- AO - VERVOLG van de raadsvergadering van donderdagmiddag 25 juni 1992. Aanvang 19-30 uur. Door een weigering van de bandrecorder is het eerste deel van de beantwoording in tweede termijn door wethouder Stuart niet opgenomen, zodat dit verslag halverwege de beantwoording in tweede termijn start. De heer STUART, wethouder: in de stukken het begrip tekort is gehanteerd met de volgende definitie, het parkeeraanbod moet op de toptijden juist voldoende zijn, uitgaande van de 85 gecorrigeerd 87% bezettingsgraadgrens. Dan is er een tekort van 200 parkeerplaatsen. Van dat getal uit geredeneerd plus 170 kom je dan op de getallen die in het besluit staan. In die zin is er dan natuurlijk wel een verschil met het besluit van vorig jaar omdat daar gezegd is er moeten extra parkeerplaatsen gerealiseerd worden op het Past.Joorenplein, waarbij echter niet het aantal parkeerplaatsen het uitgangspunt is, maar een verantwoorde stede- bouwkundige en architectonische oplossing. Nu staat er in het besluit heel nadruk kelijk op basis van de rekenexercitie 450. Plus/minus dat mag eenieder invullen, ik neem aan dat 400!dan ook nog goed is, maar 300 is volgens mij een substantiële verandering. Het is toch goed om dat nog op te merken omdat de parkeerdruk natuur lijk wezenlijk veranderd is ten opzichte van het vorig onderzoek. Daarvoor mag ik nog eens verwijzen naar blz. 77 fig. 7.1 de waardering van autobezoekers en de parkeerdruk, het rode stukje bezetting boven de 85% is vele malen groter dan 6 jaar geleden. Er is dus wel degelijk ook vanuit die redenering sprake van een kwantiteitsprobleem.Via een detail kwam dat kwantiteitsprobleem ook nog eens even om de hoek kijken bij de opmerking van de heer Van den Ouden dat er wachtlijsten zouden zijn voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Welnu, dat heeft precies te maken met mijn verhaal in eerste termijn over het feit dat we nu een situatie bereikt hebben waarin er als het ware een zekere balans bestaat tussen de behoefte van parkeerplaatsen voor vergunninghouders enerzijds en vrij-parkeerplaatsen. Als je die zaak gaat verstoren krijg je van het een of het ander tekort en die wachtlijst duidt dus op het feit dat er sprake is van een kwantitatief probleem. Dat los je alleen maar op door meer plaatsen te rea liseren tengevolge waarvan je eventueel het probleem van die wachtlijsten ook zou kunnen oplossen. Ik denk dat toch ook nog even besproken moet worden de kwestie hoogwaardige ste- debouwkundige oplossing op het Joorenplein versus de vermeende conclusie dat er dan onherroepelijk ook sprake zou moeten zijn van een klein aantal parkeerplaat sen. Dat is natuurlijk niet hetzelfde, een hoogwaardige oplossing in stedebouw- kundige en architectonische zin en weinig parkeerplaatsen. Dat is absoluut niet hetzelfde. Het gaat erom de zaak zo goed vorm te kunnen geven dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, dat er een behoorlijke kwaliteit gerealiseerd wordt en dat het ook exploitabel is. Met name vanuit die laatste overweging, de exploitatie zou het best wel eens nodig kunnen zijn om meer volume te maken, zeker als je de grond in zou willen, andere kostendragers erbij te betrekken om aldus tot een stedebouwkundig acceptabel geheel te komen. De opdracht die nu geformuleerd is in besluit 1 is zo dat er een behoorlijke oplossing komt, waarbij je om en nabij de 450 plaatsen realiseert. Als dat dan 10 of 15% meer of minder is, daar zal het niet om houden, er staat niet voor niets plus of min. Dan natuurlijk de proef Grote Markt/Fortuinstraat als hoofdpunt nog, gezien het amendement. Ons college heeft toch de indruk dat het zomaar plompverloren nemen van een besluit niet tot de meest zorgvuldige processen van besluitvorming ge rekend zou mogen worden. Het college zou, denk ik, best wel de wei ingestuurd willen worden:met de opdracht om zulks te bereiken, maar na behoorlijk overleg met en inspraak van betrokken instanties, waarbij het toch goed is om oo even te refereren aan het betoog van de heer Van der Kallen, individuele be langenbehartiging versus organisaties. Ik denk toch dat het goed is om te pro beren de contacten met de MGH en de winkeliersverenigingen m hun waarde te laten. Dat heeft de afgelopen jaren uitstekend gewerkt, de organisaties worden aldus ook gedwongen om met elkaar te discussiëren over bijdragen van individu ele leden om zodoende tot besluiten te komen binnen zo'n vereniging of organisatie - 41 - Op basis van zo'n besluit vindt er dan overleg plaats met de gemeente. Het is zonneklaar, daar geef ik de heer Bolsius groot gelijk in, dat er op dit moment door de bijdragen van deze en gene op wat voor briefpapier dan ook of in ver gaderingen onduidelijkheid geschapen is. Dat zal voor het college alleen maar aanleiding zijn om die duidelijkheid te scheppen en om in overleg met die be trokken instanties te komen tot een verantwoord besluit. Als wij het amendement zo zouden mogen lezen dat het college wordt opgedragen om overleg aan te gaan met de MGH, winkeliersvereniging in het Vierkantje maar ook met de ondernemers van de Grote Markt met het doel om te geraken tot een proef voor afsluiting van de Fortuinstraat, dan denk ik dat dat ons de gelegenheid biedt om tot een zorgvuldig voorbereid besluit te komen. Ik heb net gezien dat er op 20 juli weer het normaal overleg is met de NGH, dan zouden we die kwestie kunnen agenderen en die zou dan bijwijze van spreken In de raad van september terug kunnen zijn. Dat is ook de termijn die door de heer Bolsius aangeduid is als een goed mogelijk begin van zo'n proef. Als we het amendement in die zin zouden mogen lezen, dan denk ik dat we daar sis college mee uit de voeten zouden kunnen. De heer BOLSIUS: Ikcdenk niet dat er een raadslid is hier voor- of tegenstander van de proef die vindt dat de zorgvuldigheid hier ter discussie mag staan. Ik denk alleen dat duidelijk voorop moet staan dat de proef zal plaatsvinden. Dat de zorgvuldigheid van uitvoering en in het overleg met de ondernemers maximaal tot zijn recht komt, daarvan denk ik dat er niemand is die u zal weerhouden van dat zorgvuldig overleg.. Maar het houden van die proef, dat die plaats zal vinden, staat centraal. Dat heeft u ook verwoord, doel is het houden van de proef. Klaar. De heer STUART, wethouder: Het houden van overleg moet natuurlijk enige ruimte overhouden om tot conclusies te komen. De bedoeling is om tot de proef te ge raken na en in goed overleg met Als uit dat overleg dingen zouden blijken die voor de gemeente onvoordelig zouden zijn, dan kun je je nog eens achter het oor krabben. Als we het besluit nu zouden nemen zoals het nu geformuleerd is en je zou tegen en je zou tegen claims oplopen dan heb je helemaal geen been meer om op te staan. We moeten nog een moment creëren als raad om vast te stellen of we met zo'n besluit geen zaken veroorzaken die ongewenst zijn. Die ruimte moet er wel inzitten. De heer BOLSIUS: Ik neem aan dat voordat de proef gaat starten het college uit het overleg ons op de meest vreselijke dingen kan wijzen die staan te gebeuren. Als dat zo is dan is het de plicht van het collego om ons tijdig te informeren. Daarmee staat echter de beleidsuitspraak van deze raad niet ter discussie. Dat wou ik toch even benadrukken, want daartoe dient dit amendement. De heer STUART, wethouder: Dan denk ik datweohet uit moeten discussiëren, want he beleidsuitspraak van de raad zou naar aanleiding van het overleg a> geen probleem op kunnen leveren, maar b. een probleem op kunnen leveren. Dan moeten we dat hier opnieuw durven bespreken. De heer BOLSIUS: Dan signaleert u onmiddellijk naar de raad toe dat de uitvoering van een zorgvuldig besluit zoveeel problemen oplevertU bent nooit gehouden tot het onmogelijke, lijkt mij. Ik zie zoveel beren niet, maar het pleit voor uw gevoel voor zorgvuldigheid hat u tracht ze wel te zien. De heer STUART, wethouder: Het gaat ook niet om het mogelijke of onmogelijke. Het gaat om het formeel en juridisch houdbare. Daar moeten we zorgvuldig in zijn, hank ik. Misschien dat ik wat dat betreft een antwoord mag krijgen van de voorzitter en de wethouder van economische zaken. De heer JANSSEN: Een korte interruptie, voorzitter. Dat betekent dus dat in deze hele discussie er een moment komt waarop een nadere vervolgoverweging zou kunnen plaatsvinden,of Interpreteer ik dat fout.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 170