-68-
alles, wat hij gezegd heeft, ook echt zo werkelijk bedoeld is. Vant wat zegt
de heer Van der Kallen? De heer Van der Kallen zegt, er is een gebrek aan
huizen in de dorpen straks en daardoor kan de Bergenaar, die zijn stad wil
ontvluchten, niet meer in een dorp gaan wonen.
De heer VAN DER KALLEN: Even ter korrektie. Ik heb absoluut het woord straks
niet gebruikt.
De heer BOLSIUS: Al heel snel, als dat Strategisch Masterplan zijn zin
krijgt. Voorzitter, de heer Van der Kallen heeft wellicht daarbij gedacht
aan het ontroerende liedje van Frans Halsema en Jenny Arean, Vluchten kan
niet meer. Vergeef mij, door uw opmerking over een compomist heeft u mij in
de richting van de muziek gestuurd, want ook mij is die componist volstrekt
onbekend.
Als de heer Van der Kallen zegt, zet het dan maar in de richting van Steen
bergen weg, dan heeft hij jammer genoeg de passage, die gaat over de be
scherming van de open ruimten in het Strategisch Masterplan, niet die waarde
willen geven die erin stond. Verder heeft hij heel duidelijk niet nagegaan
wat de gevolgen zijn voor de infrastruktuur in dit gebeid. De kracht van dit
plan zit met name in het gebruiken van de bestaande infrastruktuurzeker
waar het gaat over de regionale woonvoorzieningen. Voorzitter, ik denk dat
het goed is om de heer Van der Kallen er op te wijzen dat, wat hij noemt
een gebied met een lage landschappelijke waarde, dat voor anderen, die
gewend zijn naar zaken te kijken zonder oogkleppen, een enorm gebied kan
zijn met grote waarde.
De VOORZITTER: Dank u wel. Badings is een Nederlandse moderne componist.
Zijn koorwerken worden door Fortissimo uitgevoerd. Vorig jaar een groot
aantal met zeker succes. Sommige van zijn muzikale werken vragen een wat
geoefender oor en dan spreek ik voor mijzelf.
De heer STUART, wethouder: Maar daarom heeft de provincie voor sommige van
die werken subsidie ter beschikking gesteld.
De VOORZITTER: Wij keren terug naar het onderwerp. Het woord is aan de heer
Van der Kallen.
De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, allereerst wil ik ingaan op wat de
portefeuillehouder zei. Het is inderdaad waar, met een simpel Statenbesluit
zouden er uitwerkingsplannen ook voor deze regio gemaakt kunnen worden. De
realiteit is echter, dat er op dit moment slechts voorzien is voor 4 uit
werkingsplannen met betrekking tot de stedelijke gebieden.
Vandaag, afgelopen middag, hebben twee van de drie coalitiefraktiesde PvdA
en het CDA heel nadrukkelijk het college van GS geloofd dat er slechts 4
stedelijke gebieden zijn aangewezen. Nu zou, denk ik, een voorstel, om tot
een uitwerkingsplan voor deze regio te komen, door die frakties uitgelegd
kunnen worden als zijnde, alsnog met een achterdeur, de status van stede
lijk gebied terug te kunnen krijgen.
Als het college respektievelijk de raad van zins zouden zijn dat die uit
werkingsplannen ook voor deze regio gemaakt zouden moeten worden, -dat kan
ik zeer wel billijken- dan raad ik zeker de frakties, die met name in dit
college zitten, aan, -alleen de VVD, het zij gezegd, hield, wat die 4
gebieden betreft, enige slagen om de arm, dus die is misschien al wel
bevattelijk- om toch te pogen hun Statenfrakties in deze te bewerken, want
anders slaat men echt de plank mis.
Met betrekking tot de uitwerking voor de andere, dus de niet stedelijke
gebieden, daar zijn gewoon de bestemmingsplannen voor bedoeld en dat doen de
-69-
gemeenten dus zelf.
Met betrekking tot de opmerkingen van de heer Muller. Als ik zeg, ik, dan
bedoel ik Ludovicus Hermanus van der Kallen. Zeg ik, mijn fraktie, dan
bedoel ik wie er nog meer op de lijst staan, minus 2 personen. Als ik dat
allemaal uitreken, dan kom ik aan bijna 1200 stemmen, die op de rest zijn
uitgebracht
Met betrekking tot de informatievoorziening. De voorzitter zei wel dat al
die Statenleden allemaal braaf de krant lezen. Ik denk niet alle kranten,
maar zij lezen wel de Knipselkrant van de provincie, hetgeen ik de gemeente
kan aanbevelen om die ook te ontwerpen voor raadsleden, want die zou toch in
een aantal leemtes van informatie kunnen voorzien. Wanneer je de Knipsel
krant echt leest op wat er is gepubliceerd over het Masterplan, dan is dat
dermate fragmentarisch, dat je niet van raadsleden mag verwachten dat ze dan
al kennis hebben van de inhoud van het Masterplan.
Ik raad echt de frakties, die van mening zijn dat het Masterplan uitgevoerd
zou moeten worden, aan, ervoor te zorgen dat alle Statenleden het originele
Masterplan krijgen, want dan heb je de meeste kans dat er inderdaad iets mee
gebeurd, wat klaarblijkelijk de ruime meerderheid van de raad zo graag wil.
Met betrekking tot het betoog van de heer Bolsius over mijn keuzes.
Hij had het over de infrastruktuurWat wil nu het geval? Er is recent een
nota uitgekomen over het groeiklassebeleid. Als je die nota van de provincie
leest, dan kom je tot de conclusie, dat het groeiklassebeleid de afgelopen 8
jaar niet heeft gewerkt. Dat met name in de kleinere plaatsen de arbeids
plaatsen zijn geschapen. Dus als je iets wilt doen aan de overbelaste
infrastruktuur ook in onze regio, want bijvoorbeeld Steenbergen is daar een
mooi voorbeeld van, dan is het juist zaak om daar te bouwen, want daar zijn
de laatste 8 jaar de arbeidsplaatsen geschapen, althans verhoudingsgewijs.
De heer BOLSIUS: Verhoudingsgewijs, gelet op het aantal inwoners. Dat bete
kent, als je een gehucht hebt met 10 inwoners en je schept 1 arbeidsplaats,
dat er dan een toename van het arbeidspercentage is van 10%. Dat is natuur
lijk aanmerkelijk. Maar wij hebben het hier wel over regionaal denken en
niet per plaats denken. Ik denk dat het dan een stuk beter gaat, mijnheer
Van der Kallen, met deze cijfers.
De heer VAN DER KALLEN: Ik denk dat dat wel meevalt. De werkgelegenheid is
verhoudingsgewijs in de kleinere plaatsen het aanzienlijkst toegenomen. Het
is natuurlijk ook zo, als je daarbij het mobiliteitsdenken formuleert, zoals
dat zowel door de landelijke als provinciale overheid op schrift is gesteld,
dan denk ik dat het juister is naar behoefte te bouwen.
De heer Bolsius gebruikte het woord straks en daar viel ik onmiddellijk op
natuurlijk, want nu konstateer je gewoon in heel veel groeiklasse 1-, 2- en
3- kernen wel degelijk knelpunten, problemen met betrekking tot de huisves
ting van hun eigen bewoners, vanwege de stedelijke overloop. Ook dat blijkt
uit de groeiklasse-evaluatie, waar heel nadrukkelijk blijkt dat er nog
altijd een tendens is van mensen vanuit de steden, die de wens hebben om in
die dorpen te gaan wonen. Die mensen kopen de duurdere huizen, waardoor de
minder draagkrachtige originele bewoners -om het maar zo te zeggen- niet
meer echt in staat zijn om aan hun woningbehoefte te voldoen, omdat uit de
bestaande woningvoorraad die huizen voornamelijk gaan naar ex-stedelingen.
De heer BOLSIUS: Daar zijn toch andere middelen voor, mijnheer Van der Kal
len, om dat af te remmen, in plaats van de zaak zo maar open, vrij en blij
te laten?
De heer VAN DER KALLEN: Ja, maar u wilt als democraat, en soms gebruikt D66
de woorden echte liberaal, toch klaarblijkelijk dingen afdwingen bij de bur-