- 24 - kwalitatief aantrekkelijk voetgangersgebied met een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer",-5 per fiets, voldoende laad- en losmogelijkheden met daaromheen betaald parkeren in parkeergarages. Dat ter inleiding. Hoe kan je dat doen, zegt de minister, een mogelijk uitgangsconcept zou kunnen zijn een stad met een autoluw centrum met aan de randen van die stad betaalde kortparkeerplaatsen bijvoorbeeld in parkeergarages. Om overlast voor bewoners te voorkomen komt om het autoluwe centrum en de parkeergarages heen een schil van belanghebbende parkeren en verder aan de randen daarvan p en r voorzieningen en/of transferia afhankelijk van de grootte van de gemeente. Het zal duidelijk zijn dat transferia nuttig zijn in hele grote gemeenten en dat een afstand van Plein 13 naar de binnenstad van Bergen op Zoom niet in aanmerking zou komen voor overbrugging met shuttlebusjes want de mensen blijken te kunnen lopen. Dan is er een paragraaf gewijd aan winkelbezoek en parkeren. Overigens, in die brief van 37 bladzijden, is er op drie baldzijden .iets te lezen over de relatie van winkelen en parkeren. Terugdringen van de groei van de automobiliteit, er staat nergens terugdringen van de auto, van 70% in de planperiode tot 35% groei. Daar gaat het om. Bij het winkelbezoek en parkeren waren er vragen gesteld in deïTweede Kamer omdat men vreesde dat sturend parkeerbeleid negatieve gevolgen zou hebben voor de omzet. De economische functie van de stadscentra wordt in belangrijke mate bepaald door de detailhandel. Die kan bij een goede bereik baarheid met alle vormen van vervoer functioneren. Een sturend parkeerbeleid met goed bereikbare betaalde parkeervoorzieningen voor kortparkeerders is een onmisbaar onderdeel daarvan. Dat staat los van het gegeven dat een substantieel omzetaandeel wordt gerealiseerd door consumenten die gebruik maken van andere vervoerswijzen dan de auto, zoals voetgangers, fietsers en vooral in grote ste den openbaar vervoer gebruikers. Een sturend parkeerbeleid met goed bereikbare, betaalde parkeervoorzieningen aan de rand van het centrum ondersteunt de aantrek kelijkheid van de voetgangersgebieden en het winkelcentrum. Bij een dergelijke aanpak is een goede kwaliteit van de parkeervoorzieningen een belangrijke voor waarde voor succes. Ik stel vast dat wij daar mee bezig zijn. Ik bestrijd dus de argumenten van eenieder dat ons beleid strijdig, zou zijn met het rijksbeleid in het winkelcentrum. Waar zijn wij nu allemaal mee bezig in deze stad Wij hebben, overigens door dezelfde onderzoeker, in 1978, 1986, 1991 onderzoek laten uitvoeren naar parkeer- en verkeersgedrag. Dat komt omdat wij al sinds die tijd ook discussiëren over een neergaande trend in het kernwinkelapparaatU zult zich herinneren dat wij in 1986 spraken over het weg vloeien van 25 miljoen gulden per jaar aan omzet, aan koopkracht, met als gevolg marginale winkels, achterblijven van onderhoud, achteruitgaande panden, geen aantrekkelijk investeringsklimaat enz. Belangrijk in 1987 was dat de neuzen de zelfde kant uitwezen, dat de MGH eensgezind was. Het is buitengewoon betreurens waardig dat dat thans niet het geval is. Dat de raad eensgezind was.Buitengewoon betreurenswaardig dat dat thans niet het geval is. Dat raad en MGH het eens wa ren over de koers die we moesten gaan. Ik constateer met leedwezen dat sommigen die discussie opnieuw introduceren op dit moment, want we zijn er nog lang niet, eenheid is nog steeds geboden. De positie van Bergen op Zoom is ondanks veel in vesteringen, ondanks een beter oordeel van de consument over het centrum dan in 1986 nog steeds kwetsbaar. Dat blijkt uit de cijfers, dat behoeven we allemaal niet te herhalen. Ik vind het heel gevaarlijk om nu over experimenten te praten terwijl we nog niet eens orde op zaken hebben gesteld. Wat is de situatie in vergelijking met 1978. Toen hadden wij in totaal 2250 parkeerplaatsen. Het zijn er nu, in 1992, 2260. Wat is er gebeurd in die tijd In 1978 waren er 1500 vrije parkeerplaatsen. Het beleid tussen 1978 en 1991 is erop gericht vrij parkeren betaald te maken, maa" per saldo is het aantal parkeerplaatsen gelxjk gebleven. Nu hebben we nog 683 .vrij parkeerplaatsen, 1110 betaalde en 467 ver gunninghouders. Sinds 1986 zit in dat verhaal natuurlijk de eerste parkeerga- rage die we zijn gaan gebruiken, de parkeergarage Lmdenbaan. Hoe verhoudt zich dat nu tot de mobiliteit op het autobezit. In dezelfde periode 1978-1991 is het autogebruik met 37% en het autobezit met 42% gestegen. Wie dan nog vol kan houden dat er geen sprake is van een kwantitatief probleem in eze sa, nog eens na de parkeeronderzoeken gelezen te hebben, die moe oc un pn over andere gegevens beschikken dan de gegevens die je bij openbare instelling - 25 - kunt verkrijgen. Er is wel degelijk in die periode 1978-1991 een achterstand situatie ontstaan die. we deels hebben proberen op te vangen door de regulering van het parkeren. Thans moet je zeggen dat er niet zo gek veel meer te regu leren valt, want er is nu al sprake van een broos evenwicht tussen vrij par keerplaatsen enerzijds en vergunninghouders anderzijds. Dat evenwicht dreigt bij verdere regulering al verstoord te worden. In feite kun je nu al zeggen dat Plein 13 als dat dienst zou doen als parkeerplaats voor winkelen als gratis parkeerplaats helemaal verkeerd is. Eigenlijk moeten winkelbezoekers betalen, dat is rijksbeleid ook. Eigenlijk zou je daar ook al moeten laten betalen. Dus de functie die het Plein 13 nu vervult is voor wat betreft bezoeken van het winkelapparaat twijfelachtig. Als mensen daar gaan staan omdat het gra tis is, dan zouden we moeten zoeken naar een mogelijkheid om ze te laten be talen. Dat is niet in overeenstemming met het rijksbeleid waarbij je parkeren wil concentreren op plaatsen dichtbij de centrumring en daar goed voor laten betalen. Maar inderdaad hoe dichter bij de stad hoe beter. Er is dus wel dege lijk een geconstateerd tekort dat niet meer is op te vangen door regulerende maatregelen. Je kunt alleen over dat begrip tekort van mening verschillen. Het college heeft niet anders gedaan dan de algemeen heersende norm van 85% is vol hanteren en daar vanwege eventuele kwaliteitsverbetering een paar pro cent opzetten tot 87% die norm te hanteren. Als je er andere normen op na gaat houden, overigens ook zonder al te veel argumenten, dan kom je natuurlijk tot andere getallen. Ik denk niet dat het college argumenten had van de door de onderzoekers gehanteerde landelijke begrippen en normen af te wijken. De gedachte van de heer Bolsius dat het probleem niet zozeer op het Joorenplein zit als op het Josephplein zou een conclusie zijn die uit de cijfers getrokken kan worden. Dat heeft hij dan ook zo gedaan, denk ik. Maar de keuze voor de locatie is via een ander proces tot stand gekomen. Er zijn een drietal cri teria ontwikkeld door de onderzoekers, bereikbaarheid per auto, acceptabele loopafstand en beïnvloeding van de voetgangersstroom. Op alledrie die cri teria scoort het Joorenplein positief en kwam dus na beoordeling via die cri teria eruit als de beste locatie. Dat laat onverlet de constatering dat er op het St. Josephplein de meeste problemen zijn. Ik denk dat dat twee dingen zijn die verschillend zijn. De heer BOLSIUS: Ik denk dat bij de toepassing van de criteria door de onder zoekers niet alles is meegenomen, namelijk niet de mogelijkheid om ondergronds het St. Josephplein te bereiken. Die mogelijkheid is in de criteria niet mee genomen. Ik denk dat daardoor de bereikbaarheid wel eens aanmerkelijk zou zijn verbeterd De heer STUART, wethouder: Dat zou ik niet uit durven sluiten, maar de systematiek die toegepast Is inihet onderzoek leidt tot een soort scoretabel en daar scoort het Joorenplein hoog op, ongeacht de parkeerdruk op het St. Josephplein. De heer BOLSIUS: Ik vind het ook een goede systematiek, ik bestrijd die niet, maar als ik ontdek dat in de systematiek een belangrijk element heeft ontbroken, dan denk ik dat we dat alsnog, al nadenkend met elkaar, eraan moeten toevoegen. De heer STUART, wethouder: Voor mij zou uw redenering aanleiding geweest zijn om tot de conclusie te komen dat het kwalitatieve deel aangepakt zou.moeten worden voor het kwantitatieve deel, want als je het kwalitatieve deel eerst aanpakt dan ontstaat de mogelijkheid om een aantal locaties parkeervrij te maken. Die conclusie zou ik absoluut niet bestreden hebben. De gedachte is nu eenmaal, het besluit voor het Joorenplein was al genomen en ook opnieuw in 1987 en 1991 be vestigd en scoorde nu ook weer aan de hand van de criteria het hoogst, dus laten we nu maar beginnen want er is een kwantiteitsprobleem. Iemand die dat kwantiteitsprobleem ontkent dat kan ik echt niet volgen. De heer BOLSIUS: Daar ligt nu het probleem, u zegt het besluit was al genomen, maar daarna hebben we wel een onderzoek gehouden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 162