-48-
hiermee de verlaging van het vermogen in de schoenen van de gemeente. Wij
vinden dat niet juist. Vooral om het feit dat er eigenlijk helemaal geen
vermogensverlaging plaatsvindt. 'De 175.000,bijzondere lasten, waar geen
specifikatie van was tot recent, toont aan dat daar 115.000,aan posten
inzitten, die eigenlijk investeringen zijn. Investering in 1 jaar afschrij
ven, en dat ten laste van je exploitatierekening, dat leidt dan inderdaad
tot een negatieve exploitatierekening, dientengevolge tot een verlaging van
je vermogen, dat vinden wij onjuist.
Daarnaast bestaat er ook een post, dat heet fonds toekomstige investeringen.
Dit is, wat ons betreft, een onderdeel van het vermogen. In principe, een
fonds toekomstige investeringen zijn je afschrijvingen, zijn je cumulatieve
afschrijvingen, die je pleegt over je vaste aktiva over de loop van de tijd.
Om daar een fonds voor opzij te zetten, geeft geen pas.
Als we dit allemaal in aanmerking nemen, komen we dus op een vermogen, eind
1990 van 667.000,en eind 1991 van 680.000,Dat impliceert geen
vermogensdaling van 97.000,-maar een vermogenstoename van 13.000,
Gebaseerd op het feit van een krakkemikkige presentatie, en met name geef
ik dan toch aan dat ik vind dat je in zo'n rapport, als je dat presenteert,
en je laat daar weg een bedrag te specificeren, wat duidelijk de aandacht
trekt, bovendien de niet goedgekeurde accountantsverklaring en het bezwaar
dat wij hebben tegen die opmerkingen, kunnen wij niet instemmen met deze
begrotingswijziging.
De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik sluit mij aan bij het betoog van de
heer Van Es.
De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, ik heb feitelijk niet veel behoefte
aan deze detaildiscussie. In de commissie welzijnszaken is een opmerking
gemaakt naar aanleiding van de stukken. Ik was niet in staat om onmiddellijk
dat bedrag van 175.000,terug te vertalen. Ik heb toegezegd dat ik de
gegevens naar de commissie financiën zou laten doorsluizen. Ik heb moeten
constateren dat de vragensteller in de commissie financiën, die tevens de
vragensteller was in de commissie welzijnszaken, weliswaar in tweede ter
mijn, niet bij de commissie financiën aanwezig was. Ik denk dat je heel
wezenlijk met elkaar kunt verschillen over het verhaal wat de heer Van Es
thans houdt, om de doodeenvoudige reden dat SKW gedwongen wordt, daar waar
wij vroeger inventaris als gemeente beschikbaar stelde thans minimaal nog
inventarismogelijkheden in de subsidiëring meenemen, om die inventaris aan
te schaffen bij inrichting van nieuwe gebouwen, o.a. zoals de Kastanje. Men
brengt dat in een keer ten laste van het vermogen, je zou ook kunnen zeggen,
ten laste van een reserve voor inrichting van gebouwen. Als zij zouden gaan
afschrijven, dan zou dat betekenen dat het jaarlijks budget als het ware zou
moeten toenemen en dat hebben we weer gemaximaliseerd met een aantal zaken.
Dus dan krijgen we daar weer een discrepantie. Maar ik denk dat het een
onderwerp is wat beter in de commissie bediscussieerd kan worden.
Ik denk dat wij trachten samen met deze instellingen toch tot een zo goed
mogelijk beleid te komen binnen de beperkte financiële mogelijkheden. Bin
nenkort staat er herstructurering van het sociaal kultureel werk op de
rails. Ik denk dat we dan mogen aannemen dat we voor iedereen een duidelijk
beeld creëren.
De VOORZITTER: De heer Van Es in tweede termijn?
De heer VAN ES: Voorzitter, daar wachten we dan maar op. Er is ook aange
kondigd in het accountantsrapport 1990, omdat dat ook zo laat is gepresen
teerd, dat er eind 1991 een aantal maatregelen genomen zouden worden, die
tot verbetering zouden leiden. We wachten met spanning het rapport 1992 af
en zullen ons standpunt dan opnieuw bepalen.
De heer HAGENAARS: Voorzitter, ik kan de woorden van de heer Van Es in
eerste termijn onderschrijven. De reaktie van wethouder Dekkers op de
woorden van de heer Van Es, dat. hier sprake zou zijn van een detailkwestie,
is volgens mij geheel niet aan de orde.
Zijn tweede opmerking, dat misschien een en ander in de commissie financiën
uitgebreider besproken zou kunnen worden, onderschrijf ik wel. Maar er is
zeker geen sprake van een detailkwestie in mijn ogen.
De heer VAN KEMENADE: Voorzitter, ik wil mij bij de laatste spreker toch wel
aansluiten. Ik heb begrip voor de opmerkingen, zoals wethouder Dekkers die
in eerste termijn gemaakt heeft. Met dien verstande dat de opmerking dat het
hier een detaildiscussie zou zijn, daar ben ik het volstrekt mee oneens,
want de heer Van Es snijdt naar mijn smaak een heel principiële zaak aan,
waarvan ik het gewoon belangrijk vind dat die goed uitgediscussieerd wordt.
Dus wat dat betreft, heb ik er geen enkel probleem mee om dat in de commis
sie financiën en eventueel andere aan de orde te stellen. Maar ik vind het
zeker geen detaildiscussie.
De heer VAN DE WATER: Voorzitter, als het even mag een opmerking. In de
commissie financiën is beperkt gesproken over dit geheel. De commissie
financiën heeft geadviseerd om dit verder uit te spitten een verzoek te
richten aan de commissie financiën en door de fraktie van GB/S zal dat
verzoek ingediend worden.
De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, ik noem het een detailkwestie, omdat
ik vind dat we ons in deze raad moeten beperken tot de hoofdlijnen. Als ik
in deze raad me moet voorbereiden op het discussiëren hoe precies een jaar
rekening van een instelling in elkaar steekt en daar moet gaan zitten
plussen en minnen, ik denk dat daar de raadsvergadering niet voor bedoeld
is. Als we het dan in de commissie niet met elkaar eens worden, en men vindt
aanleiding daarin om eventueel een ingediende jaarrekening niet goed tc
keuren, dan vind ik dat met elkaar discussiëren over hoofdlijnen van beleid,
maar niet of er sprake is van al of niet slinken van vermogen. Daar kunnen
we uitstekend in de commissie over discussiëren.
De VOORZITTER: Dames en heren, waarmee de discussie afgesloten is. De
fraktie van GB/S ontvangt aantekening dat zij geacht wenst te worden tegen
punt 073 te hebben gestemd.
De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik vraag ook aantekening.
De VOORZITTER: Ook de heer Van der Kallen wordt aantekening verleend.
075
De heer WITHAGEN: Voorzitter, ik wil namens mijn fraktie opmerken dat de
aanpak stuwmeer fraudesignalen t/m 1990, zoals door het college voorgesteld,
alle complimenten verdient. Dit is een constructief stuk in een fraudepro
blematiek. Het steekt schril af bij wat we de afgelopen tijd links en rechts
in het land hebben waargenomen, maar ik denk dat dit de bestuurlijk con
structieve aanpak is om dit uit de wereld te helpen.
De VOORZITTER: Dank u wel, mijnheer Withagen. Wij zullen uw mening ter ken
nis brengen van de wethouder en de direkteur van de dienst.
076
De heer LINSSEN: Voorzitter, met betrekking tot de subsidie ten bate van het
onderzoek haalbaarheid speeltuin, beter laat dan nooit, is eigenlijk het