-50- De heer Stuart reageert in mijn ogen volstrekt onnodig opgewonden over deze kwestie. De standpunten omtrent de Markiezaatsweg zijn hier al jaren bekend en zeker het standpunt van D66. Als hij dan praat over, zeker wat er na de commissie gebeurd is. Wij zijn al jaren bezig met de discussie over de Markiezaatsweg. Wij hebben in deze raad die weg al diverse benamingen zien krijgen. Toen het nodig was om subsidie los te peuteren, werd het ineens een onderdeel van het randwegenstelsel. Toen het bestemmingsplan gewijzigd moest worden en de overlast naar de auto riteiten, die zich daarmee bezig mogen houden, duidelijk beperkt diende te worden, werd het een wijkontsluitingsweg. Toen kreeg het ook ineens een andere naam. Het was niet meer randweg West, maar het werd Verlengde Olym- pialaan en vervolgens Markiezaatsweg. Voorzitter, ik denk dat het goed is om vast te stellen dat de fraktie van D66 van mening is, al vele jaren, dat deze weg, wat verkeersintensiteit betreft, zodanig verkeerd geprognosticeerd is, dat de overlast daar, zodra die volledig opengesteld wordt, aanwezig zal zijn. Als je dan tracht om die overlast te beperken met een wettelijke maatregel, te weten het weren van vrachtverkeer, dan is het een zeer legitiem standpunt. Dan kan de wethouder verder willen wat hij wil. Dan kan de wethouder toezeggen wat hij wil. Dat standpunt is al vele jaren zo het geval en dat zal de wethouder dus niet mogen verbazen. Het leuke vind ik nu, voorzitter, we horen van de heer Muller hoe hij over deze weg vanavond denkt. Hij zegt, het is een randweg met het karakter van een wijkontsluitingsweg. Dat zijn hele bijzondere wegen, voorzitter. De heer VAN ES: Voorzitter, de fraktie van GB/S heeft een probleempje. Ik denk niet dat wij tot een eenstemmig antwoord op uw vraag en de motie kunnen komen. Ik denk dat de heren, die de motie hebben ingediend en ondertekend, mij hebben overtuigd van de juistheid van hun beweringen. De heren Jouvenaz en Van Opdorp zullen die mening niet toegedaan zijn en zullen de motie niet ondersteunen. De heer LINSSEN: Voorzitter, ook ik heb geen behoefte aan deze motie en zal de motie niet ondersteunen. De heer MULLER: Voorzitter, ik ben een beetje uitgedaagd door de heer Aertssen, omdat ik toen -een jaar geleden, wist hij te melden- iets had gezegd over de bekende datum van 1 november 1991, waarin de nieuwe ver keersmaatregelen zouden plaatsvinden. Ik heb de notulen er niet op nagele zen, maar ongetwijfeld zal het toen een argument onzerzijds zijn geweest. Ik kan mij ook herinneren dat wij ons hebben laten overtuigen door het college met de toezegging dat zij een pakket van maatregelen aan de raad zouden voorleggen. Voorzitter, natuurlijk is het onze fraktie ook een zorg voor de overlast die daar eventueel gaat plaatsvinden. Maar ik denk dat wij niet kunnen ontkomen aan wat met name wethouder Stuart heeft gezegd, het element van het bestem mingsverkeer. Ik heb inderdaad gezegd, het is een wijkontsluitingsweg. De heer Bolsius doet daar een beetje denigrerend over, maar bestemmingsverkeer voor de wijkontsluitingsweg met de Bergse Plaat, met de Theodorushaven is zeer van essentieel belang. Nogmaals, daarom geven wij geen steun aan de motie. De heer BOLSIUS: Mijnheer Muller, u heeft toch ook het woord randweg gebruikt bij die wijkontsluitingsweg? De heer MULLER: Ja, met een bijzondere bestemming heb ik erbij gezegd. Voor zitter, ik denk dat ik het hierbij kan laten. -51- De VOORZITTER: Dank u wel. Dan is het woord andermaal aan wethouder Stuart. De heer STUART, wethouder: Dank u wel, voorzitter. Ik heb geenszins de illusie dat ik D66 van al jarenlange betrokken stellingen zou kunnen af krijgen. Die behoefte heb ik ook helemaal niet. Waar het mij om gaat, is dat de discussie in de vorige raad, met betrekking tot dit onderwerp, na indie ning van een soortgelijke motie, tot een afspraak heeft geleid tussen het college en deze raad. Van die afspraak hebben wij gezegd, die zullen we gestand doen, die komen we na. Ik vind het absoluut onplezierig om dan zo n afspraak doorkruist te zien door het opnieuw indienen van een motie van dezelfde strekking, alsof de afspraak van die laatste discussie er niet zou liggen. Het is niet niks. Het is een bevoegdheid van het college, naar aan leiding van de discussie in de raad, die gevoerd is mede naar aanleiding van een ingediende motie. Het is een stuk bevoegdheid van het college, die het college als het ware voor die gelegenheid terug in het midden van de raad heeft gelegd. Ik denk dat dat een alleszins serieuze aangelegenheid is, als raad en college zo met elkaar omgaan, een motie die niet is aangenomen maar die niettemin wèl die afspraak heeft opgeleverd. Dan vind ik het echt on plezierig om met zo'n motie geconfronteerd te worden. Nogmaals, voorzitter, ik zou het college in overweging willen geven om, als die motie zou moeten worden aangenomen en uitgevoerd, ons dan ook ontslagen te achten van de rest van de afspraak. De heer AERTSSEN: Voorzitter, mag ik daar nog even op reageren, want ik kan mij voorstellen dat de wethouder het uiterst onplezierig vindt, zoals hij het uitdrukt. Het is natuurlijk wel een element, wat heel duidelijk meespeelt in het voorstel van het college wat nu op tafel ligt. U geeft zelf aan in uw beschrijving van het voorstel, dat u het advies van de inspekteur naast u neerlegt. Dan zeg ik, dat maakt wel degelijk onderdeel uit van deze discussie en van het voorstel. De heer STUART, wethouder: Het is ook geen ander voorstel dan het vorige. Het is alleen maar een herhaling, omdat de wet ons daartoe dwingt. Deze weg mag bereden worden ook zonder maatregelen, maar dat is buitengewoon onple zierig voor de betrokken bewoners. De VOORZITTER: Dames en heren, het lijkt me dat we inderdaad tot een grote herhaling van zetten komen. Hetzij in het damspel, hetzij in het schaakspel. Ik denk dat op zichzelf het amendement van de heer Van der Kallen, wat dan door de fraktie van D66 ondersteund is, hooguit een nuancering aanbrengt. Maar als we het meest verstrekkende niet zouden wensen, is het daaropvolgen de evenmin zeer uitvoerbaar, zodat het, dunkt roe, niet apart in stemming behoeft te worden gebracht. De heer STUART, wethouder: Voorzitter, als het nog even mag. Ik heb vergeten te zeggen dat de interpretatie van het begrip bestemmingsverkeer natuurlijk interessante conclusies kan opleveren. De VOORZITTER: Ik zit hier niet om discussies uit te lokken, maar laten we zeggen, de controle op het onderbord vraagt natuurlijk nogal wat met betrek king tot de handhaafbaarheid van het een en ander. Ik vermoed dat, wanneer er een dergelijke verkeersmaatregel getroffen wordt, die qua handhaafbaar heid vergelijkbaar is met die van de 120 km snelheid op de rijkswegen. Ik geloof dat daar het departement van VROM over gaat, uw zegsman, mijnheer Aertssen. Dames "en heren, dan denk ik dat wij thans de zaak in voldoende mate behan deld hebben en over zouden kunnen gaan tot besluitvorming. Wenst u stemming over uw motie, mijnheer Aertssen?

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 133