-12- het dichter bij de burger. Het afstaan van autonomie door gemeenten aan een ander overheidslichaam, hetzij de provincie in zijn huidige vorm, hetzij de miniprovincie West-Brabant, want dat wordt dan een soort miniprovinciedaar pleit ik absoluut niet voor, mede uit historische overwegingen. Mevrouw Demmers sprak in haar betoog herhaalde malen over Brabant, terwijl wij het helaas over Noord-Brabant hebben, want Brabant is al eeuwen gescheiden en dat zijn situaties waarvoor ik gewoon niet ben. De heer JANSSEN: Voorzitter, toch een reaktie. Niet zozeer op hetgeen er in eerste termijn gezegd is, maar over wat er nu precies gezegd is. De heer Van der Kallen heeft het over historische overwegingen en zegt dan, we moeten proberen om op basis daarvan niet te komen tot de regiovorming, zoals die hier en daar de laatste tijd wordt bepleit. Dan haalt hij zelf het voorbeeld aan over Brabant. Dan wijst hij iemand terecht en dan zegt hij, je moet het hebben over Noord-Brabant. Welnu, historisch is Brabant een eenheid. Ik kan mij toch niet voorstellen dat de heer Van der Kallen vindt dat, toen de historie zo verliep dat er 2 Brabanden ontstonden, het toen plotseling fout ging. De heer VAN DER KALLEN: Ik ben wel van mening dat Brabant één zou moeten zijn. Ik zal daar niet de bajonet voor op het geweer schuiven, maar uit gevoelsmatige overweging vind ik dat Brabant één moet zijn en dat de Neder landen meer één zouden moeten zijn. Alleen het ligt niet in mijn politieke overwegingen om daar ik weet niet wat voor te doen, maar ik vind dat in mijn hart wel. De heer JANSSEN: Voorzitter, dat filosoferen zoals de heer Van der Kallen doet in wat algemene voorbeelden heeft natuurlijk altijd het grote voordeel dat je daarmee mensen heel gemakkelijk op een foute voet zet. Hij had het over het uiteenvallen van grote eenheden. Dan verwees hij naar bijvoorbeeld de Sovjetunie. De heer VAN DER KALLEN: Dat was in uw gedachten, ik heb dat woord niet gebruikt De heer JANSSEN: Precies, omdat het in uw gedachten was, verwoord ik het nu. Mag ik u dan vervolgens wijzen op het feit dat ook kleine dingen uiteen kunnen vallen en dat dat niet altijd catastrofaal is. Daar kunnen wij misschien van mening over verschillen en ik heb in mijn gedachten een partij die u in dit geval vertegenwoordigt. De VOORZITTER: Dames en heren, ik dank u voor uw bijdragen in het debat in tweede termijn. Aan datgene wat u gezegd heeft, heb ik op zichzelf niet veel toe te voegen. Ik wil graag de heer Franken toezeggen dat wij alles in het werk zullen stellen om het tempo in de ontwikkeling te houden. Naar het mij voorkomt, zou in westelijk Noord-Brabant het tempo in de ontwikkeling gehouden kunnen worden. Het is immers zo dat de behoefte van Bergen op Zoom niet verder uitstrekt dan de commissie Schampers geadviseerd heeft. Wij hebben Gedepu teerde Staten in het algemeen de vraag voorgelegd, of het verstandig is om bij 9 te blijven, ook wanneer je ongeveer tegelijkertijd, of althans in dezelfde tijdsspanne een nota uitbrengt waarbij je het verlengd lokaal bestuur terugwijst naar 4 regio's. We weten de ervaring hoe complex het is om samen te werken met 18 gemeenten. Dat getal zou bij een ongewijzigde getalsmatige indeling van het stadsgewest Breda en van het streekgewest op 20 uitkomen, dus maar helemaal de vraag is of het verstandig is om op dat getal te blijven hangen. Het stellen van die vraag is natuurlijk ook voor -13- een deel haar beantwoorden. Maar laten we eerst nog eens de motieven van Gedeputeerde Staten afwachten om al of niet in te gaan op het advies van de commissie Schampers. Daar waar de heer Van der Kallen veronderstelt dat wij meer zouden willen, is het niet juist. In dit geval denk ik dat het veel meer gelegen heeft aan een zorgvuldige voorbereiding ook in de richting van de commissie Schampers, dat de discussie daarover open is geweest en dat we dat in tweede termijn nog behoeven te doen. Ik heb begrepen dat de heer Van der Kallen van mening is dat er op het laagst mogelijke niveau integraal bestuurd zou moeten worden. Wanneer dat door de wetgever in formele zin ertoe leidt dat een aantal bevoegdheden naar de regio's komen, en daar zou integrale afweging moeten plaatsvinden, kan dat, dunkt mij, niet anders dan door democratisch gelegitimeerde bestuur ders. Dat Brabant al eeuwen gescheiden is, vind ik overdreven, nu het Verdrag van Londen van 1839 dateert, amper 160 jaren bij ons vandaan, maar het is meer dan een eeuw. Mevrouw Demmers heeft nog eens gezegd dat wij nationaal ons in een dilemma bevinden. Als wij aan de ene kant vasthouden aan de ijzeren voorwaarde dat er niet meer dan 3 bestuurslagen mogen komen, aan de andere kant onaantast baar vinden dat vitale gemeenten en het rijk blijven bestaan, vindt het gevecht dus op het middenveld plaats. Of dat nu regio's zijn of provincies nieuwe stijl of oude stijl, dat doet er niet toe. Maar het gaat erom op welk rationeel niveau op een gegeven moment bestuursbevoegdheden gealloceerd worden om dan goede besluiten te nemen. Waar vitale gemeenten gereed zijn om die tot uitvoering te brengen en waar naar mijn stellige overtuiging dat ook zou moeten zijn dat daar een vitale bestuurslaag tussen zit, die tot vertaling van rijksbeleid voor die regio kan komen. Nationaal hebben we nu eenmaal met elkaar afgesproken dat het in 3 lagen moet. Ik vind dat we die discussie niet uit de weg moeten gaan door te zeggen, maar ik beschouw verlengd lokaal bestuur alleen maar als lokaal bestuur. Je zult dan toch zien dat er op dat kleine vierkante centimetertje grote competentieconflic ten en anderszins ontstaan. Het laatste woord is hiernog niet over gezegd. In mei vindt een uitgebreide commissievergadering plaats over Bon 1, 2 en 3. Dan zal ook het andere deel van de wetgever in meer formele zin de piketpalen moeten slaan voor de bestuurlijke ontwikkeling in ons land. Keren we terug naar het onderwerp van dit moment, de gemeentelijke herinde ling in ons gebied, constateer ik dat u met uitzondering van de heer Van der Kallen het standpunt van het college onderschrijft. Dan is aldus besloten. 5. Voorstel tot verkoop van het aan de Rijtuigweg-hoek Smitsvest gelegen bouw terrein aan Geerdink Aannemersbedrijf B.V. te Rotterdam. Nr. SOB/40 De heer VAN DE WATER: Voorzitter, in de commissie ruimtelijke ordening hebben wij onze stem voorbehouden, omdat we toch wel benieuwd waren naar waar Geerdink als holding onderdeel van uitmaakte. Wat wij als GB/ betreuren is dat wij eigenlijk kort geleden besluiten hebben moeten nemen om het Juvenaat te slopen, omdat er geen behoefte zou zijn aan kantoorvestigingen in Bergen op Zoom. Nu blijkt dat er wel behoefte aan is. Dus met pijn in ons hart kunnen wij hiermee instemmen. De VOORZITTER: Dank u wel. De heer Van den Ouden zal aantekening wensen tegen deze verkoop te zijn. Heeft de heer Van der Stoel nog behoefte om op de heer Van de Water te reageren?

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1993 | | pagina 121