- 4 -
Mevrouw VERAART: Na veel woordenwegerijmet name vanuit het ministerie van
defensie is er dan een overeenkomst inzake de overdracht van de Rijksscholen
gemeenschap. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de uvteindelijke ver
sie iets gunstiger is uitgepakt voor de rijksoverheid in vergelijking met de
concept-versie. Het betreft het indicatief bodemonderzoek voor het perceels
gedeelte met conciërgewoning en oud overblijflokaal. Het principe de vervuiler
betaalt gaat blijkbaar niet helemaal op wanneer het de rijksoverheid betreft.
Voor wat betreft artikel 5 van de overeenkomst staat er nu dat partijen, dus
inclusief gemeente, zich verplichten om tot nieuwbouw van de gymnastieklokalen
over te gaan. In de eerdere versie stond dat de staat deze verplichting op zich
nam. Dat is op zich niet zo wereldschokkend, maar ik zou toch aan de wethouder
van onderwijs willen vragen waarom die verandering in tekst
Voor het overige kunnen wij accoord gaanmet de overdracht en verordening van
het statuut, waarbij terecht is gekozen voor besturen op afstand, wat de flexi
biliteit en daadkracht ten goede kan komen. Iets wat in de veeleisende, snel
aan veranderingen onderhevige wereld van het onderwijs een noodzaak is.
De heer DEKKERS, wethouder: Mevrouw Van Dort doet een terechte concstatering,
denk ik, van het feit dat zij de voorzitter en het toekomstige bestuur veel
succes toewenst bij de verdere werkzaamheden. Daarvan neem ik kennis. Ik besef
dat het nieuwe bestuur voor' een hele klus komt te staan gezien alle veranderingen
die er in het onderwijsveld aan de orde zijn, maar ik heb er ook vertrouwen in
dat, gezien de schoolorganisatie waar we in de achterliggende maanden heel na
drukkelijk mee kennis hebben kunnen maken, we gezamenlijk-dit tot een goed eind
moeten kunnen brengen.
Ten aanzien van de opmerkingen van mevrouw Veraart, die zegt dat zij denkt dat
deze versie er iets gunstiger is uitgekomen voor het ministerie van onderwijs
gezien de bepaling bij het bodemonderzoek het volgende. Ik denk dat het omge
keerde het geval is. Wij hebben daar een compromis gesloten, maar aanvankelijk
was er niet de bereidheid om te komen tot een bodemonderzoek. Hier hebben we
de kosten gedeeld en vervolgens, als er iets aan de hand zou zijn, komen we nog
een keer terug bij het ministerie van onderwijs om de zaak adequaat op te lossen.
Dat is iets meer dan er aanvankelijk in het vooruitzicht werd gesteld, want
toen werd ervan uitgegaan dat gedacht werd dat schone grond werd geleverd en^
dat de gemeente dit maar moest aanvaarden. Deze constructie van de 504 regeling
is een constructie die wij een aantal keren eerder bij grondaankopen van de
Domeinen exact hetzelfde hadden. De laatste tijd betaalt Domeinen eenmducatie
bodemonderzoek helemaal. Er is dus enig verschil, maar ik denk dat wij wat ver
der zijn gekomen dan we aanvankelijk waren.
Dan ten aanzien van artikel 5. Partijen verplichten zich, waar aanvankelijk stond
de staat verplicht zich. De overeenkomst komt tot stand na overleg met elkaar.
Wij waren van mening dat onze tekst iets duidelijker aangaf wie de belangrijkste
verplichting had, maar beoordeeld mede door de afdeling Bestuurszaken, is
deze tekst en ook de uitleg die daaraan wordt gegeven van de zijde van het mini-
sterie alleszins voor ons aanvaardbaar en mogen wij er alle vertrouwen
in hebben, mede gezien alle correspondentie die we over en weer met elkaar hebben
gewisseld, dat dit betekent dat we op de kortst mogelijke termijn met elkaar van
start kunnen gaan en alles conform zal verlopen.
De VOORZITTER: Dan zou ik u willen vragen de stembriefjes uit te delen, ten
einde te komen tot benoeming van de commissieleden en hun plaatsvervangers.
Ik wil aan de dames Demmers en Veraart, alsmede aan de-heer Van den Ouden
verzoeken een commissie van stemopneming te willen vormen.
Het zal u duidelijk zijn dat als u iemand anders zou willen benoemen u een
naam moet bedenken en invullen. Ik adviseer u daar niet toe.
Mag ik uw aandacht voor de uitslag van de stemming.
Mevrouw DEMMERS: Er zijn 29 stemmen uitgebracht, 8
Gekozen als lid heer C.P.M. Bakx
de neer P.J.F. DekKers Je neer
de heer J. Versluijs
de heer C. van der Weggen de heer ouws
5
de heer A.A.M.M. Heijmans
dé heer W.J.M. Beekhuijzen
de heer J.G.'A.' Stekelenburg
de heer P.C. Remijnse
de heer G. van Wijk
de heer J.W.M. Looijen
de heer J.J.J. Janssen
mevrouw H.B.A.M. Haans-Meijer
De VOORZITTER: Dank u wel. Dan mag ik constateren dat degenen die voorgedragen
zijn door u gekozen zijn, overeenkomstig de uitslag zoals door mevrouw Demmers
medegedeeld werd.
6. Vervanging meubilair R.K. basisschool Anton van Duinkerken, Smitsstraat 29
(Nr. WE/7)
Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel
aangenomen.
7. Exploitatie Stadsschouwburg De Maagd./Evenementenhal De Stoelemat.
(Nr. BD-BeZ/14
De VOORZITTER: Ik zon van tevoren, als u mij toestaat, een opmerking daarover
willen maken en u vragen om u in uw beschouwingen in eerste termijn vooral te
willen beperken tot de politiek bestuurlijke verhouding die bestaat .tussen het
college en de raad. Het lijkt mij dat het vooral die verhouding is die de aan
dacht van u verdient. Ik maak deze opmerking omdat er vanmorgen in een regionaal
ochtendblad ook opmerkingen worden gemaakt, dat gedragingen van ambtenaren onder
werp van gesprek zouden zijn. Daarvoor hebben wij een aparte procedure en die
procedure is niet in eerste instantie een openbare procedure.Het lijkt mij,
ook gelet op rechtspositionele aspecten die daaraan verbonden zijn, goed dat
wij die procedure in de gaten houden en ons in eerste instantie op de bestuur
lijk politieke vraagstukken richten.
Vervolgens zou ik u willen vragen om, zo mogelijk, in eerste termijn tot enige
tijdsbeperking te willen komen. Ik ga ervan uit dat alle fracties hierover het
woord wensen te voeren en ik kan mij heel wel voorstellen dat u zich, ook kij
kend naar de klok, tot de hoofdlijnen zou willen beperken.
Dan geef ik nu om te beginnen het woord aan wethouder Van der Stoel voor het af
leggen van een verklaring.
De heer VAN DER STOEL, wethouder:
Ik zou graag een verklaring willen afleggen,
die ik mede namens het college afleg.
Het Paasweekeinde heb ik benut om de film terug te draaien van elkaar snel opvol
gende gebeurtenissen sinds begin maart 1992 èn de daaraan voorafgaande periode
rond en na de managementrapportages in 1991.
Hoewel ik in de gezamenlijke commissievergadering van Cultuur en Financien van
16 april jl. nadrukkelijk heb aangegeven te beseffen dat ik de eerst verantwoorde
lijke wethouder ben met betrekking tot de Stadsschouwburg en de Stoelemat is er
toch een onbevredigend gevoel bij diverse leden van uw raad te constateren.
Ik betreur dat. Met hetgeen ik thans ga zeggen, vertrouw ik erop dit gevoel van
onbehagen te kunnen wegnemen.
In verschillende vergaderingen van het College is reeds in het begin van het jaar
1991 inzicht gevraagd met betrekking tot de eerste vier maanden over 990 en het
verdere verloop van de exploitatie in de eerste maanden van het jaar 199U
De aldus gestelde vragen hebben een antwoord opgeleverd m de jaarrekening 1990
en een brfef van de zfjde van de budgethouder van 29 mei 1991. In genoemd schrij
ven van 29 mei 1991 wordt melding gemaakt van het volgende, ik citeer.
!rpo~! "energiekosten" ligt verhoudingsgewijze aan de hoge kant, doch
in de geboekte uitgaven t/m maart zijn verdisconteerd de energiekosten
over de maand december 1990;
- de post 34008 "onderhoud" blijkt ontoereikend, maar verwacht wordt
uitzetting kan worden opgevangen binnen het huidige budget;