouden moeten oplossen, dat daarachter zat verkapte burgerwachten of iets dergelijks, maar meer de kwestie van, kunnen we het gezamenlijk daarheen sturen, dat we elkaar aanspreken dat er niet teveel rotzooi op straat ligt of helemaal geen rotzooi op straat ligt, dat we de moeite nemen als we constateren dat er een verlichting het niet doet aan de straatkant om daarover te bellen, zodat dat snel gerepareerd kan worden en dat soort aangelegenheden. Bij het instemmend knikken van mevrouw Demmers mag ik constateren dat mijn inschatting de juiste is, voorzitter, en dat dat niet overeenstemt met hetgeen de heer Van der Kallen veronderstelde, namelijk dat de burgerwachten hier hun intrede zouden doen. Ik denk dat dat een chapiter is wat op enig moment nog eens nader bezien zou moeten worden. Wij hebben gekozen voor de mogelijkheden van het wijkbeheer, omdat in rela tie met punten die wel hoog scoren daarmee toch een aanzet gegeven zou kunnen worden om daar wat aan te doen. Een goed opgeruimde straat zou ook minder aanleiding geven tot vandalisme. Wanneer wij met zijn allen attent zijn, bij wijze van spreken, op verlichtingstoestanden, op mensen die ergens rondlopen, waarvan we veronderstellen dat ze daar met bepaalde bedoelingen zijn, dan denk ik dat dat bij een goed uitziende wijk toch zijn voordeel kan opleveren. Daar willen we in de eerstkomende bezoeken aan de wijk Oost, die in principe gepland zijn op 5 april en 7 april, over spreken. Ik zeg in principe, omdat, voor zover mij bekend, het nog niet mogelijk is geweest om te bezien of er dan ook accommodaties beschikbaar zijn, maar de data zijn vandaag wel door ons als zodanig geprikt. Waarom die twee data? Omdat uit de kontakten rondom de datum 9 maart wij hebben vernomen van o.a. de wijkcommissie dat het zeker aanbeveling verdient op twee lokaties daar aanwezig te zijn. Dat zal, normaal gesproken, het wijkcentrum Oost zijn aan de Kometenlaan en het wijkcentrum De Kastanje aan -9- de Kastanjelaan. De frequentie van het onderzoek in de toekomst. Bij de start van deze aktiviteit hebben we aangegeven dat we om de twee jaar een soort peiling zouden willen houden ten aanzien van een aantal vraagstukken, die dan aan de burgers zouden kunnen worden voorgelegd. Vraagstukken waarbij alle gele dingen van het gemeentelijk apparaat een inbreng zouden kunnen hebben. Die twee jaar is geen doel op zich. Maar ik denk dat we wel in de gaten moeten houden als we zeggen, we moeten waarmaken wat we aan de burgers beloofd hebben, dan zullen we van tijd tot tijd toch moeten aftasten wat burgers vinden van bepaalde zaken, -tenzij we in de uitwerking tot de ontdekking komen dat het helemaal niet zinvol is, dan zou er iets anders kunnen gebeuren- anders maken we het in ieder geval al niet waar wat we hebben aangegeven wat we waar wilden maken bij de start van deze enquête. Op dat moment spannen we dan het paard ook al weer achter de wagen. Overigens ben ik het met allen eens, voorzitter, dat op ons nu een zware taak rust om met deze gegevens aan de slag te gaan. Het is een feit dat we denken daar in april een eerste stap mee te zetten, waarmee we, naar ik hoop, kontakt kunnen leggen met vele bewoners uit wijk Oost en vervolgens ook daadwerkelijk zaken kunnen aanpakken in de vorm van gezamenlijk wat aandacht besteden aan buurt- of wijkgebeuren. Het zullen kleine stapjes zijn, maar wellicht kunnen die kleine stapjes spoedig navolging verdienen en worden het zo stappen die zinvol zijn om van Bergen op Zoom een leefbare samenleving te maken. Ik wilde het daarbij laten, voorzitter. De VOORZITTER: Dank u zeer. Wie van u mag ik in tweede termijn het woord geven? Mevrouw DEMMERS: Voorzitter, ik ben heel blij met de reaktie van de wet houder, omdat hij antwoord gaf op hetgene wat ik anders aan de heer Van der Kallen in tweede termijn had moeten doen. Want ik denk dat de wethouder goed begrepen heeft wat ik bedoelde en de heer Van der Kallen mijn woorden, niet kwaad bedoeld, maar toch iets anders gedraaid had dan ik ze had aangegeven. Ik ben in ieder geval met de beantwoording van de wethouder zeer tevreden. Ik denk dat, wat ons betreft, buurtbeheer en wijkbeheer veel verder moet gaan dan alleen maar overlastsituaties, maar daar kunnen een hele hoop zaken bij aan de orde komen. Daar komen we ongetwijfeld in april op terug. De heer VAN DE WATER: Voorzitter, toch een reaktie naar de heer Withagen toe. Ik kreeg bij zijn betoog even het gevoel dat we teruggingen naar de jaren '70, waarin we allerlei groepen gingen oprichten, aktiegroepen. Ik denk dan aan het Westelijk Stadsdeel en Tuinwijk. Ik denk dat we die periode gepasseerd zijn en dat de burgers door die manier van werken echt wel weten waar ze aan toe zijn. Dus ik vind dit een beetje te ver gaan. Wij kunnen instemmen met het voorstel, maar ik zou toch ook een relatie willen leggen met agendapunt 16, waarbij we besluiten gaan nemen. Ik denk dat naar aanleiding van die besluiten voor de groepen, die dan straks gaan samen werken, een duidelijke taak is weggelegd. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik wil toch nog even reageren op wat mevrouw Demmers zo expliciet zei. Ik ben toch wel enigszins ongerust, omdat het ontwikkelen van vormen van wijkbeheer, en dat blijkt ook elders, best wel eens aanleiding kan zijn voor bepaalde mensen, die zich zeer nadrukke lijk geroepen voelen, om iets voor hun wijk te doen. Dan krijg je vaak te maken met mensen, die zich bepaalde bevoegdheden toeëigenen en die met een bepaalde dwangmatigheid bepaalde dingen van andere mensen eisen. Dat roept dan weer zo mogelijk reakties op. Dat is een gevaar, wat je bij dit soort initiatieven loopt. Ik heb niet meer dan heel nadrukkelijk op dat gevaar

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1993 | | pagina 48