-30- Dat heeft toen ook geleid tot een aantal amendementen en aanvullingen. Uit eindelijk is er een beslissing genomen, die het overgrote deel van de raad kon billijken. Dat is toch uiteindelijk het doel, dat we een stuk op tafel brengen, waar we in groten getale in de raad achter staan. Nu ligt voor ons dit plan, Bergen werkt, maandag 16 maart wordt het aange kondigd, dinsdag 17 maart ligt het in het bakje en dan wordt er maandag de 23e, dus 7 dagen later een visie gevraagd. Voorzitter, dat zijn slechts 7 dagen. Op de vraag, die de heer Franken net ook aanhaalde, waarom nu zo'n haast, daar is geen duidelijk antwoord op gekomen. Ik heb daar grote bezwaren tegen. Ik proef daar een wat hautaine houding van, we brengen dat wel en ze slikken dat wel. Daar heb ik grote bezwaren tegen. Ik zou de behandeling van het eerste stuk, Bergen werkt, als voorbeeld willen stellen en dat is me toen aanzienlijk beter bevallen. Bovendien vind ik nu bij dit stuk niet de mening van de insprekers van de vorige keer. Dat is toen wel gevraagd, nu niet. Er ligt geen bericht van de commissie financiën, wat de heer Franken ook aanhaalde. Als het hele stuk bekeken wordt, zitten daar nogal wat financiële kanten aan. Het is dus geen overbodige luxe als die commissie zijn licht daar ook eens over had kunnen laten schijnen. Voorzitter, als ik over het MUP kom te praten, dan zijn er 2 items die daar uitspringen. Het eerste is dat het verhaal vrij populair geschreven is. Het gevolg daarvan is dat het eenvoudig leesbaar is. Maar dan valt ook op dat er zoveel open einden in het verhaal zitten. Dat is op zich natuurlijk ook een gevolg van de materie waar we over spreken. De hele materie over het milieu is dermate aan veranderingen onderhevig, dat alles niet zo exact gegeven kan worden. Maar er zitten zoveel financiële kanten aan, dat een zorgvuldige beschouwing van een en ander wel had gemogen. Het andere item is al door collega's op tafel gelegd, dat zijn de 2 extra formatieplaatsen, waarnaar gerekend wordt. Dat rekenen wil ik nog een keertje nadoen. Op pagina 27 staat een totaallijstje van produktieve dagen. Dat wordt door 170 gedeeld en dan komt u aan een getal, waaruit blijkt dat er 2 extra formatieplaatsen zouden moeten komen. De 2 componenten, die dat rekensommetje verzorgen, daar wil ik het even over hebben. De heer Franken heeft het ene al genoemd, dat zijn de 170 dagen voor een formatieplaats. Ik weet dat er andere diensten zijn waar andere getallen worden gebruikt. Als een getal 170, 180, 190 of 200 is, dan ziet een sommetje er al heel anders uit. Een ander deel van dat rekensommetje, de uren, de opgetelde produktieve dagen van de diverse aktiviteiten die verricht zouden moeten worden. Een vraag in de commissie, waar komen die vandaan? Dan blijken die uit het kaderplan van aanpak te komen. Ik heb dat lijstje eens nagekeken, maar ik had graag de tijd gehad om dat kaderplan er eens een keertje naast te leggen. Want daar staan getallen waar ik de herkomst niet van kan nagaan. Het zegt mij totaal niets, omdat die uit dat kaderplan komen, wat pas later op de rol is gezet. r* Als ik dat hele sommetje naga, dan komen er inderdaad 2 formatieplaatsen extra in. Maar dat heeft dan nog andere consequenties, want dit hele plan zal, als we naar het volgende voorstel kijken, ook straks ingeschoven gaan worden, als we in het streekgewest daar allemaal toe besluiten in het plan, wat in het streekgewest op tafel gaat komen. Als we nu die discussie al gaan belasten met extra formatieplaatsen, dan heb ik daar de nodige bezwaren tegen. U zult van de VVD niet horen dat het waarschijnlijk daar niet naar zou kunnen groeien. Akkoord, maar als die discussie opgestart moet worden in het streekgewest, dan voelen wij er niet veel voor om die discussie nu al met extra formatieplaatsen te gaan belasten. Wij hebben de taak om de haalbaarheid te bekijken, te toetsen en ook de betaalbaarheid. Hoe straks de discussie in het streekgewest zal ein digen, is voor ons nog maar een vraag. Dat deel van die extra formatie- -31- plaatsen willen we eventjes in het midden laten. Ik denk dat het verstandig is om de wethouder er eerst zijn licht over te laten schijnen en er dan in tweede termijn een nader oordeel over te vellen. De heer VAN ES: Voorzitter, de heer Smits heeft vrij uitgebreid verwoord dat hij wat moeite had met de duur die u ons gegund heeft om het stuk te lezen en te behandelen. Ik denk dat ik me daarin kan vinden. Het voordeel wat we hebben, is dat het een kompakt duidelijk leesbaar stuk is. Dat geeft ons dan de mogelijkheid om het toch wat sneller te doen dan normaal wat ingewikkelder literatuur. De financiële consequentie, niet behandeld in de commissie financiën ondanks het feit dat ik daar zelf in zit, is misschien iets dat had moeten gebeuren. Anderzijds zie ik dit hele verhaal meer als een soort wensenpak ket. Uiteindelijk hebben we nog begrotingsbehandelingen. Bovendien zie ik dat er voordelig financiële consequenties zijn aan het hele plan. Dus wat dat betreft, kan dat niet teveel moeilijkheden opleveren. Ik heb een aantal opmerkingen, vooral in algemene zin. Sommige onderdelen van het plan hadden, wat mij betreft, best wat forser verwoord kunnen worden. Dat is ook wel gebeurd bij Bergen werkt. Er wordt veel gesproken over het gebruik van de woorden: zal en zullen. Dat had ik graag vervangen gezien door "wordt" en "moet". Ook de timing kan best wat scherper. Als we bijvoorbeeld kijken naar bladzijde 8, 3e alinea, waar ge sproken wordt over het milieuzorgsysteem van de gemeente. En waar dan gezegd wordt van, het jaar 1993 e.v., zou ik dat e.v. graag weg willen halen. Ik zou het zo willen stellen dat per 1 januari 1994 de gemeente het milieu zorgsysteem ingevoerd moet hebben. Laten we dan niet proberen het wiel op nieuw uit te vinden. Er zijn bedrijven die reeds over zo'n systeem beschikken. Ik denk dat overleg met deze bedrijven zou kunnen resulteren in een versnelling van het proces. Terecht is in hoofdstuk 2, paragraaf 8, de communicatie een van de grootste en meest uitgebreide onderdelen van Bergen werkt. Een goede voorlichting kan de basis vormen voor verbeterd milieugedrag van bedrijven en burgers. Dit kan op zijn beurt leiden tot preventie van milieuproblemen. Dit leidt dan weer tot de mogelijkheden de prioriteiten te verleggen. De struktuur van de communicatie moet op korte termijn gestalte krijgen. Wie doet wat, waar, wanneer. Op dit terrein werkzame instellingen moeten zeker heid krijgen over hun rol in het communicatieproces. Mag ik besluiten met de wens, dat deel 3 van deze cyclus niet zal heten, Bergen werkte, maar dat Bergen werkt nog een aantal jaren onder voortdurende bijstelling de basis zal vormen voor ons gemeentelijk milieubeleid. Onze conclusie, wij kunnen met dit plan aan het werk. De heer BAKX, wethouder: Ik zal ook aan het werk gaan, voorzitter, door het beantwoorden van de vragen, zoals ze tot mij zijn gekomen. De reden van behandeling, vraagt de heer Franken met nadruk, de normale timing via de commissie financiën en milieu. In de reguliere commissie heb ik u geantwoord dat b en w op vrijdag de week daarvoor de besluit vorming had afgerond. Het is best een heel proces geweest. We hebben daar de laatste weken nadrukkelijk aan gewerkt met een extern bureau om alles leesbaar en hanteerbaar te krijgen. Ook binnen de financiële kaders die gesteld zijn, maar daar kom ik dadelijk op terug. Ik heb in die commissievergadering begrip gevraagd voor het feit dat we, weliswaar op een ander tijdstip, maar u in ieder geval een week tijd gunden voor nota's van deze orde, die op zich geen verrassing konden zijn. Omdat bij de nota, die we vorig jaar hebben vastgesteld, nadrukkelijk door deze raad werd uitgesproken van, wethouder concreet worden, u moet komen met een plan van aanpak. Dat begrip dacht ik te hebben ondervonden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 63