-22- Ten aanzien van het referendum. U zegt, de politieke cultuur is nog niet zover. Dat de politieke cultuur op een hele hoop fronten nog niet zover is, daarom zitten we hier nu met zijn allen te praten. Ik denk dat die politieke cultuur ook best aktief beïnvloed kan worden. Het referendum is een middel wat eventueel kan bijdragen tot een aktieve motivering van die politiek. Ten aanzien van de klachtenregeling. U wees terecht, en daar ben ik heel blij om, op de notitie die in 1985 is verschenen vanuit de hand van D66, toen nog Margaret v.d. Putte, en nu gelijk daarop een amendement, want dat zou dan nu zijn Margaret Vreedenburg, dus daarvan akte. Wij zouden graag met het CDA eens een keer rond de tafel gaan zitten om die nota's, die destijds geproduceerd zijn en de stukken die we daar over gepubliceerd hebben, samen eens door te nemen. Want ik denk dat er heel veel parallellen zitten in de tweetrapssituatiedie u net in uw tweede betoog heeft aangegeven. Ten aanzien van de opmerking fraktiediscipline, coalitiediscipline. Ook daar zegt u een stuk politieke cultuur. Ik ben heel blij dat ik hier op de stoel van D66 zit, moet ik eerlijk zeggen, want de politieke cultuur is bij ons gelukkigerwijs nog niet zo lang. Want een van de redenen, en dat heb ik ook in mijn eerste betoog aangegeven, dat er een probleem is, is de discrepantie tussen een politieke cultuur enerzijds en het maatschappelijke gebeuren anderzijds. Heel veel politieke partijen, zonder daar een waarde-oordeel over uit te spreken, integendeel zelfs, zijn ontstaan in een bepaalde tijd en in een maatschappelijk beeld. Heel terecht en heel logisch. Echter het omzetten van een dergelijke cultuur gaat niet van de ene op de andere dag. We zien met name in de landelijke politiek, en daarom wil ik hier verder ook niet te lang op ingaan, dat heel veel partijen, en terecht, bezig zijn om zich opnieuw te bezinnen over hun maatschappelijk denken. Dus het veranderen van de politieke cultuur gaat weliswaar heel langzaam, maar is iets wat wij alleen maar toejuichen. En waar we met zijn allen heel hard aan moeten werken om die cultuur inderdaad weer op de situatie te brengen van het maatschappelijk. De heer DEKKERS, wethouder: Voorzitter, mag ik eens aan mevrouw Demmers vragen of bij de D66-politieke partij geen fraktiediscipline bestaat? Mevrouw DEMMERS: Ik was nog helemaal niet zover. De heer JANSSEN: Voorzitter, mag ik een andere opmerking maken in de richting van D66? Natuurlijk heeft iedere partij zijn wortels in een bepaalde tijd. Dat is juist. D65 heeft dat ook. Ik herinner mij de jaren '66 als de flower power- tijd. Overigens een heel aardige tijd, die ik met bijzonder veel plezier heb doorgemaakt. De realiteit op dat moment was misschien niet al te groot, maar het kan zijn dat dat alleen in mijn belevingswereld heeft gespeeld. Mevrouw DEMMERS: Nee, gelukkig niet in uw belevingswereld, want als u zich goed herinnert, was dat een opstand tegen het gezag. Ook ik weet de hele situatie rond het Maagdenhuis in 1969. We zitten in dezelfde leeftijdscate gorie, geloof ik. We hebben daar allemaal in dezelfde situatie met afge knipte spijkerbroeken gestaan. Ik denk dat dat juist de reden is dat D66 toen al ontstaan is uit een soort protest tegen het politieke gezag en zich langzamerhand op die manier, helaas misschien, tot een partij voor velen heeft geformeerd, omdat wij eigenlijk toen dachten dat dat een aanzet zou zijn tot een wijziging in het politiek denken. Nu langzamerhand blijkt dat we noq steeds bezig zijn om te proberen om aan een stuk van die politieke cultuur, die hier zo verschillende keren op tafel wordt gelegd, mee te werken, zodat die toch meer, wat ons betreft, richting het maatschappelijk denken gaat. -23- Ten aanzien van de fraktiediscipline, waar de heer Van den Kieboom mij nog een keer op wees. De heer Dekkers vroeg het ook. Natuurlijk hebben wij een stuk fraktiediscipline binnen de fraktie. Ik denk dat dat logisch is, want terecht kun je natuurlijk niet met 29 mensen proberen om allemaal verschil lend te gaan zitten. Je zit bij elkaar met een stuk gemeenschappelijk denken. De heer Bolsius zit nu met de handen omhoog, maar zo erq is het bij ons gelukkiq niet. Het is echter wel zo dat fraktiediscipline, en dat heb ik aangegeven in mijn termijn, er nooit toe mag leiden dat de stellingen zodanig worden ingenomen, dat het debat in de gemeenteraad op geen enkele wijze meer verandering mag en kan brengen in de standpunten. Want dan zou je in feite helemaal geen debat meer hebben. Dat is hetgene wat ik aan heb willen geven met fraktie discipline. De heer DEKKERS, wethouder: Dat heeft niks met fraktiediscipline te maken. Dat heeft te maken met, of politieke partijen bereid zijn naar de inbreng van burgers te luisteren. Want ik neem aan, als D66 fraktiediscipline kent, dat de D66-fraktie zich beraadt of de D66-fraktie naar aanleiding van de inbreng van de burgers in zijn totaliteit van standpunt zal willen veran deren. Er kunnen maar twee stemmen uitgebracht worden, voor of tegen, maar anders zou de keuze voor D66 wellicht, als ik u goed beluister, nog groter kunnen zijn. Mevrouw DEMMERS: Nee, ik ben zo blij met uw betoog, want u vertelt hetzelfde wat ik ook in eerste termijn heb gezegd. Ik vind het inderdaad natuurlijk dat je met zijn allen bepraat en tot een bepaald standpunt komt. Maar, en derhalve pleitte ik ook voor het spreekrecht van de burgers voor de raad, dat je te allen tijde moet blijven afwegen en dat je dus te allen tijde een ingenomen standpunt moet afwegen teqen de informatie die je op dat moment krijqt, óf van de burgers, óf van collega-partijen die in deze raad zijn. Dan mag fraktiediscipline er nooit toe leiden dat een eerder ingenomen standpunt nooit en te nimmer verlaten mag worden. Dat heb ik aangegeven. Ik ga dus een heel eind in uw betoog mee en dat is de reden dan ook dat wij voor het spreekrecht in de raad zijn geweest. De heer VAN DEN KIEBOOM: Voorzitter, mag ik mevrouw Demmers erop wijzen dat ik heb gezegd, in onze fraktie wordt uitgebreid gediscussieerd, al dan niet in aanwezigheid van maatschappelijke groeperingen als ze dat wensen, over serieuze en minder serieuze zaken. We nemen dus een weloverwogen standpunt in. Maar mevrouw Demmers, er zal wel een keer een eindbeslissing genomen moeten worden, want we hebben wel als verantwoordelijkheid deze stad te besturen. Mevrouw DEMMERS: Mijnheer Van den Kieboom, u luistert nog steeds niet. Ik heb nooit gezegd dat ik u verwijt dat u niet naar het maatschappelijk mid denveld of waar dan ook naar luistert. Ik denk integendeel dat u dat zeker doet. Maar wat ik aangeef, is dat fraktiediscipline hier in de gemeenteraad, als we hier met zijn allen bij elkaar zitten, nooit zo ver mag gaan dat wij niet meer naar elkaar luisteren, -want dan zitten wij hier voor joker en kunnen wij net zo goed zeggen, wij zijn het eens met punt 1 t/m 20, dat was het dan en om vijf over half acht staan we buiten. De heer VAN DEN KIEBOOM: Ik kan u beloven dat ik altijd mijn oren open heb als u aan het praten bent. Mevrouw DEMMERS: Ik zal u eraan houden. Ik was gebleven bij het spreekrecht in de raad. Door de voorzitter hebben we het nog even over het spreekgestoelte gehad. Met inachtneming van het door

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 119