-38- ®rief van de wijkcommissie Noordgeest d.d. 15 november 1991 inzake bezwaren tegen het bouwplan van de stichting Sterrebos. 2. Antwoord van burgemeester en wethouders op de onder 1. genoemde brief. j. 1. Brief van het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties d.d. 6 december 1991 inzake overlast bedrijven Theodorushaven 2. Antwoord van burgemeester en wethouders op de onder 1. genoemde brief. k. 1. Brief van de BiD d.d. 7 december 1991 inzake handhaving van het rook verbod in 't Swaentje. 2. Antwoord van burgemeester en wethouders op de onder 1. genoemde brief. 1- 1. Brief van hetcollege van Roosendaal d.d. 10 januari 1992 inzake intentieverklaring voor intensivering van de samenwerking met Bergen op Zoom. 2. Antwoord van burgemeester en wethouders op de onder 1. genoemde brief. m. Brief van het Werkvoorzieningsschap West Noord-Brabant d.d. 25 oktober 1991 inzake ontwerp-resumé van de openbare vergadering van het algemeen bestuur d.d. 30 september 1991. n. Brief van de Stichting Maatschappelijk Werk d.d. 4 december 1991 inzake beroep tegen vaststelling Welzijnsprogramma Maatschappelijke Zorg 19^'' v.w.b. onderdeel Stichting Maatschappelijk Werk. o. Brief van de heer A.J.F.M. Linssen d.d. 13 december 1991 inzake zittm- op persoonlijke titel in de gemeenteraad. p. Notitie voor de commissies APPZ en ROSOV inzake inspraa>r>r.-^eaUr* et-na tuurschets De VOORZITTER: Wie van u wenst over een van deze punten het woord te voeren? De heer Van der Kallen en de heer Smits over k. Niemand uwer over a t/m j en 1 t/m p? Dan zijn'die stukken voor kennisgeving aangenomen. Het woord is aan de heer Van der Kallen. v D= heei VAN DER KALLEN: De BSD-brief is door mij geschreven naa1" aanleiding van een duidelijke aan mij schriftelijke gerichte klacht van een burger] Diezelfde burger heb ik om commentaar gevraagd op het antwoord van het college. Ik wil een viertal punten, die die burger heeft aangedragen in een schriftelijk commentaar daarop letterlijk aan u citeren. Ik citeer: Ondanks de aangebrachte ventilatie is er wel degelijk sprake van rookoverlast in het gedeelte voor niet-rokers. Regelmatig worden de venti latoren uitgezet, omdat zij teveel lawaai of teveel koude lucht met zich brengen. Als niet-roker zou je dan voortdurend ruzie moeten gaan maken om niet in de stank te zitten. Het is toch een kleine moeite om één lokaa"1 aar. te wijzen als rokersruimte. Dit zou alle problemen oplossen. Zo is het ook geregeld op school, waar ik lesgeef. Dat werkt perfekt. Met vreugde stel ik vast dat het college bereid is eventueel een algeheel rookverbod in te stellen. Dat er eerst meer klachten moeten komen, alvorens men verdere maatregelen wil riemen, vind ik onzin. Alsof overtreders van een wet pas strafbaar worden bij voldoende klachten. Als ik met mijn auto 140 km/u ri'd ben ik in overtreding en dus strafbaar, klachten of niet. Zo zie ik het ook nier. Vorige week stond in de krant dat 1 cipier van de Koepel in Breda een klacht had ingediend tegen het roken in zijn omgeving en door de rechter ir het gelijk was gesteld. Dit bewijst toch al dat 1 klacht voldoende is en dat de gemeente, ook zonder klachten, moet zorgen voor een situatie, die over- -39- eenkomstig de wettelijke bepaling is. Ik onderschrijf dit commentaar van de betrokken klager 100%. Ik ben dan ook teleurgesteld in het college-antwoord. De heer SMITS: Het was stomtoevallig dat de VVD over hetzelfde onderwerp bijna gelijktijdig een brief in de bus deponeerde aan het college. Daar zat precies 5 minuten verschil tussen, terwijl we dat niet van elkaar wisten. Ik heb voor mij de Tabakswet van 1988 liggen en het besluit wat daarbij hoort van 1989. Als we de regels daarin lezen, dan is duidelijk de intentie van deze wet, de bescherming van de niet-roker. Maar dat levert mij dan de mogelijkheid op om naar de brief van de VVD te kijken, die wij van u terug ontvangen hebben en die precies gelijkluidend is met de brief die aan de BSD is geschreven. Dus of we over de ene brief praten of over de andere maakt niet uit. Maar in de 2e alinea staat: In verband met de problemen kan de roker onder de gebruikers enz., en daar begint mijn bezwaar, want de intentie van de wet is de niet-roker te beschermen. Uw antwoord gaat van een andere stelling uit, u begint te praten over, in verband met de problemen van de rokers. Ik denk dat dat een verkeerd uitgangspunt is, want de wet geeft juist een andere doelstelling. Het is inmiddels bewezen, de schadelijkheid voor de gezondheid. Speciaal voor mensen met cara-problemen. Dat is wel duidelijk. Ik denk dat ik dat niet hoef uit te leggen. Daar is die wet voor overeind gekomen. U wijst er in uw brief op dat er een uitzonderingspositie mogelijk is. Daar wilt u dan gebruik van maken. Maar vervolgens schrijft u dan iets verder, waar het gaat over het toezicht en de dienstdoende conciërge, die echter in de praktijk niet voortdurend aanwezig kan zijn als gevolg van een beperkt aantal conciërge-uren. Daar zegt u dan meteen mee dat u bijna niet.in staat bent om die uitzonderingspositie, die u oproept, te controleren en in stand te houden. Van die uitzonderingspositie zegt u dus dat er aar. de bar en aan de tafel in hetzelfde lokaal dan wèl gerookt mag worden. U schrijft ook nog, helaas is er geen afzonderlijke rokersruimte. Daaruit concludeert u dan dat er dan maar regels gesteld moeten worden om wèl te roken. Maar als er helaas geen afzonderlijke rokersruimte is, zoals het hier staat, dan dient u dat zodanig in te vullen dat er niet gerookt wordt. Het komt er dus op neer dat het nu bij de bar wel kan, in hetzelfde lokaal, ook bij de stamtafel kan het wel. Dat houdt dus in dat iemand die last heeft van die rook, die patiënt is, niet aan de bar kar. gaan zitten en ook niet aar. de stamtafel kan gaan zitten. Daar heb ik bezwaren tegen. De heer BOLSIUS: Ik kan mij persoonlijk zeer wel vinden in de bezwaren die niet-rokers ondervinden van rokers. Ik vind dat het college de plicht heeft om daar, waar het technisch niet mogelijk is om die beide kategorieën met. elkaar te laten verkeren, maatregelen te treffen. Dat het niet onmiddellijk kan, dat realiseer ik mij ook. Maar het zou eigenlijk een uitgangspunt moeten zijn, met name in rekreatieruimtendie van overheidswege worden gesubsidieerd. Het gaat voor mij niet alleen om de wet, het gaat voor mij ook om de wijze waarop je tracht binnen redelijke normen gestalte te geven aan de wet. Een wet klakkeloos uitvoeren óf een wet met enig verstandig beleid uitvoeren, daar zit voor mij toch wat verschil in. De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, als ik zo hoor en ik beluister o.a. de heer Bolsius, dan denk ik dat wij in de brief aan de BSD en ook aan de VVD hebben aangegeven dat wij trachten binnen alle redelijkheid een situatie te creëren, die voor alle partijen aanvaardbaar mag worden geacht. De heer Smits wijst erop, u begint vanuit het uitgangspunt van de rokers. Maar vervolgens blijkt heel duidelijk dat we heel nadrukkelijk hebben

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 24