-40-
gekeken naar de niet rokers door te zeggen, we hebben ventilatoren Geplaatst
enz.. Daarmee proberen we de overlast voor de niet-rokers tot een minimum te
beperken.
De heer Van der Kallen heeft er nog eens op gewezen dat een burger met hem
kontakt heeft gehad over deze materie. Ik denk dat diezelfde burger ook
kontakt heeft gehad met de dienst welzijn en dat er uitvoerig met hem is
gekorrespondeerd over deze aangelegenheid. En dat, voor zover de aktivitei-
ten werden ontplooid, er zelfs sprake van is geweest, dat er voor diezelfde
aktiviteiten op is gewezen dat het mogelijk was om die aktiviteiten in een
lokaliteit uit te oefenen waarin niet gerookt werd.
Dan kan je zeggen, de niet-roker moet ook aan de bar en aan de stamtafel
zitten. Daar kan je, denk ik, redelijk lang met elkaar over redetwisten. Als
wij in alle redelijkheid vinden dat mensen aan aktiviteiten kunnen deel
nemen, en dat vinden we, en we trachten binnen redelijke termen daarbij
iedereen zo goed mogelijk te laten funktioneren, en sommige mensen schijnen
inderdaad behoefte te hebben -ik behoor daar niet toe, dus ik heb makkelijk
praten- om van tijd tot tijd een sigaar of een sigaret te roken, anderen
hebben daar last van, dan heb ik de indruk dat er veel onderling geregeld
kan worden. Daar trachten we mede op in te spelen. Dat die conciërge niet
konstant in die zaal staat, dat is duidelijk. De man of vrouw wordt ook nog
geacht aan andere onderdelen die dag aandacht te besteden en moet van tijd
tot tijd ook nog wel eens ergens anders zijn.
Ik heb niet begrepen van de heer Van der Kallen dat het de conciërges zijn
die de ventilatoren uitzetten. Als anderen op de knop drukken en vervolgens
ontstaat er overlast voor iemand die last heeft van roken, omdat anderen
vinden dat de ventilatoren teveel lawaai maken en daarom de knop indrukken
en vervolgens vallen de ventilatoren uit, dan zeg ik, dan doen medegebrui
kers van dat gebouw dat elkaar aan.
Ik heb derhalve geen signalen op dit moment dat wij het zijn die zorgen dat
het daar verkeerd gaat.
Ik ben best bereid daar met de dienst nog eens uitputtend over te praten.
Maar dan verlang ik tevens van degenen, die aan dezelfde aktiviteit
deelnemen, dat zij begrip opbrengen dat zij mede-aktiviteitendeelnemers
hebben, die niet tegen roken kunnen. Dan zullen ze gezamenlijk moeten
afspreken dat ze een rookverbod invoeren. Meer kan ik er op dit moment niet
van zeggen. Ik denk dat wij in alle redelijkheid hebben getracht om goede
oplossingen te vinden.
De VOORZITTER: Dank u wel. De heer Van den Ouden vraagt nog het woord.
De heer VAN DEN OUDEN: Het is een steeds terugkerend probleem wat de kwestie
van het roken betreft. Mensen, die verslaafd zijn aan roken en behoefte
hebben aan nicotine, daar zijn, en dat hebben we uit ervaring ook in de
gezondheidszorg meegemaakt, heel moeilijk afspraken mee te maken. Half
slachtige afspraken helpen niet. Een vraag om rekening te houden met mensen
die last hebben van roken in de praktijk, dan kan de niet-roker beter
weggaan want daar wordt gewoon geen rekening mee gehouden. In die zin geef
ik de heer Van der Kallen en de heer Smits volkomen gelijk. Halfslachtige
oplossingen helpen niet. Gewoon duidelijk afspreken, één rokersruimte en
voor de rest rookvrij, zodat iedereen, ook de niet-roker, gewoon goed kan
genieten van de voorzieningen die aanwezig zijn.
De heer VAN DER KALLEN: Ik heb met interesse kennisgenomen van het stand
punt van de portefeuillehouder. Mijn standpunt is niet gewijzigd. Ik heb nog
wel een trieste opmerking, in die zin, dat de klager binnenkort niet meer
zaï klagen, want hij zal geen gebruik meer maken van 't Swaentje. Dat vind
ik op zich een heel treurig feit, omdat het niet meer gebruikmaken van 't
Swaentje, het niet meer lid zijn van een vereniging, die daar recreëert,
-41-
respektievelijk een spel doet. Om die reden vind ik het heel teleurstellend
als wij afstand doen en laten doen van een burger die gebruik maakte van een
recreatieve voorziening, door de gemeente Bergen op Zoom geschapen, om
redenen als deze.
De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, ik ben blij met de tweede termijn
van de heer Van der Kallen, want daaruit blijkt dat het om een lid van een
vereniging gaat. Aan diezelfde vereniging is naar mijn beste weten
aangeboden dat ze een rokersvrije ruimte zouden kunnen gaan gebruiken voor
hun aktiviteiten, maar dat paste niet in de financiële positie.
De VOORZITTER: Wel, dames en heren, u hebt ook van de wethouder gehoord dat
hij probeert ook voor dit probleem nog een oplossing te vinden.
Zou ik u mogen voorstellen de ontwikkelingen verder af te wachten en thans
over te gaan tot behandeling van punt 17? Akkoord.
17Voorgesteld wordt te berichten conformconcept-brief op:
1. Subsidie-aanvraag 1991 van de stichting Slachtofferhulp Westelijk Noord-
Brabant
De heer VAN DER KALLEN: Soms zit de logica wat merkwaardig in elkaar. Bij
agendapunt 4 wou het college van de gemeente Bergen op Zoom heel graag
volgen wat andere gemeenten zouden doen. Bij agendapunt 17 wil men dat
helemaal niet. Er zit één logica in het verhaal, in beide gevallen is de BSD
het niet eens met het college.
De heer VAN DEN OUDEN: Ook ik ben het niet eens met het college. Het college
zegt in het antwoord dat slachtofferhulp een taak is van het maatschappelijk
werk. Ik heb begrepen dat de stichting Maatschappelijk Werk zeer passief nu
gaat zijn ten aanzien van de slachtofferhulp. Enkel wanneer de mensen zelf
naar maatschappelijk werk toegaan, zullen ze aktiviteiten ondernemen om het
slachtoffer de hulp te geven die het nodig heeft.
Dat vind ik een beetje vreemd. Aan de ene kant subsidie weigeren voor de
stichting Slachtofferhulp, verwijzen naar de stichting Maatschappelijk Werk,
die zelf zegt van, wij gaan een zeer terughoudend beleid voeren omdat we er
geen geld voor krijgen. En dus de middelen niet hebben en blijkbaar ook de
menskracht niet om die hulp te verlenen. Terwijl de slachtofferhulp een zeer
specifieke hulpverlening is. Mensen die psychisch helemaal in de problemen
komen door het trauma wat ze hebben ervaren. Blijkbaar is Bergen cp Zoom een
witte vlek in deze, omdat de stichting Slachtofferhulp de kans niet krijgt.
De stichting Maatschappelijk Werk wil het niet omdat ze geen subsidie
krijgt. Dus het slachtoffer valt op dit moment, als het heel slecht uit
komt, tussen wal en schip.
De heer BOLSIUS: Mijn fraktie kan zich vinden in het standpunt van het
college, dat maatschappelijk werk verantwoordelijk is voor slachtofferhulp.
Wij willen dan natuurlijk ook wel, gezien de bedenkingen die we vanavond
horen, dat het college in haar produktbewaking van een gesubsidieerde in
stelling uiteraard kijkt of met de subsidie, die wij verstrekken, ook die
taak voor de rekening wordt genomen.
De heer DEKKERS, wethouder: Aan de orde is een subsidie-aanvraag 1991 van de
stichting Slachtofferhulp Westelijk Noord-Brabant. De materie, waarbij het
algemeen maatschappelijk werk te maken heeft, gaat over het jaar 1992 en dat
is thans niet aan de orde.
Overigens hebt u daarover besluiten genomen bij de vaststelling van het
welzijnsprogramma. Toen hebt u vastgesteld dat de stichting Maatschappelijk