-36- dat cijfermatig dit redelijk kloppend te maken is. Ik kan het ook voor u uitrekenen en invullen met bijvoorbeeld het landelijke ziekteverzuimpercentage, wat op 8% is gesteld, dan verschillen de cijfers uiteraard iets. Het cijfer heeft u overigens al eerder geaccepteerd, daar waar we uurlonen in rekening brengen op kapitaalswerken. Daar gaan we uit van, naar ik meen, 1380 produktieve uren. Ergens in de begroting moet u dat kunnen vinden. Als u het echter teveel vindt, dan moet u proberen de regering weer tot een Toxopeus-ronde te bewegen. Want tot nu toe is het natuurlijk in de ambte lijke wereld zo, dat de ATV-dagen voor een deel in plaats van betaling in guldens zijn gekomen. Dat drukt uiteraard ook op de produktiviteitmaar heeft ook andere voordelen. Mag ik ervan uitgaan dat u van verdere behandeling in de commissie APPZ, wat dit punt betreft, afziet? De heer M. FRANKEN: Ik zou die berekening graag in de commissie APPZ ter kennisgeving willen neerleggen. En niet alleen ik, maar misschien nog meer commissieleden. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik ben echt stomverbaasd. Een fraktie van 8 man en op een schoolmeesterachtige manier moet er hen uitleg worden gegeven hoe zaken in elkaar steken. De VOORZITTER: Ik ben burgemeester, ik ben geen schoolmeester. De heer VAN DER KALLEN: Ja, u hebt een uitstekend betoog gehouden. Ik heb alleen de persoonlijke verzorging nog gemist. Die wordt in ons bedrijf ook nog als faktor genoemd. Maar voor de rest hebt u alle faktoren genoemd. In het bedrijfsleven, zoals dat van het bedrijf waar ik werk, is 1400 uur de standaard. Dat een fraktie als het CDA, met zoveel kwaliteit in huis en met echte rekenmeesters -ik kijk maar de portefeuillehouder van financiën- dit klaarblijkelijk niet zelf uit kan rekenen, dan vraag ik mij af wat wij hier zitten te doen. Vooral als we ook een commissievergadering hebben gehad waar diezelfde vragen zijn gesteld. De VOORZITTER: Mijnheer Van der Kallen, op het ogenblik luisteren we naar u, maar zou u naar de zaak zelf willen gaan? De heer VAN DER KALLEN: Ja, ik ben met de zaak bezig, want men stelt dat aantal uren ter discussie en dat zijn ook uren van de raad. Daarvan zeg ik, mensen, doe dat huiswerk nu eens een keer goed. Een ander punt wat ik naar voren wil brengen. Gezien de betogen van sommige frakties en met name de frakties, die vallen over het punt van de extra arbeidsinzet, die vind ik wel erg kort van memorie. Ik zou de discussie anno januari 1994 of 1995 wel eens willen meemaken in deze raad als de porte feuillehouder nu eens niet met dit verhaal was gekomen en als de portefeuil lehouder nu eens niet met die extra mankracht was begonnen. Wat was er dan gebeurd? Dan had hij moeten zeggen van, we hebben een aantal taken niet kunnen uitvoeren en nu zeggen onze subsidiegevers -de subsidies die wij in dank hebben aanvaard in het verleden, met de belofte dat wij onze Bugm-taken zouden vervullen- wij willen onze centen terug of jullie krijgen de centen niet meer. Dan plotseling hadden we èn de milieutaken, waarachter we staan, niet uitgevoerd gehad èn we hadden die centen niet gehad om ze alsnog uit te voeren. Ik denk dat die frakties dan terecht die portefeuillehouder bij zijn vestje hadden gepakt en hadden gezegd, maat, hoe zit dat, dit is nu toch wel iets onacceptabels. Nee, we hebben een uitstekende portefeuillehouder. Hij komt met een uitstekend verhaal. Hij zegt op tijd, ik red het niet. Hij zegt op tijd, wij hebben 2 of 3 man extra nodig om al de taken, die de raad in -37- het verleden heeft vastgesteld, goed uit te voeren. Daarvoor mijn compli menten, portefeuillehouder. Dan zijn er frakties die claimen milieuvriende lijk te zijn, die claimen keer op keer het milieu in al hun verhalen te verwerken en daarvoor te staan en die mopperen van, dit kost wel erg veel, dit is toch wel erg moeilijk, dit is mij niet helemaal duidelijk. Echt waar, het is mij volstrekt duidelijk. Ik heb er alle respekt voor, wethouder, dat u op tijd ingrijpt en op tijd de bakens verzet daar waar nodig is. We hebben een apparaat en in het verleden heb ik, en ook D66, in deze raad dikwijls betoogd van, hoe kan dat nu die achterstanden, wanneer wordt er eindelijk eens wat aan gedaan enz.. Nu gebeurt er wat. Nu komt de portefeuillehouder eens met een echt redelijk verhaal van, nu is het te realiseren. Hij komt niet met een verhaal van, we willen wel en we gaan het ook wel doen en na afloop zou hij dan moeten zeggen, ik heb te weinig mensen. Nu komt hij met een verhaal, waarvan ik zeg, dit gaan we realiseren. Een realistisch ver haal. We gaan eindelijk onze taak en onze wensen waarmaken. Dan zijn er jammer genoeg toch weer clubjes die vinden dat dat met minder mensen moet kunnen enz.. Mijn fraktie is van mening dat het niet met minder mensen kan. Ik vind het een puik verhaal en dat wil ik nogmaals gezegd hebben. Mevrouw DEMMERS: Voorzitter, ik teken protest aan, omdat ik a. als een clubje wordt betiteld en b. de heer Van der Kallen er absoluut geen fluit van begrepen heeft. Wij tekenen geen protest aan tegen de absolute vorm van het aantal formatie plaatsen. Daar is absoluut geen sprake van geweest. Wij leggen de relatie met het feit dat, als wij spreken van een regionale milieuzorg, dat best eens kan inhouden -en ik sluit mij aan bij de heer Smits- dat we op een andere manier naar de formatieplaatsen zullen moeten gaan kijken. Daarop maak ik mijn voorbehoud ten aanzien van de formatieplaatsen en ten aanzien van de financiën. Mijnheer Van der Kallen, ga goed luisteren of hou anders uw mond dicht. De VOORZITTER: Mag ik u tot enige matiging, en dat is ook goed voor het milieu, aansporen, want u loopt zo in de verlenging. Ik heb er alle rekening mee gehouden, maar een gewaarschuwde raad telt voor twee. De heer Franken heeft het woord. De heer M. FRANKEN: Voorzitter, ik bewonder uw rekenwerk. Alleen in de nota staat op bladzijde 28 dat er 200 werkbare dagen zijn, waarvan er 170 pro- duktief en het verschil van 30 wordt bestemd voor overleg (intern/extern) en opleidingen. In uw rekensommetje kwam u eigenlijk al tekort aan die 200. Vandaar dat ik u toch uitdaag om de berekening, die u hier zo vlot tentoon spreidt, waarschijnlijk goed voorbereid volgens de heer Van der Kallen, in de commissie APPZ ter inzage en ter beoordeling te willen voorleggen. Dan ten tweede. We hebben dadelijk een voorstel om een model voor een gewestelijke milieudienst te kiezen. Daarin wordt er ook gezegd dat een efficiency-element een rol speelt. Welnu als daar een efficiency-element een rol speelt van 20% en we leggen ons nu al vast op die 2 formatieplaatsen, dat is de vraag, is dat in totaliteit of is dat voor rekening van de gemeente Bergen op Zoom? Dan denk ik dat daar wel degelijk even bij stilgestaan mag worden. Gekoppeld aan het feit dat de afdeling financiën -die altijd erg kien is op uitzetting van een begroting, uitzetting van formatieplaatsen- dat advies ontbreekt, dan denk ik dat het inderdaad hier op deze plaats thuishoort.' Derhalve wil ik eigenlijk voorstellen dat we de nota als beleidsstuk willen aanvaarden, maar dat in feite de financiële consequenties, in de vorm van personele uitzetting en allerlei andere financiële zaken, eigenlijk getoetst moeten worden aan de hand van wat die regionale milieudienst gaat opleveren. Want het is wel degelijk van belang, komen die 2 mensen in Bergen op Zoom,

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 66