dan bots je met dat soort dingen. Dat is, denk ik, teveel gevraagd. Maar het
gaat erom om een techniek te ontwikkelen, en dat kan gemakkelijk naar mijn
gevoel, en daaromheen de regelgeving te ontwikkelen met behoorlijke sancties
als zekerheid voor de regelgever.
De heer BOLSIUS: Voorzitter, bij wijze van interruptie big dit onderwerp,
dat bespaart misschien een tweede termijn. Maar ik heb hier artikel 14 van
de woningwet, waarin uitdrukkelijk staat, dat burgemeester en wethouders van
de bepalingen van de bouwverordening of van de in artikel 11 bedoelde nadere
regelen vrijstelling verlenen voor het bouwen van bouwwerken, bestemd om in
een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning, te voorzien.
Als je dan kijkt naar die artikelen dan biedt dat wel degelijk mogelijkhe
den.
De VOORZITTER: Misschien mag ik u daar een antwoord op geven. Het probleem
is dat op grond van de wet op de RO en het mogelijk maken van winterterras
sen er niet sprake is van een tijdelijke behoefte, maar er is sprake van een
continuering van die behoefte. Artikel 17 van de wet op de RO geeft regels
aan in welke gevallen een bouwvergunning verleend kan worden met een in
standhoudingstermijn, waar dus wel van tijdelijke aard sprake is. Dat kan
bijvoorbeeld zijn, als je dat heel strikt toepast en om u een voorbeeld te
noemen, de direktiekeet bij een bouwwerk. Dat is nu inderdaad een tijdelijke
behoefte, want als het bouwwerk afgelopen is, is de nuttigheid om daar een
direktiekeet te hebben, vervallen.
Dat is de systematiek die de wetgever gekozen heeft.
De heer BOLSIUS: Het was te proberen, voorzitter.
De VOORZITTER: zult begrijpen dat in de nadere regelgeving toch nog het
een en ander geregeld moet worden. De wethouder heeft terecht ook melding
gemaakt van het feit dat je dat door middel van een huurovereenkomst kan
doen en dus valt onder de rechtsgang die daaraan verbonden is, of dat je dat
zou kunnen doen door middel van het systeem, wat we thans kennen, het pre-
cario
Verfijning daarvan en mogelijkheden van wijziging en ook de onderscheiden
rechtsbescherming van de burgers, of die nu naar de administratieve of naai
de gewone rechter toe moeten, is een zaak die in een volgende fase aan u
voorgelegd zal worden.
Ik denk dat. we de eerste termijn hierbij afgesloten hebben.
De heer STUART, wethouder: Voorzitter, er rest nog een vraagje van de heer
Van de Water, waarom gewijzigd vaststellen. Dat is nodig omdat tegen die
aangebrachte wijziging weer een beroepsmogelijkheid moet zijn bij GS in dit
geval
De heer VAN DE WATER: Dat was mijn vraag, of voor het gewijzigd vaststellen
dezelfde procedure geldt als voer het ongewijzigd vaststellen, dat is
volgens ons zo.
De heer STUART, wethouder: Nee, als je nu ongewijzigd vaststelt dan is er
ook geen reden om de wijziging onderhevig te maken aan een beroepsmogelijk
heid. Het is een gewijzigd voorstel.
De VOORZITTER: Dan, dames en heren, is de tweede termijn aan de orde.
Dezelfde sprekers?
De heer AERTSSEN: Ik vraag schorsing, voorzitter.
-33-
De VOORZITTER: Dames en heren, ik schors de vergadering.
Aldus schorst de VOORZITTER de vergadering om 21.53 uur.
De VOORZITTER heropent de vergadering om 22.05 uur.
De VOORZITTER: Dames en heren, de vergadering is heropend. Het woord is aan
wethouder Stuart.
De heer STUART, wethouder: Uit het beraad tijdens de schorsing is gebleken
dat er eigenlijk behoefte bestaat om de intenties en de bedoelingen van de
raad met betrekking tot de winterterrassen nog wat toe te spitsen. Daarom is
er gezocht naar een plaats waar dat zou kunnen. Laten we zeggen, waar dat
niet tegen formele bezwaren aanloopt. Dat zou kunnen naar onze mening in de
toelichting op het bestemmingsplan, daar waar we spreken over, wat is een
winterterras. Daar komt het woord bedoeling al een keer in voor. Het zou
kunnen om die alinea uit te breiden met een overweging, dat het in de bedoe
ling ligt om in de winterse maanden een voorziening mogelijk te maken die,
gezien de klimaatsomstandigheden, op dat moment het toch mogelijk maakt om
daar kwalitatief goed te verblijven.
Rekening houdend met het feit dat ons vergunningsstelsel erin voorziet dat
de vergunning voor de zomerterrassen wordt afgegeven voor de periode van 1
maart tot 1 november -zeg ik uit het hoofd- en dat het dus de intentie is om
voor de resterende maanden een voorziening te kunnen treffen, aangepast aan
de omstandigheden van het jaar.
De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Muller voor de tweede termijn.
De heer MULLER: Na de toelichting van de portefeuillehouder kan ik kort
zijn. Wij zijn akkoord met zijn toelichting.
De heer VAN DER KALLEN: Ik wist al dat er wat fout was, want in eerste
termijn was ik enthousiast over het stuk en het betoog. Als het CDA dan niet
enthousiast is over het collegevoorstel zeg ik, Louis, je doet wat fout want
dit kan haast niet, jij positief over het college en het CDA niet. En nu is
het andersom, want over zo'n verhaal van een winterterras, ga je naar mijn
stellige overtuiging volstrekt voorbij aan de commercie en aan de verhouding
van wat kan wel en wat niet met de horeca. Als je een winterterras voor
een paar maanden moet laten gaan bouwen, daarna de ondernemers weer aan het
werk zetten, eigenlijk alleen maar voor een heel stuk bureaukratieom
alleen maar politieke compromissen te bereiken, dan denk ik dat de politiek
volstrekt ongeloofwaardig en verkeerd bezig is.
Deze uitleg, deze toevoeging aan het stuk maakt het stuk voor mij zodanig
dat ik het stuk niet meer zal ondersteunen. Politieke haarkloverij, enkel en
alleen om een aantal partijen klaarblijkelijk hun gezicht te laten redden,
dan zeg ik, voor mij hoeft het niet. Hier gaat iedere economische realiteit
aan voorbij. Je maakt het ondernemers absurd moeilijk. Je dwingt ze tot
allerlei inspanningen waar geen echte baten tegenover staan. En waarvoor?
Voorzitter, ik ben lang genoeg geweest. U hebt mij vandaag al een paar keer
tot de orde geroepen. Waarom, weet ik nog niet. Er schijnen spreektijd
beperkingen te zijn gesteld en daarom zal ik maar eindigen.
De VOORZITTER: U vergist u, mijnheer Van der Kallen. Ik heb gevraagd cm uw
interrupties korter te laten zijn.
De heer AERTSSEN: De toekomst zal uitwijzen of we vanavond inderdaad
geregeld hebben wat we met zijn allen, een groot deel van de raad, wensen te
regelen. Voor onze fraktie hebben we straks de balans al opgemaakt. We
hebben ermee geworsteld. Ik kan u zeggen dat een deel van mijn fraktie vindt