-14- dat is een betere aanduiding dan verenging en wij willen het met name doen om te voorkomen dat er al te royaal een mogelijkheid bestaat om op het fonds een beroep te doen. Ik dacht dat mevrouw Demmers daar wat over had gezegd in eerste termijn ten aanzien van de beschikbare budgetten enz.. Maar ook anderen hebben er op gewezen. In mijn antwoord naar de heer Franken toe heb ik aangegeven hoe marginaal het is wat er eventueel overschiet bij verschil lende potjes. Maar sociale vernieuwing moet natuurlijk niet zijn, als het ware, het aandragen van ideeën en vervolgens het extra beschikbaar kunnen krijgen van financiële middelen. Nee, sociale vernieuwing zal intern en extern dienen te bestaan om te zeggen, u hebt thans een aantal middelen. Kunnen die middelen niet op een andere wijze ten nutte worden gebracht van de samenleving. Dan zou het wel eens zo kunnen zijn, wanneer ik heel optimistisch ben, dat wij heel margi naal een beroep zouden moeten doen op dit fonds en zeker niet de boer op zouden moeten gaan en zeggen, wij hebben nu 175.000,en daar kunnen we weer wat mee. Maar wel, wanneer mensen met ideeën komen om die een aanzet te kunnen geven en te zeggen, nou dat is het dan, maar het wordt niet struktureel, want dat kan niet omdat we daar de ruimte niet voor hebben. Het is een mogelijkheid om met elkaar de eerste stappen te zetten om het veran deringsproces te stimuleren en te ondersteunen. Het is vanavond ook al opgemerkt. Het is een eenmalige operatie, die we op dit moment hebben uitgevoerd. Het is nog onduidelijk of wij erin zullen slagen, als op deze pot een beroep wordt gedaan, dat wij die pot nog zullen kunnen laten groeien. Ik heb aangegeven naar de heer Franken toe, heel nadrukkelijk, dat de te verwachten overschotten bij de doeluitkeringen sociale vernieuwingen niet zo groot zullen zijn. Dus de vulling van het fonds is, denk ik, ook marginaal aanwezig. Dan blijft over of je die toespitsing zodanig wilt doen dat je zegt, a. in ieder geval. Voorzitter, misschien is het noodzakelijk dat het college nog eens kijkt hoe ze er zelf tegenover staat. Maar in eerste instantie zijn wij van mening dat het toch, hoewel genoemd toespitsing, kan leiden tot een verenging en daardoor ook wat blokkades kan opwerpen. De heer Van der kallen zegt, ja, de wethouder heeft weliswaar een uitvoerig betoog gehouden, maar is toch niet ingegaan op datgene wat ik heb aangegeven ten aanzien van de mogelijke uitkomsten van het onderzoek en het feit dat dat als een boemerang zou kunnen werken. Misschien niet zo duidelijk. Maar ik heb in eerste instantie duidelijk aangegeven dat, wanneer wij dit onderzoek starten voor maatwerk op niveau, er aan de bewoners kenbaar wordt gemaakt, als zij zeggen, wij vinden dit belangrijk, dat zij er vanuit moeten gaan dat zaken gerealiseerd moeten worden binnen dezelfde budgettaire ruimte. Dus hier een verlangen op tafel leggen, zal betekenen, daar iets laten vervallen, waardoor de ruimte ontstaat om dat verlangen, wat dan misschien prioriteit heeft, wel te kunnen binnenhalen. Maar iets anders zal dan ingeleverd moeten worden, of er zal op een andere wijze vorm moeten worden gegeven. Dat zou betekenen -maar dat is iets wat de raad en het college niet voorstaat- dat het middels lastenver hoging zou moeten worden gerealiseerd. Ik ben het met de heer Van der Kallen eens als hij zegt, we moeten het dan wel goed aangeven dat dat gegeven mede een rol speelt. Ik denk dat we dat heel nadrukkelijk zullen meenemen om dat zo duidelijk mogelijk aan te tonen. Wanneer wij zeggen, wij houden een enquête, betekent het niet -maar dat staat ook in deze 2e voortgangsrapportage- dat dat allemaal gerealiseerd zal kunnen worden. Nee, het zal afgewogen moeten worden. Op enig moment zullen ook dezelfde mensen, die vinden dat er in een wijk iets belangrijks is, de vraag voorgelegd krijgen van, wat wilt u daar dan eventueel voor inleveren? Wij zullen als raad er niet onderuit komen om dat geheel te houden in het licht van het totale gemeentelijk beleid, waarin het uiteraard ook nog zal -15- moeten passen. Maar dat is de afweging waarvoor wij, in deze raad zittende, geacht kunnen worden te verantwoordelijkheid op ons te willen nemen, die we dan uiteraard ook naar de burgers toe zullen moeten kunnen vertalen. De heer Van de Water zegt, ik ben benieuwd naar de eerste aktiviteiten van de sociale vernieuwing. Voorzitter, dat lijkt erop dat er dan op dit moment nog helemaal niks gebeurd is. Dat is helemaal niet waar. Ik denk dat een heleboel zaken in het kader van de sociale vernieuwing, maar we hebben ze hier niet herhaald, reeds in gang zijn gezet. Als wij bijvoorbeeld kijken naar een projekt neveninstromerswaarin alle scholen van voortgezet onder wijs in Bergen op Zoom via een intentieverklaring hebben gezegd daaraan medewerking te willen verlenen, dan wordt dat op andere plaatsen op het moment waarop het woord sociale vernieuwing valt, gebracht onder sociale vernieuwing. Als wij in deze raad een besluit hebben genomen om via de Stichting Sociaal Kultureel Werk een opstapprojekt te starten in het kader van de kinder opvang, is dat sociale vernieuwing. Dus er is wel degelijk wat gebeurd. Dat de heer Van de Water benieuwd is naar het vervolg, als ik het zo mag vertalen, die eerste resultaten, dan kan ik mij daarin vinden. Maar anders heb ik de neiging me daar toch tegen te verzetten. Dat heb ik, denk ik, met deze twee voorbeelden gedaan. Voorzitter, ik weet niet of ten aanzien van het amendement van de VVD het noodzakelijk is dat wij ons nog even beraden betreffende het standpunt, of dat wij de stemming in de raad afwachten. De VOORZITTER: Het is op zichzelf duidelijk dat op dit moment 12 leden van de raad zich voor het amendement hebben uitgesproken, daartegen 15. Zou de raad kompleet geweest zijn, dan zou de stand van zaken 14 en 15 geweest zijn. Dat is op zichzelf, om het helemaal absoluut af te wijzen, een be trekkelijk smal draagvlak. Het is een meerderheid aan de ene kant. De vraag is of het op dit moment per se nodig is om het amendement al te behandelen. De criteria staan er. Daar is op zichzelf geen verschil van mening over. Het gaat er alleen om, begrijp ik het amendement goed, dat er tenminste aan 2 criteria voldaan zou moeten worden. Je zou, als je op pagina 23 kijkt naar de criteria voor de aanwending van middelen uit het fonds sociale vernieuwing, kunnen concluderen dat één voldoende zou zijn. Ik denk dat het duidelijk is dat het college van een substantieel deel van deze raad op dit moment vernomen heeft dat er tenminste wel twee ijkpunten zouden moeten zijn. Het lijkt me dat we moge lijkerwijs de finale besluitvorming ook nog eens even een moment zouden kunnen aanhouden met betrekking tot het amendement. Want u bent ook in tweede instantie alsnog in de gelegenheid om te zeggen, ik vind dat dit voorstel niet of niet in voldoende mate aan verschillende criteria, zoals die genoemd zijn op de pagina's 23 en 24, voldoet en dat motiveert mij om daar tegen te zijn. Dan zou daar immers aan de andere kant van de zijde van het college heel nadrukkelijk kunnen worden gesteld dat de doelgroep, waarop het beleid zich richt, inderdaad in verschillende opzichten kan worden aangewezen als een achterstandsgroep. U zou op dat moment alsnog tot een oordeel kunnen komen. Maar mijnheer Janssen, u heeft natuurlijk het volste recht om stemming over uw amendement te vragen. De heer JANSSEN: Wij zouden dat wel willen, maar met een korte toelichting, want blijkbaar is in ieder geval de intentie van de VVD-fraktie niet bij iedereen goed doorgedrongen. Wij hebben het over centen als wij het over criteria hebben. Maar er ligt natuurlijk meer achter. Het gaat niet alleen om die centen. Het gaat om het hele verhaal wat wij gehouden hebben. Met het aanscherpen van de criteria hebben wij proberen aan te geven wat onze eerste intentie met sociale vernieuwing is. Dus het gaat niet om, laten we a. maar

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 55