-42- weet niet of mevrouw Demmers bekend is met het probleem dat het zelfs moei lijk is om goed gekwalificeerde mensen voor deze taken te vinden. Is het voor die mensen dan zo aantrekkelijk om een tijdelijk kontrakt te aanvaar den, als ze elders wèl struktureel in dienst genomen kunnen worden. Daar moeten we de ogen ook niet voor sluiten. De VOORZITTER: Ik heb nu de indruk dat we op een niveau van een discussie komen die ietsje bij uw raad weg zou moeten liggen. Ik heb heel wel begrepen uit het debat in uw raad, dat de bestuurlijke vraag is dat u zegt, bij overgaan naar een gewestelijke milieudienst willen we niet achterblijven met een dusdanige hoeveelheid personeel, dat niet over gaat en college, u dient voorwaarden te scheppen dat öf het personeel over gaat. Of u dat doet door middel van een jaarkontraktin uren of anderszins, dat kan ons niet zoveel schelen. Het programma is op dit moment bekend. Wilt u er wel voor zorgen dat dat zo uitgevoerd wordt. Het lijkt me heel nuttig in een normale taakverdeling tussen uw raad en het college dat die uitvoering dan ook aan ons toekomt. Uiteraard zijn wij er niet op uit om grote problemen in 1994 of 1995, of in welk jaartal dan ook de gewestelijke miilieudienst er aankomt, voor u te organiseren. Ik denk dat dat dan precies is wat de heer Bakx gezegd heeft. Hij zegt, ik moet wel op korte termijn ook een aantal produktie-uren kunnen leveren. Dat is, denk ik, de oplossing van het probleem. De heer Janssen had nog een interruptie te plaatsen? De heer JANSSEN: Nee, voorzitter, alles is nu duidelijk. Ik hoop dat de wethouder het ook begrepen heeft. De heer BAKX, wethouder: Ik wil het illustreren met een voorbeeld wat u net heeft goedgekeurd, de kontrakturen aan het streekgewestDaar hebben we nu exact bijgezet voor de discussie in het streekgewest dat we het op kon- traktbasis voor een jaar hebben gedaan. Extern uit te besteden om de handen vrij te hebben. U zegt het moet per se op die manier. Natuurlijk, wij zullen oog hebben voor die discussie. Maar het gaat er mij om dat u ons niet ontneemt de mogelijk heid om die produktie voort te kunnen zetten. De manier waarop, dat kunt u aan het college toevertrouwen dat wij daar de discussie bij willen betrekken. Dus ter illustratie nog eens in het voorbeeld, dan denk ik dat ik een aantal zaken toch wel duidelijk heb gemaakt, want je kunt het natuurlijk ook extern doen. De VOORZITTER: Akkoord. Dames en heren, mag ik er van uitgaan dat u tot het aannemen van het plan wilt besluiten. Dat we in "het algemeen nog eens, en in het bijzonder tot dit plan, naar de urenproduktie in de commissie algemene zaken of in de commissie financiën, eventueel in alletwee, zullen kijken. In beide commissies, begrijp ik van de heer Franken. Dan zullen we er nog eens precies een mooie rekensom onder leggen, die, naar ik hoop, niet al teveel afwijkt van datgene wat ik uit het geheugen naar voren heb gebracht. Ik heb verder begrepen dat u wilt besluiten, zoals op pagina 2 van het voorstel is verwoord. Dan is aldus besloten. Dames en heren, dan denk ik dat er nog tenminste twee punten zijn die we zouden moeten willen bespreken. Al is het zo dat we over punt 14, het toe komstig model samenwerking Milieu, en passant al het een en ander aan elkaar hebben medegedeeld. Mag ik eens vragen, wie van u is ervoor om de vergadering voort te zetten en af te maken? 17 Leden van uw raad. Ik mag ervan uitgaan dat dat een meerderheid is. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, zullen we dan de regeling van half 11 -43- maar afschaffen? Nu wordt het echt later dan 12 uur hoor, want ik heb ook nog een stevig onderwerp bij een begrotingswijziging, waar misschien niemand aan denkt. Als we doorgaan, moeten we die regel afschaffen en onszelf niet meer voor de gek houden. Dit stel ik niet op prijs. De VOORZITTER: Ik had niet het vermoeden dat u over de begrotingswijzigingen nog langdurig wilde spreken, mijnheer Van der Kallen. Dat heb ik uiteraard in mijn voorstel niet in de beschouwingen kunnen betrekken. Dan is de vergadering verdaagd tot morgenavond 19.30 uur. Aldus schorst de voorzitter de vergadering om 22.40 uur. VERVOLG van de raadsvergadering van donderdag 26 maart 1992 op vrijdag 27 maart 1992, des namiddags om 19.30 uur. De VOORZITTER: Dames en heren, de vergadering is heropend. Aan de orde is agendapunt 14. Voorstel voor_toekomstig model samenwerking Milieu. Nr. SOB/15. De heer VAN DEN KIEBOOM: Voorzitter, in maart 1991 heeft mijn fraktie ge pleit om op termijn de realisering van een regionale milieudienst mogelijk te maken. Maar de situatie op dat moment was voor mijn fraktie reden om de eigen milieudienst operationeel te houden. Milieuvervuiling stoort zich niet aan gemeentegrenzen, ook niet aan provin ciegrenzen en helaas zelfs ook niet aan landgrenzen. Een bovengemeentelijke aanpak van deze problematiek verdraagt geen verder uitstel. Echter mijn fraktie hecht er wel aan dat het beleid ten aanzien van milieu- aanpak in eigen handen blijft. Ik verwijs hiervoor naar een aantal door mijn fraktie geformuleerde argumenten in maart vorig jaar. Dan de budgettaire neutraliteit, die uw college als beginsel hanteert, bij de door u voorgestelde samenwerking. Voorzitter, in zijn algemeenheid is mijn fraktie van oordeel dat samenwer king op termijn kostenbesparing moet opleveren. Dat betekent echter niet dat we nu al, vooruitlopend op de ook financiële vruchten na samenwerking, het investeren in de milieu-aanpak moeten verminderen. Het zou het aanpakken van reeds eerder geformuleerd en aanvaard beleid frustreren en vertragen. Boven dien zou dit het geloof in het bestuur, om serieus werk te maken van het behouden en verbeteren van ons milieu, geen goed doen. Voorzitter, u vraagt de raad te besluiten om in te stemmen met verdere uit werking van het model, in dit geval model B of B-plus, als uitgangspunt voor de toekomstige samenwerking op milieugebied. Niet meer en niet minder. Wij kunnen ons hierin vinden. Wij wachten met belangstelling de verdere rapportage, ten aanzien van de uitwerking op het gebied van personeel, fi nanciën en lokatie, af. Mevrouw VAN MALE: Voorzitter, D66 is van mening, en dat hebben wij reeds in de voorjaarsnota aangegeven, dat intergemeentelijke samenwerking een absolute noodzaak is. Hierin staan wij niet alleen. Reeds vanaf 1989 wordt in de verschenen rapportages gesproken van de noodzaak om te komen tot afstemming, gemeenschappelijk beleid en ga zo maar door. Een goed milieubeleid is het inleveren van gemeentelijke taken en bevoegd heden alleszins waard. Want welk belangrijk milieu-element wordt er gediend als de gemeente het in eigen hand houdt. Hooguit kan het een politiek scoringsmiddel zijn, maar daar is het milieu te belangrijk voor.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 69