-40- Ik heb inderdaad in 1989 aangegeven, gezien de richtlijnen van het minis terie, wat algemene richtlijnen op het gebied van volkshuisvesting en aan de woonconsumenten -dat waren eigenlijk de afbakeningen- hoe deze gelden konden worden besteed. Inderdaad op een aantal criteria met betrekking tot woningbouwproduktie, afhankelijk daarvan een bepaald bedrag jaarlijks vast te stellen door uw raad en het college de verdeling te laten mandateren. Dat wilde niet zeggen, en dat beluister ik bij een aantal leden van de raad, dat wij zeiden van, u dient maar in en we zien wel hoe ver dat ze komen. Nee, er werden duidelijke afwegingen gemaakt, passend in dat geheel. De verordening schreef ook voor dat bepaalde bestuurskosten en dat soort zaken niet mochten worden opgevoerd. Dat leidde natuurlijk best tot een bepaalde praktijk. Het is niet zo dat men carte blanche van het college kreeg, maar achteraf moest men komen met een afrekening, die dan gecheckt werd. Dan moesten wij opnieuw bij diezelfde rijksoverheid, nadat wij controle hadden uitgevoerd, de subsidie uiteindelijk verkrijgen. Daar hebben wij tot nu toe altijd keurig aan kunnen voldoen. Waarom, en dat is een stukje geschiedenis mijnheer Smits, hebben wij dat tot een aantal jaren geleden zo behandeld? Daar waren een aantal redenen voor. De eerste reden was, maak het die verenigingen niet allemaal ingewikkeld. U kent het verhaal nog van de accountantskosten en al dat soort zaken erbij te betrekken. Want de subsidie in dit geheel is toch niet dusdanig, dat je daar al te zware criteria op moest gaan zetten. De tweede reden was, en ook elke keer werd dat door de rijksoverheid aange kondigd, dat het elk moment kon stoppen, want het was zo's soort regeling die de tussenbalans uiteindelijk ook heeft kunnen ontlopen. Maar toch kon het elk moment stoppen. Dus schreven wij ieder jaar opnieuw naar die ver eniging, dit kan misschien het laatste jaar zijn, want het is de doorslui zing van rijksgelden. De heer SMITS: Dus daar kan geen beleid op gestoeld worden? De heer BAKX, wethouder: Nee, toen hebben wij uiteindelijk in het college daarover gesproken. We hebben gezegd, daar moet nu maar eens een deugdelijke verordening komen. Dat ben ik met u eens. Heldere criteria. Proberen toch niet teveel bureaucratie eromheen, maar wel duidelijke uitgangspunten. Cri teria waar we een en ander aan kunnen toetsen. Toen is inderdaad de wind gaan waaien, dat wij het bestempeld hebben uit het oogpunt van de sociale vernieuwing. We hebben eerder besloten deze gelden te parkeren onder de noemer van de sociale vernieuwing. Daar specifiek criteria voor te ontwikkelen en ze dan volgens de criteria van de sociale vernieuwing uit te geven. Op dat moment zeiden we, dan kunnen we de verordening van de woonconsumenten speciaal hierop gericht, op dit moment achterwege laten. We proberen het dan, zodra we die criteria ontwikkeld hebben, via dat uitgangspunt. Dat is inderdaad nu een jaar later geworden. We hadden dat nu willen invoeren. U zei terecht in de commissie, hoe wordt de consument nu beoor deeld? Op de criteria van de sociale vernieuwing, die er in feite qua praktijk niet zijn, of worden ze nog beoordeeld op de oude? Toen zijn we uiteindelijk in de commissie overeengekomen, laten we het dan maar volgens de oude verordening doen. Die vele uitgangspunten kent en die misschien inderdaad wat ruim is geweest. Maar laten we die in vredesnaam maar hanteren, anders is het een soort vacuüm, want is het niet van het een dan is het wel van het ander. Nu zegt u in uw motie, u moet nu reeds met een verordening, die er dus op dit moment niet is, alsnog proberen van het voorstel SOB 27 af te zien en proberen zo snel mogelijk, in dit interimjaar... De heer SMITS: Artikel 4 geeft u toch de mogelijkheid? Dat heb ik u voor al- gelezen. De heer BAKX, wethouder: Maar het is natuurlijk op dit moment wel zo, de procedure is als volgt. De verenigingen hebben tot een datum X de gelegen heid om onder die bestaande verordening de zaken in te dienen. Dat hebben ze ook gedaan. Het zou dus een beetje gek zijn als je nu zou zeggen, daar wijken we vanaf en daar proberen we nu een andere voor dit stukje van het jaar, wat we nog te gaan hebben, in te dienen. Dat zou ik dan inderdaad een stukje willekeur kunnen noemen. Te meer omdat wij zeggen, wij willen dit jaar afsluiten volgens de oude verordening, waar best wat op aan te merken valt, maar in 1993 -en dat is ook de toezegging die impliciet in dit raadsstuk zit ingesloten- moeten we zorgen dat er heldere criteria zijn, óf vanuit de invalshoek van de woonconsumenten, óf van de sociale vernieuwing. Maar dan moet het duidelijk zijn dat er dan een verordening moet liggen, die o.a. aan uw wensen kan voldoen. Om nu het bedrag vast te stellen en het college op te zadelen met het feit door te zeggen dit niet meer als interimjaar te zien, maar gebruik te maken van artikel 4 lid 1 om alsnog een aantal zaken overeind te krijgen, daar heb ik op dit moment moeite mee. Want dat betekent dat ik een aantal zaken op dit moment niet kan honoreren. Ik heb die criteria op dit moment niet goedgekeurd om ermee te werken. Het is op dit moment een kwestie van tijd. We ontlopen met elkaar uiteinde lijk niet de uitkomst. Dat zeer zeker niet. Maar ik zou het op dit moment overdreven vinden om te zeggen, we willen er nu in alle gemak aan werken. En zelfs zover gaan, dat ik u namens het college kan toezeggen, dan komen we daar via de commissie en de raad op terug, zodat u vanaf 1993, wanneer u wederom zo'n bedrag moet vaststellen, ook heldere criteria bij de hand hebt. U kunt nu wel zeggen, maak maar gebruik van artikel 4 lid 1. Als u dat helemaal mandateert aan het college, dan zouden wij kunnen zeggen, dan laten we alles bij het oude. Dat wil ik natuurlijk ook niet. Laten we nu voor alle duidelijkheid naar de verenigingen zeggen, wij zullen het honoreren, zoals wij met die oude verordening gewend waren. Dan ais reaktie naar de heer Franken. We zullen de verenigingen in een brief duidelijk laten weten dat we daar mee bezig zijn en dat met ingang van 1993 de zaak verandert. De VOORZITTER: Dames en heren, nu u reeds in 1992 een wijziging bepleit in de richting van een thans geschetst beeld voor 1993, en dat is een beeld wat valt onder het hoofdstuk van de sociale vernieuwing en u dat eigenlijk tenminste een half jaar naar voren zou willen houden, is het misschien toch wel nuttig om enig perspektief te weten of het überhaupt in 1993 op dat terrein inpasbaar is. Want als u nu zegt, ik trek dat een half jaar naar voren, verplicht je je natuurlijk niet alleen om het in 1992 op basis van de sociale vernieuwing te doen, maar daar een continuïteit ook voor de jaren '93 en volgende aan te geven. Let wel op de periode die daarvoor beschik baar is, want voor we het goed en wel weten zijn we natuurlijk over de vakantie heen met zo'n voorstel. Dan zijn er nog 4 maanden in 1992 te gaan, voordat deze instellingen van de subsidietoekenning op de hoogte gesteld worden. Dat we daarmee ook het belang van de woonconsumenten bevorderen, durf ik minstens ernstig in twijfel te trekken. Met betrekking tot de perspektieven van 1993, denk ik dat het misschien goed is om aan de coördinerend wethouder van de sociale vernieuwing, de heer Dekkers, te vragen om daar nog wat van te zeggen. De heer DEKKERS, wethouder: Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat er een misverstand kan gaan ontstaan, namelijk in die zin, dat ervan wordt uit gegaan dat er in 1993, maar dan vanuit de sociale vernieuwing, automatisch

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 128