-20- niet dusdanig zorgvuldig is vastgelegd, dat u niet op een dwaalspoor zou kunnen komen. Wat was de bedoeling? Om het totaal aantal leden van de com missie op 12 te laten uitkomen. Hetgeen betekent dat 1 lid van het college, de voorzitter zijnde, en 11 anderen deel uit zouden maken van de commissie. Hetgeen nodig was om te kunnen voldoen aan de op zichzelf begrijpelijke wens het aantal leden, in verband met. de vergroting van het aantal partijen in uw raad, onderin artikel 2, lid 1, onder b, op voldoende peil te brengen. Dat hebben we niet dusdanig zorgvuldig opgeschreven, dat daar een amende ment, zoals dat thans door de heer Van de Water en de zijnen is ingediend, niet onder zou kunnen vallen. De vraag is nu, wat willen we daarmee doen? Het probleem is dat we in die verordening niet alleen gekeken hebben naar dat aantal leden, maar ook de mogelijkheid hebben geschapen voor sommige partijen om daar met 2 leden in plaats te nemen. In sommige commissies is dat zo. U kunt nu twee kanten op. Het meest rechtlijnige is dat u zegt, gelet op het standpunt wat door de raad ingenomen is op 1 mei 1990, college, jullie hebben het verkeerd gedaan. Het aantal in artikel 2, lid 1, onder b, moet niet 10 zijn maar 11. Alsdan is de heer Van de Water niet ontvankelijk, of hij zou dan tegenkandidaten kunnen stellen voor de heer Van der Kallen. Een andere mogelijkheid is dat u zegt, college u dient dan thans te bloeden voor de eigen fouten en u zult dus met de commissies van 13 te maken krijgen. Dat wil zeggen, 12 leden op basis van artikel 2, lid 1, onder b. Dat is de consequentie dat sommige partijen met 2 leden vertegenwoordigd kunnen zijn. Dat is het probleem wat zich feitelijk voordoet en waartussen u ook bij wijze van procedure zou moeten kiezen. De heer VAN DE WATER: Het is eigenlijk een stukje genoegdoening en een mogelijkheid om datgene te krijgen, waar we eigenlijk volgens de uitslag van de verkiezingen recht op hadden. De heer Muller maakt het verwijt dat wij nu iets willen voor datgene waar we bij de collegevorming ons zin niet in hebben gekregen. Dat is een hele foute vaststelling van feiten. Wij ziin namelijk onder bepaalde condities en af spraken, die toen gemaakt zijn, akkoord gegaan met de commissieverdeling zoals die nu is. Ik denk dat, als ieder gewoon de verkiezingsuitslag na kijkt, wij er met betrekking tot de commissieverdeling een beetje bekaaid van afgekomen ziin, maar dat is in goed overleg gebeurd. Misschien was het beter geweest dat de toezegging voor de evaluatie van het commissiebestand gebeurd was zoals toegezegd was in die periode. En dat. men dan met andere voorstellen was gekomen, dan de manier waarop het nu gebeurt. Ik zeg nogmaals, ik betreur het van de heer Muller. Wij zijn akkoord gegaan onder condities. Daar hebben we ook geen problemen mee. Nu was er de moge lijkheid, volgens uw voorstel zoals het gepresenteerd is, om te komen tot een toch eerlijker verdeling naar aanleiding van de uitslag van de verkie zingen. Ik denk dat we daar op een korrekte manier gebruik van gemaakt hebben. Ik moet toch zeggen over de heer Van der Kallen, hoewel ik dikwijls met hem van mening verschil, de manier waarop hij vrij snel de duidelijkheid gaf. De reaktie van sommige andere partijen, die helemaal niet geteld hebben hoeveel mogelijkheden dat er waren en misschien de indruk hadden dat wij nu gelijk alles, wat maar mogelijk was, claimden. Dat was een foute benadering. Mijn heer Van der Kallen, deze keer een pluim. Ik betreur het standpunt van de andere partijen, zonder even goed na te denken en te lezen en de te snelle reaktie De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, ik zou ook graag gebruik willen maken van de tweede termijn. De heer Muller heeft gezegd dat ik als raadslid heb gefaald. -21- De heer MULLER: Ik heb gezegd, als partij. De heer VAN DER KALLEN: Ik heb gehoord als raadslid, maar misschien hebt u wel als partij gezegd. Je mag ook zeggen, de BSD zou gefaald kunnen hebben. Ik treed een beetje buiten de orde, maar ik denk toch dat als ik daar over aangesproken wordt, ik daarop mag antwoorden. Je kunt inderdaad zeggen dat de heer Van der Kallen als fraktievoorzitter gefaald heeft. De fraktie is inderdaad uit elkaar gevallen. Dat is een gevolg van de wijze van politiek zoals ik die bedrijf. Ik ben geen even wichtskunstenaar zoals het CDA, dat inderdaad verschillende stromingen op een prachtige manier bij elkaar houdt. Maar zij doet ook veel concessies in de politiek m dat streven. Ik sta voor duidelijke politiek en dat heeft tot gevolg gehad dat mijn fraktie helaas uit elkaar is gevallen. Dat betreur ik ook, hoewel ik nog steeds achter de feiten sta zoals die zijn. Daar is nu dit voorstel. De VOORZITTER: Mijnheer Van der Kallen, bent u nu klaar? De heer VAN DER KALLEN: Dat was het, voorzitter. De heer VAN DEN OUDEN: In principe heeft GB/S natuurlijk gelijk dat zij van deze mogelijkheid gebruik maakt, omdat het natuurlijk discutabel blijft of je als partij met 4 of 5 raadsleden 1 of 2 commissieleden zou moeten leveren. Toendertijd waren wij al heel erg blij dat er uitgegaan wordt van het principe dat iedere partij in de raad vertegenwoordigd kan zijn in de commissie. Daar ben ik nog steeds blij mee. Maar ik heb geen moeite met het amendement van GB/S. Ik denk dat dat de kwaliteit van een inbreng alleen maar kan vergroten. Ik zal dus in ieder geval niet tegen het amendement stemmen De VOORZITTER: Dank u zeer. Ik breng de raad in totaliteit nog eens onder de aandacht het bepaalde in artikel 7 van datzelfde reglement, waarin wordt gezegd dat de besluitvorming in de commissie dusdanig plaatsvindt dat de vertegenwoordiger van de politieke partij zijn stem aangeeft. En dat u weet dat we ook een procedure hebben afgesproken in verband met de volgordelijk~ heid van de vergadering, dat we ervan uit kunnen gaan dat dat het standpunt van die of gene fraktie in de raad is die daarin vertegenwoordigd is. Dames en heren, het is duidelijk hoe de vork in de steel zit. Ik denk dat ik thans tot besluitvorming over zou kunnen gaan. U dient, dunkt me, eerst te besluiten of u artikel 2 van de verordening dusdanig wilt wijzigen dat in het 2e lid onder I, in plaats van 10 nu 12 komt te staan. Als dat het geval is, is sr gelegenheid om de heer Van der Kallen te benoemen in een aantal commissies, de heer Linssen te benoemen in een aantal commissies en dient u zich ook uit te spreken over het amendement van GB/S. Het is u duidelijk, mag ik aannemen. Ik vraag u dan De heer VAN DEN KIEBOOM: Voorzitter, even voor de duidelijkheid. Praten we nu over uitbreiding tot 11 of tot 12? De VOORZITTER: Het voorstel is om tot maximaal 12 leden te gaan. Ook als u thans een amendement indient om dat tot 11 te beperken, is 12 toch verder gaand. U komt onontkoombaar aan een keuze of u wilt dat het er 11 of 12 worden. Dat is evident. Dat is, dukt mij, het eerste besluit wat u zou moeten nemen. Wilt u daar hoofdelijke stemming over of kan dat door middel van handopsteking? Handopsteking. Mag ik u vragen, wie voor het voorstel is, zoals u dat ziet op de achterzijde van het stuk onder I.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 15