-64- Dat wil zeggen, je moet accepteren dat er in andere gemeenten op details wellicht minder instemming met zo'n plan kan zijn. Dan moeten we met zijn allen proberen vast te stellen de komende maanden, waar de pijn zit, waarom dat dat zo is, of het zich op Streekplanniveau bevindt of op bestemmings planniveau enz., om te kijken of we toch tot iets kunnen komen waar alle gemeenten zich in kunnen vinden. Ik zeg dat uitdrukkelijk, omdat vandaag hier in Bergen op Zoom niet de indruk gewekt moet worden dat wij het over veel meer dan onze eigen visie vanuit Bergen op Zoom willen hebben en wat betekent die visie voor Bergen op Zoom in het bijzonder. Daar gaat het dus vandaag om. Daarom vond ons college het ook helemaal niet bezwaarlijk om nu al in mei -inmiddels 1 juni- over dat plan in onze raad te praten. Hoe dat portefeuillehoudersoverleg dan zal gaan, daar heeft de heer Aertssen nadrukkelijk naar gevraagd, voorzitter. Het is bijeengeroepen voor 10 juni a.s., zeg ik uit het hoofd. Ik neem aan dat er dan een procedurevoorstel zal kunnen liggen van het Dagelijks Bestuur, omdat het Dagelijks Bestuur, voorafgaand aan die 10 juni, vergadert en het Dagelijks Bestuur inmiddels zit met dat advies van die Stuurgroep. Dus het Dagelijks Bestuur zal daar iets mee moeten doen. Ik hoop dat dat uitloopt op een procedurevoorstel naar die portefeuillehouders in de zin, zoals hier geschetst. De heer Janssen heeft nog een opmerking gemaakt over enkele reakties vanuit het bedrijfsleven. Ik deel wat dat betreft volledig zijn visie, voorzitter. Het lijkt inderdaad wel of men daar ook zaken gelezen heeft die niet ge schreven zijn. Maar dat is toch een struktureel verschijnsel, vrees ik. Wij hebben dat ook bij de reakties op onze struktuurvisie meegemaakt. Wij hebben dat in de hoorzittingen, die wij gehouden hebben in Bergen op Zoom, steeds proberen te nuanceren, door ze erop te wijzen dat de grondverkopen de laatste 10 jaar, niet alleen in Bergen op Zoom maar in de hele regio, de grote grondverkoop in 1987 hier in Bergen op Zoom uitgezonderd, voortdurend gericht geweest zijn op het belang van de al gevestigde bestaande industrie. Het gaat om niet meer en niet minder dan voornamelijk het veiligstellen van de belangen van die gevestigde industrieën. En dat dat beeld, wat men dan oproept, door dit soort vraagstellingen in de praktijk eigenlijk helemaal niet bestaat, in ieder geval in de afgelopen 10 jaar geen voeding vindt. Voorzitter, dan rest mij nog een opmerking te maken over de bijdrage van de heer Van der Kallen. Ik moet vaststellen dat hij het niet eens is met het verstedelijkingsbeleid, zoals Bakker Bleeker dat heeft verwoord. Toch is dat het verstedelijkings beleid wat in het Streekplan is verwoord. Dat is ook een echt verstede li jkingsbeleid. Ik begrijp nu dat de heer Van der Kallen geen verstedelij- kingsbeleid wil, maar dat hij urbanisatie of tenminste suburbanisatie in het landelijk gebied aantrekkelijk blijkt te vinden. Dan hebben we inderdaad een fundamenteel verschil van mening. Ik neem aan dat hij dan ook in de Staten tegen het Streekplan zal stemmen. Dat in eerste termijn, voorzitter. De VOORZITTER: Dames en heren, door enkelen van u zijn direkt of indirekt ook nog een aantal opmerkingen gemaakt in de richting van het Streekgewest Door een enkele is er een appel gedaan op de voorzitter van het Streek gewest om het bestuurlijk proces, wat tot wilsovereenstemming zou moeten leiden, zoveel mogelijk te bevorderen. Dames en heren, ik wou een vijftal opmerkingen maken, want ik denk dat wij in het verleden niet veel anders gedaan hebben. Bij het ontwerp-Streekplan heeft het Streekgewest zich aangemeld om als coördinatiepunt te funktioneren om de reakties uit de 18 gemeenten te bundelen. Dat heeft geleid tot een tweetal opmerkelijke zaken. In de eerste plaats was het toch een plezierige aangelegenheid om dat met 18 -65- gemeenten te doen, omdat je de betrokkenheid van de 18 gemeenten bij de streek en bij de regio voelde. Het heeft niet tot grote tevredenheid geleid in de reaktie die daar van de zijde van de provincie op gekomen is. Integen deel, en dat is de tweede opmerking die ik zou willen maken. Toen is er juist uit voortgekomen dat het nodig is dat de streek met een visie en een reaktie zou willen komen. Waarbij de onderscheiden raden, en Bergen op Zoom is een van de eerste, naar het mij voorkomt, zich ook ontvankelijk moeten verklaren voor opmerkingen die uit andere gemeenten komen en die verwerkbaar zijn in dat plan. Het kan niet zo zijn, als je iets regionaals en dus iets in samenwerking met elkaar ontwikkelt, dat één van die samenstellende gedeelde wetten van Meden en Perzen gaat uitdelen. Daarop is samenwerking niet gebaseerd. Ik heb bij uw bijdragen in eerste termijn uw ontvankelijkheid zeker geproefd en gemerkt Ik zou in de derde plaats willen opmerken dat in dat kader het er niet toe doet of een gekozen of een benoemde bestuurder iets zegt. Ik denk dat we daar heel pragmatisch tegenaan moeten kijken, zijn argumenten moeten wegen en nagaan of dat argumenten zijn die op de regionale weegschaal kunnen worden gelegd. Dan zou ik zeggen, dan doet het er niet toe wie dat gezegd heeft In de vierde plaats zou ik willen opmerken dat een zekere waardering vanuit de 18 gemeenten, en dat zou wel heel bijzonder wenselijk zijn, tot stand komt ook in de richting van het Streekgewest, omdat het Streekgewest inge schakeld is op een tweetal ruimtelijke aktiviteiten. In de eerste plaats is het Streekgewest uitgenodigd door de Commissaris van de Koningin, die samen met mevrouw Jacobs, ter uitvoering van een door Provinciale Staten genomen besluit, eens naar de ontwikkelingskansen van Westelijk Noord-Brabant gaat kijken. Dan is het goed om een mening van 18 gemeenten te kunnen verkondigen. In de tweede plaats is het Streekgewest uitgenodigd om te participeren in een door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu in het kader van de uitwerking van de VINEX geëntameerde studie mee te doen. Dan is het ook goed om je inbreng gesteund en gewogen te weten door de andere gemeenten. Tenslotte, dames en heren, —en daar nen ik bij net ccrs^c punt, wat ik genoemd heb, mee begonnen- heeft het Streekplan, zoals we dat thans kennen, altijd een uitwerking nodig. Het is zo globaal, zo algemeen en er komen eigenlijk zo weinig richtinggevende uitspraken uit, dat zo'n uitwerking altijd nodig is. Daar zijn de 18 samenwerkende gemeenten in West-Brabant maar vast. maa ba^onnan. Het woord is aan u voor de tweede termijn. De heer MULLER: Voorzitter, een korte reaktie mijnerzijds. Ik zou naar de heer Van der Kallen toe willen zeggen, ik zat vroeger op een school -die school staat tegenover uw woning, voorzitter- en daar hadden wij een conciërge, die zei altijd: "ik en de rector", als ik weer eens uit de klas werd gezet. Ik vond het wel grappig dat hij zei, ik en mijn fraktie. De conciërge praatte altijd over twee personen, maar ik weet niet over hoeveel personen de heer Van der Kallen spreekt. Kaar goed, dat even terzijde, voorzitier daagde de heer Van der Kallen, en dat deed de portefeuillehouder ook een beetje, uit van, vrat is nu o.e taak van Provinciale n^aten? li. denk dat de Provinciale Staten inderdaad respekt zuilen moeten kunnen opbrengen voor de samenwerking, die in dit plan in dit Streekgewest gaat ontstaan. De beer Boisius heeft de vorige keer in de commissie tegen mij gezegd, jullie hebben een ondeugend reisje naar Den Bosch gemaakt. Voorzitter, niets is minder waar. Wij nebben ook bij onze fraktie in Den Bosch gepleit om met name het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 140