gebruikt, heel kort. Wij vinden de notitie helder, duidelijk, goed leesbaar, nauwkeurig, overtuigend, niet mis te verstaan, met andere woorden, voorzitter, wij hebben niets aan deze notitie toe te voegen. De VOORZITTER: Dank u zeer. Dames en heren, ik dank u namens het college voor de betoonde steun bij deze notitie en de richting waarin wij denken te moeten gaan de komende periode. Ik heb de indruk dat de notitie, met uit zondering van de stem van de heer Van der Kallen, toch raadsbreed gesteund wordt. Het enthousiasme bij de ene fraktie voor de notitie op zichzelve is wat groter dan bij de andere. Maar ik heb van de fraktie van GB/S niet vernomen dat zij de steun willen onthouden, de heer Van der Kallen doet dat Hetgeen overigens zijn goed recht is. Als ik u verkeerd interpreteer, mijnheer Van de Water, dan verneem ik dat nog wel. Dames en heren, wij staan inderdaad op het terrein van het openbaar bestuur op dit moment inderdaad voor een ingewikkeld keuzevraagstuk. Hebben wij aan de ene kant te maken in 1993 in de provincie Brabant met nog 130 gemeenten, dan staat daar tegenover dat een groot aantal daarvan niet in staat zijn bijvoorbeeld om full-time bestuurders te recreëren. Waardoor bijvoorbeeld een participatie in het verlengd lokaal bestuur, of dat dat nu de uitvoering van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen is, zoals we die nu kennen of de WGR extra, zoals die door het kabinet in het vooruitzicht is gesteld, hetgeen die participatie niet altijd gemakkelijk maakt, integen deel, hetgeen die participatie wel eens bemoeilijkt. Het betekent verder dat we, ook in verband met de eenwording in Europa, naar het zoeken zijn naar de goede schaal der dingen. En bij sommige daarbij de vraag gesteld wordt, of de sinds de 17e eeuw in ons land in overigens wis selende geografische omstandigheden voorkomende provincies nog altijd het juiste gebied zijn en of ze sinds 1851 nog altijd de juiste taak vervullen in ons staatsbestel. Daar wordt op dit moment in talrijke gebieden aan gewerkt om tot een regionale bestuursvorm te komen, die zich, naar het zich laat aanzien, voor de komende decennia in een tweetal gedaanten zal mani festeren. Dat regionaal bestuur zal in de zogenaamde Bon-gebieden, 7 in ons land, van een wat andere gedaante zijn dan in de gebieden die daar niet onder vallen, waarop de WGR, de Wet Gemeenschappelijke Regelingen plus van toepassing zal zijn. Op zo'n laatste onderdeel zullen we in ieder geval, naar het op het ogenblik lijkt, in West-Brabant aangewezen zijn. Hoe zo'n WGR plus-gebied zich zal gaan ontwikkelen en zal kunnen ontwikkelen bij het in stand houden van de gedachte dat er in ons land maar 3 bestuurs lagen zullen zijn, te weten het rijk en de gemeenten, -wat mij betreft de vitale gemeenten en dat is wat anders dan de gemeenten in de klassieke zin van het woord- en daartussen hetzij de provincie, hetzij de regio is een zaak die nog verder uitgekristalliseerd zal moeten worden. Door sommige uwer is het omarmen van het idee van de regio, zoals zich dat nu in de nationale discussie manifesteert, opgevat als een aanval op de provincie. Dat is niet het geval. Het lijkt me dat het wat te simpel is om de gedachtengang, die daarover bestaat, daarmee af te doen. Wanneer we aan de ene kant vast willen houden aan de 3 bestuurslagen in ons land en aan de andere kant aan het zoeken zijn naar vitale gemeenten die daarin regio besturen moeten manifesteren, dan zal het duidelijk zijn, daar waar het rijk ook blijft bestaan, dat er om die positie een zeker gevecht zal moeten worden geleverd, dat daar voor het uitgevoerde bestuur ook een zekere legitimatie gevonden zal moeten worden. Wanneer dat een bestuur is wat in staat is om taken uit te oefenen, die zowel van onderop, vanuit de vitale gemeenten worden aangedragen, als door de wetgever in formele zin worden aangereikt, dan zal het duidelijk zijn dat het mijn persoonlijke overtuiging is -maar ik voel me daar door velen onder -9- u gesteund- dat zo'n bestuur het best kan opereren wanneer het zich democratisch gelegitimeerd weet. Dat wil zeggen dat het direkt verkozen is. Nu weet ik dat we in ons staatsbestel enkele vormen van indirekt bestuur kennen, die daar goed kunnen funktioneren. Ik denk daarbij niet direkt en meteen aan het voorbeeld van de Eerste Kamer, waar enkele wezenlijke bestuurselementen ontbreken. Ik noem het budget recht, ik noem het recht van amendement, tengevolge waarvan men toch moet bedenken dat in de volle uitoefening van het bestuur, dat wil zeggen het nemen van de burgersbindende beslissingen, het gehandicapt is. Althans nog over het budgetrecht, hetgeen ik heel fundamenteel vind. Daarmee kom je aan de ene kant tot allocatie van middelen over onderscheiden bevolkingsgroepen en aan de andere kant ook in de portemonnee van individuele burgers, maar tevens het recht om bij te sturen door middel van amendement feitelijk mist in de machtsverdeling zoals we die in de Staten Generaal kennen. Een op zichzelf begrijpelijke, historisch verklaarbare en wat mij betreft ook acceptabele vorm van bestuur, maar het is een wat andere vorm dan het direkt lokaal bestuur, die bezig is met het nemen van de burgersbindende beslis singen. In dat kader kan ik dus, veelal wel op het terrein van de direkte democra tie, de heer Van der Kallen absoluut niet volgen. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter bij interruptie. U maakt zelf deel uit van waterschappen die indirekt gekozen zijn. Er zijn ook waterschappen die direkt gekozen zijn. Ook u weet toch heel goed dat bij de direkt gekozen waterschappen vaak de opkomst zeer bedroevend laag was, zodat er van een direkt gekozen lichaam dan toch niet echt een democratische legitimatie uitging. De VOORZITTER: Ik heb ook in mijn betoog op dit moment de oerdemocratische vorm van het waterschap vermeden. Niet zozeer om in de simpele val, die u nu denkt op te zetten, te lopen, maar eenvoudigweg om aan te duiden dat het verwijzen naar de Eerste Kamer al helemaal niet opgaat. Het gaat bij de waterschappen -de funktionele democratie- in belangrijke mate om uitvoering van beleid en specifieke belangenbehartiging, tengevolge waarvan ik heel wel kan leven met de indirekte verkiezingen, die zich aldaar manifesteren. Op het regionale bestuur, waar aan de ene kant door de wetgever en aan de andere kant door vitale gemeenten taken aan overgedragen zijn, daar zou naar mijn mening politieke legitimatie, d.w.z. politiek democratisch gelegiti meerde besluiten moeten kunnen worden genomen. Ik hoop dat standpunt nog lang vol te houden en u allen daarvan te overtuigen. De heer Franken heeft op dit terrein een opmerking gemaakt die ook enige bespiegeling vraagt. Hij heeft gezegd, ik vind eigenlijk dat het moment waarop je wereldkundig maakte dat het dagelijks bestuur van het stadsgewest en het streekgewest besloten om een positieve grondhouding aan te nemen tegenover het mogelijk participeren in een dergelijk experiment, dat het wereldkundig maken daarvan in de commissie algemene zaken van Bergen op Zoom en Roosendaal tegelijkertijd wat vreemd is. Het zal voor u wellicht even wennen geweest zijn. Aan de andere kant vind ik dat een bestuurder, die geconfronteerd wordt met gekozenen in het verlengd lokaal bestuur, zich ook een klankbord moet weten en dat wij daarvoor die openbare vergadering, dat was het eerste moment waarop we daarover gesproken hebben, hebben gevonden. Ik vind dat dat op zichzelf niet zo geweldig vreemd is, maar ik begrijp dat het op meer dan één plaats enige verbazing heeft gewekt. Daar staat tegenover dat we dat vanuit het streekgewest nog in de

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1993 | | pagina 119