-30-
Vanuit een grote bezorgdheid over de kwaliteit van de Grote Markt heeft de
Vereniging Binnenstad bezwaren tegen de komst van de winterterrassen. We
zijn het eens met de waarde die de vereniging toekent aan de Grote Markt.
Tevens zijn wij het eens met hun bezwaar dat het begrip winterterras erg
onduidelijk is. Wij hebben er echter geen bezwaar tegen dat er winterteras
sen komen. Terrassen, zowel in de zomer als in de winter, dragen bij aan de
levendigheid van de Grote Markt als ontmoetingsplaats voor zowel inwoners
als bezoekers van Bergen op Zoom.
Zoals gezegd, wij delen het bezwaar van de Vereniging Binnenstad tegen die
onduidelijkheid die bestaat over dat begrip van winterterrassen. Wij vinden
dan ook dat er heel duidelijke voorschriften moeten komen, die niet op
verschillende manieren zijn uit te leggen. Een eerste aanzet is daar van
avond al voor gegeven. In die voorschriften moet dan, wat ons betreft, ook
in ieder geval staan het tijdelijke karakter van de terrassen. In die zin
ondersteunen wij de opmerking van de heer Muller, dat daar een verdere
aanscherping van moet komen. Dat ze los moeten staan van de gevels. Ik 'heb
gelezen dat dat m ieder geval ook het geval moet zijn. Zij moeten goed
toegankelijk zijn voor gehandicapten, dus rolstoelvriendelijk en dat ze goed
geïsoleerd moeten zijn. Natuurlijk moeten deze eisen ook zodanig zijn, dat
de terrassen in harmonie ziin met het plein.
Verder vinden wij het belangrijk dat er zo hoog mogelijke handhavingseisen
komen, zodat er geen gedoogsituaties meer voorkomen.
Zoals gezegd, voorzitter, wij zijn voor het voorstel, mits er zeer duidelij
ke criteria komen. Want, en de heer Muller en de heer Aertssen hebben en ook
al wat van gezegd wat wij overigens ondersteunen, het unieke karakter van de
Grote Markt moet gehandhaafd blijven. Ik ondersteun mede de opmerking van de
heer Aertssen, dat de koninklijke weg bewandeld moet worden.
De heer STUART, wethouder: Voorzitter, misschien is het goed om te beginnen
met de opmerking van de heer Aertssen over die merkwaardige tekst. Als we
naar het oude voorstel kijken, dan is hetgeen daar geschreven staat op
bladzijde 3 de tekst die eigenlijk ook in het nieuwe stuk had moeten staan.
Vroeger heette dat een zetduiveltje. Er moet dus staan: De criteria zijn
deels niet objectief, deels ontoepasbaar, bieden onvoldoende waarborgen voor
de kwaliteit en kunnen zonder beïnvloedingskern van belanghebbenden als
bijvoorbeeld de Vereniging Binnenstad eenzijdig door Burgemeester en Wet
houders bijgesteld danwel soepel toegepast worden. Dat is de tekst die er
moet' staan.
Ik denk dat het voornaamste punt in eerste termijn toch nog het zoeken is
naar waar kunnen nadere regelen nu gesteld worden. Een ding is zeker, dat de
wet op de RO en de woningwet zich verzetten tegen een publiekrechtelijke
regeling van termijnen. Dat kan niet. Er moet voor een winterterras een
bouwvergunning verleend worden ex woningwet. Dan praat je over termijnen van
tenminste 5 jaar. Een bouwvergunning wordt niet verleend voor 1 oktober tot
1 november of iets dergelijks. Dat kan niet, dat is met de wet op de RO en
de woningwet, binnen welke kaders je een bouwvergunning moet afgeven, niet
te regelen.
Problematisch is het daarbij dat er een ander regime is voor zomerterrassen,
want voor die zomerterrassen zijn slechts voorschriften bij de vergunning
verlening ex APV. Dat is weer een heel ander regime. Dat is nog maar een
heel klein voorbeeld om aan te geven tegen wat voor afwegingen je toch aan
loopt, als je die privaatrechtelijke kant uit wilt. Daarbij steeds toetsend,
ik sluit aan bij het betoog van de heer Van der Kallen wat dat betreft, of
je dan je boekje als overheid niet tc buiten gaat.
Wat het college in het stuk heeft geschreven, en dat mag niet voer tweeërlei
uitleg vatbaar zijn, is dat we in de geest van de opmerkingen, waar verslag
van gemaakt is in de commissie, regelingen willen ontwerpen, waarbij we
-31-
steeds onszelf willen voorhouden of we die kant van het privaatrecht uit
gaande, onze hand als overheid niet overspelen. We moeten het allemaal
netjes blijven doen. Daar moet je de andere publiekrechtelijke instrumenten
dus eigenlijk als het ware gelijk mee ontwikkelen. Kan je wat met precario,
kan je misschien wat met een aangescherpte vergunningsverleningsprocedure.
Die vergunning intussen is interessant in relatie tot de discussie, die
gevoerd wordt over de tijdelijkheid van de terrassen. Want in vergunningen
zit het element tijdelijk ingebakken. Zeker voor een zomerterras.
Hoe dat ook technisch allemaal uitpakt, zal nog moeten blijken. Ik denk dat
een uitspraak dat een winterterras helemaal zou moeten worden afgebroken
strijdig is met het principe van het verlenen van een bouwvergunning. Ik
denk dat dan vervanging door een zomerterras allemaal te ver gaat.
Ik denk wel dat de regeling, en zo hebben we het allemaal besproken in de
commissie, er op gericht zou moeten zijn om iets zodanig te bereiken dat een
winterterras een zomerterras kan worden en omgekeerd. Dat is eigenlijk
technisch het probleem. Dat is volgens mij technisch ook gemakkelijk op te
lossen. Maar die techniek moet nu in regeltjes gevat worden. Daarvan zeggen
we u toe dat we die zaken op korte termijn zullen proberen te formuleren en
aan de commissie voorleggen.
Publiekrechtelijk via de wet RO en de woningwet zijn we, naar onze stellige
overtuiging, uitgepraat. Zelfs de criteria, die te maken hebben met wel
stand, zijn omdat ze van welstandstechriische aard zijn al niet op te nemen
in het bestemmingsplan. We gaan nog zo ver door er zelfs een bijlage bij te
stoppen. En dan ben ik bij de wijzigingsbevoegdheid van het college. Ja
inderdaad, het college heeft die wijzigingsbevoegdheid. Wat dat betreft
heeft de raad de rol in dat soort situaties van controleur achteraf, natuur
lijk. Maar om het handelen van het college en zelfs de rol van welstand
inzichtelijk te maken, is in de bijlage bij het bestemmingsplan die hele
ceel aan criteria gevoegd. Dus de raad kan wel ongeveer volgen welke wegen
het college moet bewandelen om van die wijzigingsbevoegdheid gebruik te
maken
Het is inmiddels een juridisch middel, waardoor de Raad van State zeker als
een toepasbaar middel is gekenschetst. Naar onze mening kan het niet anders
vanwege de vergaande eisen die we eraan willen stellen en die eerder met
welstand dan met planologie te maken hebben.
Voorzitter, dat is, denk ik, de situatie. Publiekrechtelijk, bestemmings
plan, wet ruimtelijke ordening, woningwet, dan ben je ver uitgepraat. Het
moet anders geregeld worden als je het wilt aanscherpen. Die toezegging deen
we, dat we voor die aanscherping zullen zorgen. Maar het is wat ingewikkel
der dan het lijkt op het eerste gezicht. Je moet dat zorgvuldig doen.
Niettemin ligt daar de toezegging dat we dat op korte termijn met de
commissie zouden willen bespreken.
Nu geen besluit nemen, betekent intussen dat het juridisch vacuüm, voor
degenen die een bouwvergunning hebben aangevraagd, alsmaar groter wordt. En
er bovendien nu onmiddellijk gronden ontstaan voor die bouwvergunning
aanvragers om bezwaren te gaan maken op grond van een fictieve weigering.
De heer AERTSSEN: Voorzitter, bij interruptie. Mag ik iets aan de wethcuöer
vragen? Hij zegt heel abstract, althans zo zie ik het, het winterterras moet
zomerterras worden. Ik heb net de heer Muller ook een keer geciteerd. In de
commissie is dat toch wat concreter gesteld. Ik heb vanavond ook getracht
dat wat concreter te stellen. Ik vraag dus heel expliciet, betekent dat nu,
winterterras afbreken en zomerterras opbouwen? Ik wil daar ietsje verder in
gaan
De heer STUART, wethouder: Ik heb in mijn eerste termijn gezegd, voorzitter,
dat de woningwet zich daar tegen verzet. Als je een bouwvergunning geeft,