- 42 -
We gaan uit, heeft dé heer Bolsius gezegd, van het feit dat als de motie wordt
aangenomen we in die richting actie dienen te ondernemen.
Er komt een moment dat er dus teruggerapporteerd wordt aan de raad.
De heer BOLSIUS: Als het college het dienstig vindt om voor het moment waarop
de proef zal ingaan de raad te waarschuwen dat er vreselijke calamiteiten te
wachten staan, dan is het de plicht van het college om dat dan aan de raad
mee te delen. Dat verwacht ik eigenlijk. Maar als die mededeling niet noodza
kelijk is dan kan de proef gewoon doorgaan. Ik wil juist voorkomen dat er weer
een stuk vertraging in de besluitvorming optreedt, want het is niet zo'n ver
rassing dit streven om met.de Fortuinstraat en Grote Markt iets te doen.
Ik denk dat hier al zo'n tien jaar over gepraat wordt.
De heer STUART, wethouder: Ten behoeve van de heer Janssen. In mijn perceptie
zou het zo moeten zijn dat de raad het college opdracht geeft om te gaan praten
met de belanghebbenden over de wil van de raad om een proef te doen tot afsluiting
van de Fortuinstraat. In mijn perceptie moet dat leiden tot rapportage van het
college aan de raad .-en beraadslaging over die rapportage die zal leiden tot be
sluitvorming over het al of niet handhaven van dat voornemen van de raad.
De h^er VAN DE WATER: We kunnen nu de onderhandelingen opstarten. De MGH is
deelnemer, vertegenwoordiger eigenlijk van het winkelge'oeuren., Uit de gesprekken
die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden blijkt duidelijk dat de ondernemers
voorkeur hebben, dat de ondernemers van het Vierkantje toch een beetje onder
druk staan, dat heb ik ook in eerste termijn gezegd. Ik heb gezegd kom voor je
eigen belangen op. Ik vind dat dit duidelijk een uitspraak van de raad is.
Ik ben -het helemaal met de heer Bolsius eens dat als er echte bezwaren zijn,
dan zullen wij ons daarover moeten beraden. Maar ik denk dat op dit moment duide
lijk een meerderheid van de raad is voor het starten van de proef. Ik denk dat
als een amendement ingediend wordt het ook zodanig beoordeeld dient te worden.
De VOORZITTER: Ik zou de heer Stuart willen vragen zijn betoog te vervolgen.
H§t,,lijkt-mij-op zichzelf duidelijk, dat zal straks ook bij de stemming blijken,
of ïT het 'amendement handhaaft ja of nee. De toezegging is evenzeer duidelijk.
Uw mening over handhaving is inmiddels ook gebleken.
De heer STUART, wethouder: Om nu de bijdrage van de heer Van de Water niet zonder
gewicht te laten nog dit. Als dat de interpretatie is dan denk ik dat wij de
raad zouden moeten aanraden om het amendement niet over te nemen, want dan heeft
zo'n overleg geen zin. Dan dringen we toch tot de kern door en dat is de wens
om zorgvuldig te willen handelen.
Er zijn nog een paar details. De Lindenbaangaragedaarvan mogen we misschien
toch ook in de raad vermelden dat er reeds geruime tijd gesprekken aan de gang
zijn met de eigenaar maar ook met andere gebruikers van onroerend goed van
diezelfde eigenaar. Ik had een beetje moeite met de opmerking van de heer Van
den Ouden, in'die zin dat toch echt gevolgen van eerder genomen raadsbesluiten
hebben geleid tot het huidige kostenpatroon.Dat is dus willens en wetens door
de raad zelf gewild. Het is wel een probleem, maar wij moeten nu werken aan op
lossing van problemen die door vroegere raadsbesluiten veroorzaakt zijn. Dat is
lastig maar het is wel waar. Dat overleg gebeurt trouwens denk ik in een goede
begripvolle sfeer voor elkaar. Ik heb ook alle vertrouwen dat we daar goed uit
kunnen komen. Ik heb nooit beweerd dat er betaald parkeren op Plein 13 zou
moeten worden ingevoerd. Ik heb gezegd, als je kijkt naar het type gebruiker
en als het waar is dat dat winkelbezoekers zijn dan zou je ze eigenlijk moeten
laten betalen. Veel eerder is het aanleiding voor de constatering dat er sprake
is van een kwantitatief probleem bij het winkelen. Betaald parkeren daar invoeren
zou überhaupt onzorgvuldig zijn omdat daar zaken gedaan zijn met bedrijven die
voor aanleg van die parkeerplaatsen in de grondkosten betaald hebben. Dat is
dus nog een ingewikkelde zaak.
De heer Bolsius heeft" nog gezegd je mag het ontwikkelen van het aantal parkeer
plaatsen niet relateren direct aan autobezit. Ik denk dat hij daar gelijk in
heeft. Dat is ook niet in eerste aanleg de bedoeling geweest. Ik heb alleen
- A3 -
willen aangeven het totale omgevingspakket van de discussie waar wij nu mee
bezig zijn. Daaruit kan je onmogelijk concluderen dat er hier in Bergen op Zoom
vanaf 1978 een beleid gevoerd is wat erop gericht is geweest om de groei van
het autobezit te volgen. Nee we zijn eerder sturend bezig geweest en we moeten
nu vaststellen dat we tegen een echt probleem zijn opgelopen, ondanks het feit
dat de autobezitter een beetje selectiever is omgegaan met het autogebruik
in Bergenop Zoom. De fiets wordt hier relatief veel gebruikt. In dat opzicht mag
je natuurlijk de uitkomsten van het onderzoek in het kader van de verkeers-
milieukaart niet vergelijken ,met de tellingen uit het parkeerconsumentenonder-
zoek, want dat is maar een heel klein onderdeeltje van het totaal aan verkeers
bewegingen. Ik heb geprobeerd dus om de totale omgeving te schetsen die leidt
tot de conclusie dat er een kwantitatief probleem is.
Ik denk dat ik dan ook nog de laatste details beantwoord heb.
De heer VAN DER STOEL, wethouder: Op twee zaken zou ik nog graag in willen gaan.
Een vraag van de heer Bolsius in de eerste termijn wat voor voorstellen het
city-marketing team nog zou moeten maken. Daar ben ik een antwoord aan hem op
schuldig.
Als u de rapporten leest, die hebt u gelezen dat is gebleken, dan ziet u dat er
een aantal vrij duidelijke opmerkingen staat over de kwaliteit van het winkel
areaal. Als je daar wat aan wil doendan moet je natuurlijk constateren dat op de
eerste plaats de ondernemers degenen zijn die, als ze dat willen, dat kunnen
veranderen en dat onze rol in principe een wat afgeleide rol kan zijn, maar dat
je ook kunt zeggen in hoeverre zouden we als gemeente in staat zijn om voorwaar
den te creëren waaronder dat kan plaatsvinden. Nogmaals in eerste instantie een
kwestie van de ondernemers, maar je kunt niet net doen of je neus bloedt en er
niet naar willen kijken. Daarin kan het city-marketing team natuurlijk een nut
tige functie vervullen.Dat kan als het verslag van hetcity-marketing teamrwat nakend-
is, vastgesteld wordt in de raad en wij besluiten of en zo ja in welke mate wij
het city-marketing beleid gaan voeren. Het heeft allemaal lang geduurd, maar
u weet dat de zaken opnieuw opgestart zijn. Op zich doet zich nu de gelegenheid
voor dat het plan van de stichting promotie gekoppeld zou kunnen worden, dat
is althans mijn streven, aan het verhaal van het city-marketing team omdat
dat duidelijk iets is wat je in verband moet zien en de raad zal moeten beslis
sen in welke mate ze aan beide initiatieven wat wil doen.
Op de tweede plaats het overleg dat zou moeten plaatsvinden over de sluiting
van de Fortuinstraat. Ik wou toch even wijzen op de doodgewone belangen van
betrokkenen die er zijn, minstens 3 hoteliers, het feit dat je verkeersmaat
regelen moet voorbereiden en je simpelweg de algemene beginselen van
hoorlijk bestuur moet toepassen als je een besluit neemt. Dat kan niet door
vanavond een besluit te nemen dat het gebeurt, want de Raad van State zou des
gevraagd door iemand die de Raad daartoe uitnodigt, zich afvragen welk spoor
wij hebben gevolgd om tot dit besluit te komen. Het lijkt mij dus eerlij ge
zegd verstandig dat het amendement besluit een intentie uit te spreken. Ik denk
dat dat dan door het college kan worden uitgevoerd en dat het college dan rap
porteert wat er heeft plaatsgevonden,dan hebben wij eenzorgvuldig besluit ge
nomen waar niemand ons kan aanspreken op het feit dat wij een foute besluitvor
mingsprocedure hebben toegepast. Ik denk dat we daar elkaar in zouden kunnen
vinden.
De heer BOLSIUS: Het lijkt mij dat na de toelichting die wij hebben gegeven
op het amendement het zo is dat u als college gehouden bent om een besluit zorg
vuldig uit te voeren. Dat het die zorgvuldigheid is die getoetst wordt in
een eventuele procedure bij de Raad van State en dat hetamendement niet zover
gaat dat het ook de verkeersmaatregelen beschrijft. Dus ik denk dat e g
is dat u de problemen bij de uitvoering van het besluit goed m kaart brengt,
daarop tracht te anticiperen, uiteraard in die loyaliteit waarin u gehouden bent
een raadsbesluit uit te voeren.
De VOORZITTER: Dank u wel, maar houdt dat in, mijnheer Bolsius, dat u bereid
bent daar een beginseluitspraak van te maken dat u zegt besluit