-34- Mevrouw DEMMERS: Voorzitter, even bij interruptie. Ik zei niet in de mana gementrapportage, maar een rapportage of evaluatie als zijnde een manage mentrapportage. Dat is iets anders. De heer BAKX, wethouder: Sorry, dan heb ik u daarin verkeerd begrepen. Het is natuurlijk zo, dat we ertoe verplicht zijn om een jaarprogramma te leveren, waarin we werkelijk moeten waarmaken wat we ons hebben voorgenomen. U heeft daar in feite in december al een voorproefje van kunnen nemen. Wat dat betreft hebben wij aan die verplichting voldaan, zij het dat we nog een aantal vragen te beantwoorden hebben naar de inspectie toe. Ik denk dat het jaarprogramma een uitstekend handvat kan zijn om het college te beoordelen op haar input- en outputgegevens, zoals wij ons die jaarlijks voornemen. U maakt een voorbehoud. U zegt, ik twijfel toch aan 3 formatieplaatsen, plus dat financiële gedeelte in casu wat de heer Franken al eerder zei over de inzet van de 170 werkbare dagen. Alom hoor ik ook, we moeten de controles handhaven en ze het liefst in de preventiesfeer doen. Als wij exact volgens het kaderprogramma zouden door rekenen, dan zouden we eigenlijk op 1-1-1994 aan de zaken moeten voldoen. We nemen er nu al 1 jaar extra bij. U kunt zich voorstellen dat we dan nog indringender over formatie hadden moeten spreken. Verder hebben we natuur lijk het Bergse sausje over die kengetallen gelegd, want al waren ze exact uitgerekend, net als bij dit plan, op een aantal terreinen hebben wij een inschatting moeten maken, en dan zeker geen uitschieters naar boven met betrekking tot die kengetallen, maar ook een reële inschatting. Sommige zaken hebben wij duidelijk wat minder ingeschat, dus er is wel degelijk naar gekeken. Verder hebben we voor de extra kosten een plaatje kunnen leveren dat budgettait neutraal verloopt, waarbij we hebben doorge rekend tot 1995. Wij denken de inspanningen, die wij dan vertaald krijgen in financiën van het rijk waarbij wij er iets tegenover moeten zetten, met de uitbreiding van deze formatieplaatsen te kunnen waarmaken. Als we daar aan gaan twijfelen of als we deze zaken voor ons uit gaan schuiven, dan weet ik zeker dat we er niet aan kunnen voldoen en dat dan het kaartenhuis, dus de financiële onderbouwing, kan wegvallen. Op dit moment heb ik de goede hoop dat we, als we op deze manier doorgaan, het kunnen waarmaken. Ik vind het dus jammer dat u op die twee onderdelen een voorbe houd maakt. De heer Van den Kieboom zegt het aantal uitgangspunten, zoals wij ze in het NMP-plus en in de Bugm-taken al eerder hebben vastgelegd, te onderschrijven. U zegt, in feite hebben we een aantal verplichtingen op ons genomen. Het zou een beetje slordig zijn als wij die verplichtingen niet zouden kunnen waarmaken. U zult begrijpen dat ik het daar volkomen mee eens ben. Zeer zeker omdat er op een aantal zaken nadrukkelijk vanuit deze raad is aange drongen, waarvan wij gezegd hebben van, adequaat niveau 1994. Wij hebben het dan maar in een keer vertaald, eind 1994/1-1-1995 hebben we de streep ge trokken. De heer Smits, u geeft nog eens een beschouwing van dat u de start met name van vorig jaar tot nu toe, althans voor de eerste nota, uitstekend heeft gevonden. U zegt, ik bespeur een hautaine houding daar waar het gaat op dit deel. Ik hoop toch dat ik die gedachte weg kan nemen. Het is zeker niet mijn stijl van opereren om hautain vanachter deze tafel te zeggen van, zo en niet anders. Ik wil dat altijd graag in samenspraak met de commissie en deze raad oppakken. Ik heb alleen maar willen betuigen van, de raad heeft een beleidsplan vastgesteld. Dan zegt men meestal naar het college toe, college voer dat maar uit. Wij rekenen wel af op het moment dat het beleid er onder uit gehaald wordt of als u het beleid niet waar kunt maken. Ik kom inderdaad te laat met de nota. Ik heb u daar redenen voor aangegeven. In de nota zien wij tot de exacte cijfers achter de komma, hoe wij denken dat beleid uit te -35- voeren. Inderdaad, als u het kaderplan erbij moet nemen om alles na te rekenen is dat best ingewikkeld. In dit geval heeft een extern bureau dat keurig voor ons nagerekend en wij hebben dat natuurlijk getoetst. Wij zullen echt geen bokken schieten als wij met dit plan zo de onderhandelingen, maar ook richting inspectie, ingaan. Ik ben het met u eens, en zo hebben wij het ook bedoeld, dat wij de forma tieplaatsen, zoals wij die tot 1995 denken in te vullen, als een groeimodel zien. U heeft het duidelijk gezien. In 1992/1993 zouden we willen komen tot 2 formatieplaatsen. Het jaar daarop, 1994, tot een derde formatieplaats om dat doel te bereiken, maar om daarna een verantwoord milieubeleid, qua menskracht, te kunnen waarmaken en te kunnen uitvoeren. De heer Van Es zegt, een niet ingewikkeld verhaal. Dat is inderdaad zo. U heeft nog eens exact de woorden van vorig jaar herhaald van, u zou het veel steviger moeten aanzetten, zo doen we het en niet anders. De praktijk is toch wat meer hardleers dan de theorie. Als ik dat zo hard zou verwoorden en ik zou dat niet op alle plaatsen waarmaken, dan denk ik dat u mij daar ook op zou aanspreken. Wij hebben er voor gekozen dat we zeggen, in dit tempo is het verantwoord om toch diezelfde doelstellingen te bereiken. U noemt het voorbeeld van het milieuzorgsysteem maar dan intern. We hebben een klein krediet uitgetrokken voor een klein onderzoek om een bepaald systeem te kunnen opzetten. U zegt, je zou eens naar het bedrijfsleven moeten kijken, want op een aantal plaat sen, zeker in deze grootte, is dat ingevoerd. Dat soort ontwikkelingen zijn natuurlijk altijd gunstig om mee te nemen. Een stuk communicatie. U zegt in feite, na "Bergen werk" zouden we nu echt aan het werk moeten gaan. We zijn natuurlijk al jaren aan het werk met de hele afdeling. Alleen gaat het er nu om, en daar hoop ik de raad van te kunnen overtuigen, we moeten nu niet verder schotten gaan inbouwen, want dan lopen we de kans dat de hogere overheid ons op een aantal zaken kan attaque ren, omdat we een aantal zaken gewoon niet waar kunnen maken. Tot zo ver in eerste termijn, voorzitter. De VOORZITTER: Dank u zeer. De heer Franken heeft mij uitgenodigd om even met hem de rekensom te maken, hoe je van 365 kalenderdagen tot 1380 werk bare uren kunt komen. Als u even met mij mee cijfert. 52 Weken a 5 dagen is 260. Daarvan gaan af gemiddeld 24 vakantiedagen, 7 ATV-dagen en 5 algemeen erkende christelijke feestdagen, Pasen, Pinksteren, Hemelvaartsdag, Koninginnedag e.d.. De heer HAGENAARS: Voorzitter, volgens mijn berekening maximaal 9 dagen. De VOORZITTER: Ik vind het prima als u het anders uit wilt rekenen. U mag dat straks doen, ik ben nu aan de beurt. Dan trekken we die dagen van de 260 dagen af en komen we op 224 dagen. Uit gaande van 1380 werkbare uren bij een 37% urige werkweek, 5 maal 7%, levert dat 184 dagen op. Het verschil tussen 224 en 184 is 40. Als we verder reke ning houden bij een ziektepercentage van 6%, dan zit ik 2% beneden het landelijk gemiddelde. Dan moet ik van die 40 dagen er 15,6 aftrekken en kom ik op 24,4 dagen uit. Welke 24,4 dagen gebruikt worden voor educatie, over leg en o.a. het nogal tijdconsumerende ouderschapsverlof, wat ik natuurlijk in de totaliteit van zo'n dienst ook mee moet nemen. Om produktiviteit te berekenen, daar ben ik immers mee bezig, als u mij nog kunt volgen. 24,4 Dagen gedeeld door 12 maanden, dan zijn dat 2 dagen per maand, ofte wel voor educatie, overleg en ouderschapsverlof is per gemiddelde werknemer een halve dag per week beschikbaar. Hier en daar verschillen de cijfers wat. Ik heb het nog even moeten uit rekenen allemaal met een kladje erbij en zonder Japannertje, maar ik denk

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 65