-18-
Over I c daarentegen is door bijna uw hele raad een nader onderzoek in de
richtina van de BRTO gevraagd. Welk onderzoek toegezegd is, waarbij III a
mede in de beschouwingen wordt betrokken.
II Behelst een wijziging van de verordening op de vaste adviescommissies,
waarover ik uw instemming heb menen te mogen vernemen.
Dan kom ik aan III. Mijnheer Jouvenaz, u heeft daar een vraag over gesteld.
De heer JOUVENAZ: Voorzitter, de vraag luidt eigenlijk, of in deze wijziging
vastgelegd kan worden dat de woordvoerders ook in tweede termijn hun zegje
mogen doen. Of dat eventueel toegevoegd zou kunnen worden.
De VOORZITTER: U stelt voor dat personen, niet zijnde raadslid of duo-
burgerlid, in een ooenbare commissievergadering als toehoorder in twee
termijnen het woord kunnen voeren.
De heer JOUVENAZ: Dat is juist, voortzitter.
De VOORZITTER: Volgens wethouder Dekkers is het in het reglement geregeld.
Ik vertrouw hem op zijn woord. Hier wordt het niet uitgesloten, dus het is
maar eenmaal de vraag, waar we nu naartoe willen. Ik heb het reglement niet
dusdanig in mijn hoofd zitten en evenmin binnen handbereik, zodat ik u niet
in alle volledigheid kan bedienen. Maar er komt nog een tweede termijn,
zodoende heb ik misschien aan het einde daarvan een herkansing.
Dan, dames en heren, heb ik begrepen dat u, met een uitzondering van de
samenhang die er is tussen I c en III a, voor het gestelde onder III bent.
De heer Janssen heeft de verordening bij zich, zie ik.
De heer JANSSEN: Ik zal hem u overhandigen, voorzitter, want ik denk dat er
misschien een addertje onder het gras zit.
De VOORZITTER: Dames en heren, ik moet nog vermelden dat onder III bij
middelbare scholen moet komen te staan, scholen voor voortgezet onderwijs,
zoals in de commissie overigens al was afgesproken.
Wie van u mag ik in tweede termijn het woord geven?
De heer M. FRANKEN: Voorzitter, u heeft toegezegd dat u de klachtenregeling
nader wilt bekijken. Ik wil de regeling, zoals die er is, echt niet helemaal
ondergraven. Ik heb het alleen gehad over een tweetrapsklachtenregeling. Ik
denk dat het goed is dat je in eerste instantie gaat klagen als daar redenen
voor zijn bij de desbetreffende dienst. Maar als dat op een gegeven moment
niet naar behoren wordt afgewerkt, of als de klager denkt dat hij met die
klacht onterecht wordt afgescheept, zou het goed zijn dat er dan een be
roepscommissie is.
De heer Van der Kallen zegt, ik wil die klachtencommissie een ruimer jasje
geven door er ook verzoeken in mee te nemen. Op zich is daar niks op tegen.
Ik denk dat je er ook voor moet zorgen dat b en w de nodige verzoeken
blijven bereiken, want in feite is dat ook een commissie waar je verzoeken
en allerlei wensen kunt deponeren.
Een tweede punt is de t.v.-uitzending. Ik ben blij met uw toezegging dat u
bereid bent om een gesprek met de BRTO te openen. Ik denk dat het dan ook
goed is om te vragen, kan dat binnen een half jaar? Dus laten we zeggen,
voor 1 december, als we daar in 1993 mee willen starten. Het zou natuurlijk
nog mooier zijn als dat niet een half jaar zou duren, maar korter.
U zei in uw argumentatie, je moet er wel rekening mee houden dat de lokale
t.v. een concurrentie heeft van 29 kanalen. Dat is zo. Ik denk dat, als we
de concurrentie van de geschreven pers gaan bekijken, dat een veelvoud is
van 29 kanalen. Als ik in een zaak voor tijdschriften loop en die tijd
schriften allemaal concurrentie moet noemen van de geschreven informatie,
-19-
dan denk ik dat de keuze tussen gemeentelijke informatie of een of ander
ontspannend tijdschrift ook een afweging is van de burger. U vergelijkt nu
de BRTO, als zijnde een informatiekanaal, met 29 andere kanalen. Ik denk dat
dat niet helemaal korrekt is.
De heer VAN DEN KIEBOOM: Voorzitter, ik wilde eerst een opmerking maken naar
een aantal collega's toe, die met name kritiek hadden op fraktie- en coali
tiediscipline
Er zijn een aantal frakties in deze gemeenteraad die bestaan uit individuen,
maar elkaar gevonden hebben op een noemer. Dat is maar goed ook, anders
zouden we 29 frakties hebben en zou je helemaal in tijdnood komen als
iedereen het woord zou moeten voeren, dus dat is een praktisch punt. Maar
het is natuurlijk te gek dat er op een gegeven moment kritiek zou zijn op
fraktiediscipline. Frakties, en ik praat voor mijn eigen fraktie, doen uit
gebreid discussiëren over belangrijke onderwerpen. Onze fraktievergaderingen
zijn openbaar. We hebben niks te verbergen. Wij proberen dan samen op één
lijn te komen. Soms lukt dat niet, meestal wel.
Voorzitter, nog twee puntjes. De t.v.-uitzending en de wijkwerkbezoeken.
Ik heb gezegd dat wij hechten aan kwaliteit. Ik heb ook mijn waardering
uitgesproken voor de vrijwilligers van de BRTO. Wat onze vrees alleen was,
kun je van deze mensen eisen die kwaliteit, die wij toch nastreven om
inderdaad die t.v.-uitzending die impact te laten hebben die wij voorstaan.
Ik heb het net ook al gezegd, t.v.-uitzending is een behoorlijke impact als
je dat vergelijkt met geschreven informatie.
Voorzitter, uit uw woorden heb ik begrepen dat u zegt, ik ben bereid dat
gesprek aan te gaan. Wij zijn daar blij mee. Wij hopen in ieder geval dat
de kwaliteit, die wij met zijn allen voorstaan, bereikt kan worden en dat we
financieel tot een overleg kunnen komen, waarvan wij zeggen, dat hoeft in
ieder geval geen struikelblok te zijn. In die zin zijn wij blij met uw toe
zegging.
Wat de wijkwerkbezoeken betreft. Ik heb alleen maar dit willen aangeven, in
het rapport op pagina 32 wordt gesuggereerd om van elke raadsfraktie de
specialist als afgevaardigde mee te laten gaan. Wij hebben begrepen dat u
daarmee bedoelt als officiële delegatie. Dat zouden wij niet toejuichen. Als
het college wijkwerkbezoeken verricht, is dat fantastisch. Als dan door de
commissie wordt bedoeld van, het zou goed zijn als daar de specialisten van
de raadsfrakties bij aanwezig zijn als toehoorder, dan is dat akkoord. Maar
in ieder geval een niet te groot gezelschap. Ik denk dat dan de zaak juist
niet duidelijk wordt. Ik heb ook willen benadrukken dat het juist de taak is
van de politieke frakties en partijen om zelf de mensen op te zoeken in de
wijken.
De heer JANSSEN: Voorzitter, in uw eerste termijn heeft u een bijna ver
handeling gegeven over de complexiteit van onze maatschappij en ingevolge
daarvan een complexiteit van het politiek gebeuren. Ik denk dat mede uit
mijn eerste termijn zo'n conclusie van onze kant ook getrokken zou kunnen
worden.
Complexiteit èn het feit, zoals u dat zelf al zei, dat de politiek toch
gehouden is bindende beslissingen te nemen, resulteren tot iets bijzonder
ingewikkelds, dat ons ertoe heeft gebracht om te komen tot het standpunt met
betrekking tot de t.v., maar ook om te komen tot het standpunt met betrek
king tot het referendum.
In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat het referendum een aardig middel
lijkt, maar vaak een margegebeuren zal blijken te zijn. En waarom? Juist
vanwege die complexiteit. Als het onderwerp dusdanig ingewikkeld wordt dat
het niet op, bij wijze van spreken, 1 A4-tje kan worden gepresenteerd, dan
doet de politiek er goed aan om zich af te vragen of dit middel gebruikt
moet worden om te komen tot bindende besluiten.