-26-
een interessant onderzoek van de VECAI vandaag bekend gekomen over de be
wustheid waarmee de Nederlandse kiezer naar een van de 29 zenders kijkt en
hoeveel zappers daaronder zijn. Maar ik neem er kennis van dat u nop een
onbegrensd vertrouwen hebt in degenen die wèl bewust naar de televisie
kijken. Bij tijdschriftenlezers is dat wat anders.
De heer VAN DER KALLEN: Ik heb de woorden onbegrensd vertrouwen niet uitge
sproken, maar vanzelfsprekend wil ik wel van u accepteren dat u dat wel
doet
Met betrekking tot de besluitvorming, voorzitter. I a wijs ik af, met I b
ben ik akkoord, maar dat vergt enige toelichting, daar ik in het verleden
wel een voorstander was van het vaststellen van een referendumverordening.
In principe ben ik nog een voorstander van referenda. Alleen uit de gemeen
telijke praktijk van het afgelopen jaar blijken deze buitengemeen duur en
tevens nauwelijks ondersteund door de kiezer. Gezien de hoge kosten denk ik
dat een gemeentelijk referendum op dit moment niet binnen de reële mogelijk
heden ligt. Met betrekking tot I c ben ik content met uw uitleg in deze.
Met betrekking tot II en III, daarmee ga ik volledig akkoord.
De heer VAN DEN OUDEN: Voorzitter, ik begon mijn betoog met een schets,
zoals er in het algemeen tegen politiek aangekeken wordt en hoe vooral de
niet-stemmers de politiek ervaren. Een van de faktoren waren de schandalen.
U heeft daar vraagtekens bij gezet. Ik bedoelde daarmee, schandalen die
landelijk gespeeld hebben. Je kunt niet ontkennen dat er een RSV-schandaal
geweest is, dat er een visfraudeschandaal geweest is. Een burgemeester die
op zijn post is blijven zitten, nadat hij bekend bleek met gifstorting. Over
dat soort schandalen heb ik het gehad en dat als onderdeel van de vele
faktoren die bij de desinteresse een rol spelen.
Dan de 50% van de BRTO. Dat is zelfs een kijkdichtheid die RTL4 niet haalt.
Ik denk dat de BRTO daar zeer tevreden mee mag zijn.
De VOORZITTER: Het lijkt mij eenvoudig om bij RTL niet tot 50% te komen.
De heer VAN DEN OUDEN: Dat even ter discussie van de 50%. Inderdaad, het is
niet de helft plus 1, maar het zegt wel wat van de kijkdichtheid van de BRTO
in Bergen op Zoom. Natuurlijk bereik je niet alle Bergenaren, maar de BRTO
scoort goed in de kijkdichtheid, dat is een conclusie. In die zin vind ik
het de moeite waard om een nader onderzoek te verrichten. Daar sta ik
achter. Ik ben blij dat u heeft toegezegd dat daarnaar gekeken wordt.
Het referendum. Ik heb inderdaad hele grote twijfels rondom het referendum.
Ik vind het eigenlijk dan ook één middel tussen de vele andere middelen om
de democratie dichter bij de mensen te brengen. Het is een middel om te
inventariseren wat er leeft aan meningen. Blijft echter een feit dat het
geen besluitvormend referendum kan zijn. Ik wil niet tegen die verordening
stemmen, omdat ik het als middel niet uit wil sluiten. Als er hier in de
raad partijen zijn die referenda willen gaan gebruiken, dan moet die
verordening daarvoor zijn. Dan kunnen altijd nog bij de besluitvorming, als
2/3 deel van de raad het erover eens is, de argumenten, die vanavond op
tafel zijn gekomen, er mede een rol in spelen. Vandaar dat ik voor een
referendum blijf, ondanks mijn grote twijfels.
Dan de coalitie- en fraktiediscipline. Daar heb ik geen last van, maar mis
schien over twee jaar. De heer Van der Kallen zegt, wie de schoen past,
trekt hem aan. Maar dat geldt natuurlijk ook voor de opmerkingen over de
coalitie- en fraktiediscipline. Het is gewoon een feit dat coalitie- en
fraktiediscipline soms de dood in de pot kunnen zijn voor de debatten in de
raad. Terwijl ik juist ook gezegd heb dat de raad een forum moet zijn,
waarin een debat moet leven. Vandaar ook mijn opmerking over de omdraaiing
van de beleidscyclus. Dan speelt de fraktiediscipline in de inventarisering
-27-
van het begin van het beleid een stuk minder dan bij de besluitvorming en
kan mijns inziens het debat en de politiek zeer verlevendigen. Aan de andere
kant denk ik dat je inderdaad goede afspraken in frakties moet maken, dat
lijkt mij zo logisch als wat. Maar het wordt kwalijk wanneer het een open
debat gaat frustreren. Vandaar dat ik mij wel kan vinden in de opmerking van
mevrouw Demmers over de fraktiediscipline.
Wat de besluiten betreft. Met I a ben ik het niet eens, met I b ook niet. We
wachten het onderzoek van de porduktie van t.v.-uitzendingen af. Voor de
rest kan ik instemmen met het voorstel.
De VOORZITTER: Ik denk dat de heer Van den Ouden toch aan het duo-lid, wat
wij aan het begin van deze zittingsperiode welwillend aan eenieder hebben
uitgereikt om in ieder geval tot fraktievorming te kunnen komen en niet in
je eentje te behoeven zitten, heel wat uit te leggen heeft.
De heer VAN DEN OUDEN: Voorzitter, ik bedoelde voornamelijk hier de raads
vergaderingen natuurlijk.
De heer JANSSEN: Gewoon zeggen dat het best moeilijk is met een schaduw-
fraktie
De VOORZITTER: Maar in ieder geval, wat daar verder ook van zij, ik denk dat
wij vanavond in deze raad niet tot een nadere beschouwing of tot een nadere
analyse of grote veranderingen van dat probleem kunnen komen. Het is een
cultureel gegeven. Ik denk overigens dat het juist is dat culturen ook na 25
jaar ontstaan. Zeker wanneer je kijkt naar de geschiedenis van D66, denk ik
dat zich daar inmiddels ook een cultuur gevormd heeft, die verschillend is
van die in andere partijen, voor zover ik dat van enige afstand kan beoor
delen.
De heer BOLSIUS: Je ziet het ook bij het CDA, voorzitter. Die is in de jaren
'70 opgericht en ook daar is men nog aan het zoeken.
De VOORZITTER: Ik begreep dat dat de minister was die zo naar cultuur aan
het zoeken was, maar die is van een andere partij.
Dan, dames en heren, keer ik terug naar het onderwerp.
De heer M. Franken. Het invoeren van een tweede termijn over de klachten
regeling. Andere sprekers hebben daar ook over gesproken. Ik ben bereid daar
naar te kijken.
Met betrekking tot de verzoeken en de behandeling daarvan in de raad, zou ik
dat met uw goedvinden ook eens tegen het licht van de Wet Algemeen Bestuurs
recht willen houden. Waarin, zij dat het een onderdeel is van de juridifi-
catie van de verhouding tussen burger en overheid, algemene regels staan hoe
de overheid met de burger dient om te gaan met betrekking tot de toepasse
lijkheid van het bestuursrecht in het algemeen.
Ik kan u daarover wel een notitie in het vooruitzicht stellen. U moet in de
gaten houden dat de Wet Algemeen Bestuursrecht voorzien is in werking te
treden op 1 juli 1993, op 1 januari 1994. Het is een interessant stuk werk
en een stuk regelgeving aan de ene kant, zij dat het niet helemaal zonder
juridische gevolgen is op het terrein van het publieke recht aan de andere
kant. Dat was het terrein waar ik ook in eerste instantie over gesproken heb
en de heer Van der Kallen -maar dat kwam hem politiek gezien, denk ik, goed
uit- haalde een recent voorbeeld uit de burgelijke rechtspraktijk daarbij.
Over de klachtenregeling wou ik vervolgens toch nog wel dit opmerken. Ik
rapporteer u ieder half jaar hoeveel burgers van de klachtenregeling bij de
politie gebruik maken. Daar bijvoorbeeld kunnen burgers naar de nationale
ombudsman gaan, hetgeen ze ook meegedeeld wordt.