- 8 - De wethouder heeft toen in de commissie gezegd dat hij daar nog duidelijkheid over zou verschaffen. Ik neem aan dat hij dat direct zal doen. Tot slot nog een kanttekening. Als je dan toch kiest voor deze vorm, zouden wij toch.liever zien dat de functie van taxateur en de functie van bemiddelaar in de verkoop gescheiden blijft. Ik denk dat dat voor de helderheid in de procedure het beste is. De heer VAN DER STOEL, wethouder: Zoals in de commissie al verondersteld werd en nu met enige grotere zekerheid gemeld kan worden, is er geen vaste beleids lijn afgesproken in dit soort gevallen, met name omdat je per object moet be kijken wat je de beste vorm lijkt. De motivatie waarom in dit geval voor deze vorm is gekozen is de volgende. Er is hier sprake van een rijksmonument. Er is hier sprake van een kantoor dat weer woonhuis moet worden, waar we geen horeca- ontwikkelingen wilden hebben. Er is gezocht .naar iemand die deskundig was op dat gebied om te taxeren.. Die is ook duidelijk gevonden. Er is sprake van twee pro cedures. Zo zijn ze ook georganiseerd en zo zijn ze ook gelopen. We hebben een taxateur gevraagd, overigens een beëdigd makelaar-taxateurdus als de heer Aertssen om een functiescheiding vraagt wou ik hem toch vragen om niet te over drijven. Er is een beëdigd makelaar-taxateur tewerkgegaan. Pas daarna, dus zon der dat de makelaar dat wist of dat we het zelf wisten hebben we, dat alles af wegende geoordeeld dat het verstandig zou zijn diezelfde makelaar te vragen van wege zijn grote kennis om voor een bepaalde datum te proberen het pand te ver kopen. Waarom die haast De haast was er omdat wij niet wilden dat het pand al te lang, liever zelfs helemaal niet, leeg zou staan gezien de locatie. Omdat we toen een taxatie hadden waarin wij ons konden vinden wisten we waar we aan toe waren. Vervolgens is met de makelaar besproken, probeert u het te verko pen voor een bepaalde datum, zo niet dan kunnen wij alsnog beslissen tot open bare verkoop. Gezien het bod dat er toen kwam hebben wij gemeend dat het verstan dig zou zijn dat te accepteren. Daarom samenvattend twee opmerkingen. Een vaste beleidslijn is er niet omdat je jezelf dan nodeloos zou binden. Het betekent hoogstens dat je per geval af en toe moet motiveren, zoals in dit geval. Op de tweede plaats is de scheiding die de heer Aertssen nastreeft met nodig omdat er ook maar geen schijn van wat vermoed zou kunnen worden terecht is, daar hoeft ook geen angst voor te bestaan. Dat heb ik gepoogd uit te leggen. De heer AERTSSEN: Voor alle duidelijkheid. Ik wil niet de suggestie oproepen alsof er hier iets fout zou zijn gegaan omdat toevallig de makelaar ook taxateur is en andersom. Dat wil ik beslist niet. Ik snap ook heel goed dat het college in dit geval, kennelijk in verband met de haast, voor deze constructie heeft geko zen Blijft overeind dat mijn fractie toch vindt dat je bij dit soort transacties beter, nogmaals voor de helderheid voor het uiteenhouden van belangen, met twee verschillende mensen in zee kan gaan. Dat is onze opvatting. Ik denk dat dat zakelijk gezien een betere constructie zou zijn. Verder denk ik dat als dit soort voorstellen aan de orde komen wij ook per geval zullen oordelen wat het beste is. Wij zullen dat toetsen aan wat wij daarvan vinden. De heer VAN DER KALLEN: In grote lijnen onderschrijf ik het betoog van de heer Aertssen. Ik denk dat als de wethouder zegt dat de schijn niet kan ontstaan dat er belangenvermengeling zou kunnen zijn, dat in de praktijk best mee zal va maar de schijn kan wel degelijk ontstaan. Schijn is dus kenmerkend voor iets wat iedereen denkt of sommige mensen denken maar er m werkelijkheid niet is. Ik denk dat je juist als overheid continu moet streven naar een blanco blazoen, niet alleen in feitelijkheid maar ook in schijn. Ik denk dat juist al j daar naar. streeft en er rekening mee houdt dat mensen weieens anders zouden k^nen denken dan de werkelijkheid is, je juist dat beleid/oufn%m°f^be de heer Aertssen bepleit om die twee functies, dus taxateur en uiteindelijk be middelaar, te scheiden. De heer VAN KEMENADE: Wat betreft de opmerkingen van de heer Aertssen het volgende. Over zijn eerste opmerking zou ik willen zeggen dat ik het eens ben met de wethouder als hij zegt; je moet als onderhandelaar namens de gemeente ambtelijk en/of bestuurlijk de vrijheid hebben, mandaat hebben, er moet ook een stuk verrassing inzitten. Ik denk dat als je daar een vast beleid voor zou gaan maken je daar ook erg aan gebonden bent. Daar ben ik het dus volledig eens met het antwoord van de wethouder. Wat betreft het tweede punt dat de heer Aertssen aanhaalt, wat ook in de com missie besproken is wil ik het niet zo sterk zeggen als hij en ook de heer Van der Kallen zei, maar het feit dat er nu een discussie, zowel in de commis sie als in deze zaal is over het al of niet aanwezig zijn van een schijn van wel of niet zorgvuldigheid, betekent dat het voorstel zoals het ingekleed is toch in ieder geval die discussie heeft opgewekt. Dat is ook de reden dat ik gezegd heb in de commissie Economische Zaken, ik ga namens mijn fractie accoord met het voorstel, maar probeer in het vervolg ook slechts de schijn, al is het nog zo'n klein beetje, van onzorgvuldigheid te vermijden. De heer VAN DER STOEL, wethouder: De heer Aertssen zegt in tweede termijn dat ik een redelijk overtuigend antwoord heb gegeven, maar zegt toch nog even en dan komt er nog weer een suggestie om de hoek kijken, er zouden belangen in het spel kunnen zijn. Dan zeg ik, dan heb ik liever dat we dat uitspreken. Ik heb u proberen duidelijk te maken dat er twee procedures zijn geweest. Eerst de aanwijzing van een beëdigd makelaar/taxateurToen we die prijs wisten hebben wij zelf besloten om te zeggen dat het ook nog eens iemand is die deze secotr van de markt goed kent en dat het in het kader van de snelheid wel eens verstan dig kon zijn om zo snel mogelijk een koper te vinden voor een zeer aanvaardbare prijs. Dat is gelukt. Dan vraag ik me af wat u dan toch bedoelt met belangen. De heer AERTSSEN: Ik heb het gezegd zoals ik het gezegd heb en niet meer en niet minder. De wethouder denkt dat daar iets achter zit, maar dat is beslist niet het geval. Ik heb daarmee willen aangeven, hetzelfde wat de heer Van Kemenade doet, kijk ermee uit, doe dat nu liever niet. Wat ons betreft is het voorstel accoord maar ik geef u alleen een advies en wij zouden het liever anders zien. Punt. De heer VAN DER STOEL, wethouder: Dan denk ik dat ik daarvan moet kennisnemen en moet probererr bij volgende verkoopvoorstellen te kijken of de motivatie ge acht kan worden voldoende te zijn om de commissie geïnformeerd te krijgen over dit soort zaken. Dat is bij het beleid dat gevoerd moet worden dan iets wat er bij hoort. Dan lijkt me dat de beste conclusie. De VOORZITTER: Dat lijkt mij ook op dit moment. Ik denk eerlijk gezegd, misschien toch ook voor alle objectiviteit, dat ook bij de organisatie van schijn het stellen van de vraag haar beantwoorden is. Het lijkt mij nuttig als u over de procedurele aspecten toch nog eens heel gron dig in de commissie spreekt om dit soort discussies, waarmee we toch wat schimmig met elkaar omgaan en waarbij er ook tussen de regels een heleboel dingen gezegd worden die we geen van allen gaarne hard zouden willen maken want zo hebben we ze niet bedoeld, moeten voorkomen. Anders dreigen dat soort discussies de sc ïjn van onaangenaamheid over zich te krijgen. Dat moet dunkt me mieder geval voor komen worden. De heer Van den Ouden wordt aantekening verleend tegen deze verkoop te zijn. Geen ander lid van de raad wenst dat Dan is aldus besloten. Voorstel tot het niet vermeerderen van het aantal openbare basisscholen en tot het niet vaststellen van het plan (openbare en bijzondere) basisscholen voor de jaren 1993/199A tot en met 1995/1996- (Nr. WE/9) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 154