-20- Het zal bij een heleboel zaken, is de mening van mijn fraktie, zo blijken te zijn dat dat niet kan en dat die complexiteit het dus noodzaakt om besluiten binnen deze muren te nemen. Vandaar dat ik ook de woorden "inspraak in de marcre" heb gebruikt, toen ik het had over een referendum. Waarmee ik overi gens niet wil zeggen, en mijn hele fraktie niet wil zeggen, dat je dus je oren maar moet dichtstoppen op het moment dat je je bezighoudt met politiek of met politiek bedrijven. Dan richt ik mij tot de heer Van der Kallen. Naar miin oordeel is hii wat te eenvoudig en te gemakkelijk in een heleboel uitspraken. Waar hii o.a. zegt dat men, en hii bedoelt dan niet zichzelf maar de andere partijen, niet de tijd neemt om naar de burgers te luisteren. Ik denk dat dat niet voor mijn partij geldt. Ik weet het zeker dat dat niet voor mijn partij geldt. Ik denk dat het voor geen enkele partij in deze raad geldt Er zijn vele manieren om te luisteren naar burgers. Dat doe ie op het moment dat je een verkiezingsprogramma samenstelt. Dat doe je op het moment dat je partijbijeenkomsten houdt. Dat doe je op het moment dat je je fraktiebijeen- komsten openstelt voor mensen die graag iets komen vertellen. Dat doe je op het moment dat ie gaat luisteren naar hoorzittingen. Dat doe je op het moment dat er in een commissie mensen zijn die graag willen inspreken op agendapunten en die, na vanavond, zelfs het woord in de rondvraag mogen houden. Met andere woorden, wij sluiten ons niet af. Wij stellen ons bij zonder open op voor die burger en dat hoort ook zo. Dat is niks bijzonders, dus als de heer Van der Kallen meent te moeten veronderstellen dat hij de enige is die dat doet, werp ik dat ver van mij af. Voorzitter, u heeft in uw eerste termijn gezegd dat u met de BRTO in gesprek zal gaan, om te kijken of een t.v.-uitzending mogelijk is in Bergen op Zoom. Een enkele proef zou dat eventueel kunnen bewijzen. U refereerde aan een discussie in de commissie ad hoe, waar, en dat zei u terecht, ook door u gewezen is op de kijkdichtheid van 50% en de 29 andere zenders, die daar tegenover staan. Ik denk dat de heer Franken, met zijn opmerking in tweede termijn, deze redenering voldoende heeft gepareerd. Voorzitter, omdat u de gedachte, die mijn fraktie en andere frakties hebben gelanceerd met betrekking tot de t.v., overneemt, is het niet meer nodig om de motie, zoals wij die achter de hand hadden, in te dienen. Met betrekking tot de klachtenregeling heb ik begrepen uit uw eerste termijn, voorzitter, dat u van zins bent om te kijken of er een mogelijke verbetering in zit. Wij wachten dat af. Met betrekking tot de opmerking van D66 over het spreekrecht in de raad kan ik bijna hetzelfde opmerken alsdat ik gedaan heb in de richting van de heer Van der Kallen en anderen, waar het ging over bijvoorbeeld het referendum. Spreekrecht in de raad op het moment dat er enorm veel mogelijkheid tot inspraak is geweest, is, denk ik, herhaling van zetten. Misschien is het zinnig om in de voorlichtingsrubrieken nogmaals te wijzen op allerlei inspraakmomenten. Maar wanneer je een burger twee, drie en misschien wel vier keer het recht gegeven hebt om in te spreken tijdens de hoorzittingen of tijdens fraktievergaderingen of tijdens commissies, dan denk ik dat het een bijna onzinnige en zeker overbodige zaak wordt om dat nogmaals te herhalen in de raad. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u wel, mijnheer Janssen. Mijnheer Jouvenaz, ik heb het inmiddels gevonden. In artikel 6 van datzelfde lid 11 staat, dat de voor zitter bij de tweede termijn de gelegenheid geeft om degene, die in eerste termijn het woord gevoerd heeft, nog een keer het woord te geven. Dus het is geregeld. Met dank aan de heer Janssen. De heer VAN DE WATER: Voorzitter, in de eerste plaats naar de heer Van der Kallen toe. Hij moet niet denken dat wij tegen spreekrecht zijn. Wij zijn het met de vorige spreker eens, dat er vooraf voldoende mogelijkheden zijn -21- om bezwaren kenbaar te maken. Ik denk dat op het moment dat er beslissingen genomen moeten worden, men over voldoende informatie moet beschikken. Dan even naar de commissie terug. Ik vind eigenlijk, ondanks de inzet van de commissie Zevenbergen, de oogst toch mager. Ik denk dat dat toch te verwach ten was naar aanleiding van alle andere onderzoeken die in gemeenten geweest zijn. Er zijn niet echt ideeën naar voren gekomen, waarvan ie kunt zeggen, dat is nu de mogelijkheid om de burger dichter bij de politiek te krijgen. De heer VAN DEN OUDEN: Jammer dat u dan niet in die commissie ben blijven zitten, want u bent er juist uitgegaan, omdat u vond dat u wel als partij voldoende mogelijkheden had. Daar hadden we misschien dan wat van kunnen leren. De heer VAN DE WATER: Inderdaad, dat heb ik ook gezegd. Ik denk dat op het einde van de rit nu is gebleken dat De heer VAN DEN OUDEN: Dan ben ik erg benieuwd naar uw suggesties. De heer VAN DE WATER: Als u uitgesproken bent, kan ik nu verdergaan. Ik heb gezegd dat ik ondanks de inzet van de commissie maar weinig resultaat kon vinden. Ik denk dat uit deze rapportage gebleken is dat de resultaten mager zijn, maar dat doet geen afbreuk aan de inzet van de commissie. Daar wil ik heel duidelijk in zijn. Door alle politieke partijen wordt eigenlijk aangegeven, wat anderen kunnen doen om de burger dichter bij de politiek te brengen. Vanaf onze zijde wordt er eigenlijk weinig op ingegaan. Er wordt gezegd, we kunnen dit laten doen en we kunnen het zo laten doen. Men zegt dat het complex is. Ik denk dat het niet zo complex is. Ik denk dat de anonimiteit van de bestuurder steeds groter wordt. Dat er een grote vervaging is van de partijpolitiek. Je mist het duidelijk aangeven van wat de identiteit van de partij is, waardoor een soort concurrentiestrijd ontstond, waarbij de kiezers zich betrokken voel den, zich partij voelden en op basis daarvan hun stem uitbrachten. De hele politiek is zodanig vervaagd. Kleuren zijn er eigenlijk niet meer. Het is net een mengelmoes. Duidelijkheid ontbreektDat merk je niet alleen in de plaatselijke politiek, maar ook in de landelijke politiek. Hoewel men daar nu toch weer wat strijd levert. Voorzitter, in de toekomst zal door de qrote samenwerkingsverbanden, zoals bijvoorbeeld de duo-steden, de afstand tussen de burger en de politiek nog groter worden. Beslissingen en besluiten kunnen gemakkelijker tot stand komen, maar zullen echt niet bijdragen tot het nader tot elkaar brengen van de burger en de politiek. De toekomst zal het uitwijzen, maar het bezorgt mij toch een gevoel van, gaan we nu niet nog verder afstaan van het hele gebeuren en worden de stappen tussen beslissingen nog niet veel groter, waardoor de burger zich in die inbreng helemaal niet meer thuis kan voelen. Tot zover, voorzitter. Mevrouw DEMMERS: Voorzitter, ten eerste uw opmerkingen over de pluriforme samenstelling van de commissie, dat wij die ondersteunen, moge duidelnk zijn. Ik denk dat juist die pluriformiteit ons verplicht heeft tot motiveren en afwegen van prioriteiten en het soms verlaten van verlanglijstjes om zo tot een stuk consensus te komen, wat uiteindelijk geresulteerd heeft m het voor ons liggende rapport. Ten aanzien van uw opmerking ten opzichte van mijn zeker gechargeerde be merking. Ik zal de eerste zijn die dat toegeeft ten aanzien van de arrogantie van de macht, wil ik u er wel op wijzen dat deze ontstaan is mede door opmerkingen die we natuurlijk van de zogenaamde niet-kiezer opgetekend hebben en dat wat gecomprimeerd hebben.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 118