-14- voorbeeld ook in Den Haag, waar de commissie Deetman vergelijkbare zaken, zij het op een wat ander niveau, aan het bestuderen is geweest. Daarna komt de werkelijkheid van alledag. De werkelijkheid van alledag bracht nu eenmaal met zich mee dat je het ook langs de financiële lat moest meten. Dat heeft er in ieder geval toe geleid dat de immateriële voorstellen door het college zijn overgenomen en die vindt u dan ook onder 3 terug. Die zijn niet overgenomen enkel en alleen omdat ze immaterieel van aard waren en dientengevolge geen geld kosten, maar ook omdat bij het college wel degelijk heel diepgaand de overtuiging en de opvatting bestaat, dat we moeten proberen er met zijn allen alles aan te doen om dat vertrouwen, als reduktiemiddel voor complexiteiten, zoveel mogelijk de kans te geven. Dat vertrouwen kunnen we in ieder geval winnen door de dialoog zo direkt aan te gaan. De heer Van den Ouden bijvoorbeeld heeft gezegd dat het vertrouwen in de democratie zou liggen in schandalen, die er rondom bestuurders geweest zouden zijn. Ik denk dat hij dat niet waar kan maken en dat er in dat soort gebieden, of daar waar problemen geweest zijn, een significant lagere op komst is geweest. Het kan zijn dat het wel zo is, dan hebben we in ieder geval daar allemaal wat aan te doen. Maar ik vind het een toch op zijn minst wat gedurfde uitspraak, dat dat gebeurd is, omdat ik mij toch iets meer aangetrokken voel tot de gedachte, die o.a. de heer Janssen uitgesproken heeft, dat het weliswaar niet allemaal botertje tot de boom is, maar dat we nu ook weer niet uitsluitend ons geschokt en geschrokken moeten voelen. Al mogen we ook tevens het probleem niet onderschatten. Mevrouw Demmers, de commissie had inderdaad een mooie naam. De vraag was natuurlijk altijd, of we zo direkt tot samenwerking geroepen waren in deze commissie, omdat we allemaal, vanuit een wat verschillende achtergrond ook, naar die samenleving kijken en allemaal ook onze eigen middelen hadden om die complexiteiten te reduceren. In het ene geval en over het ene onderwerp liep dat op zichzelf wel eens wat beter dan over het andere. Maar de samen stelling van de commissie droeg natuurlijk in zichzelve de mogelijkheid en de kans dat de pluriformiteit, die de samenleving immers ook kenmerkt, ook in de commissie tot uitdrukking zou komen. We hebben dus over sommige onderwerpen wel eens wat langer gedaan dan u of mij lief was, maar dat heeft ook zeker positieve aspekten gehad. Ik kan daar nu niet zo verschrikkelijk veel verstandigs meer over zeggen, als ik daar in het algemeen al toe in staat ben. U zult begrijpen dat in mijn filosofie de gedachte, dat de overheid het allemaal zo goed voor de burger weet, niet zo erg passend is en dat we, daar wij wat belerend in de richting van de burger optreden, en dat doen we zo af en toe weieens, in ieder geval niet steeds bezig zijn om te werken aan instandhouding en/of herstel van vertrouwen. Hetgeen, dunkt mij, juist op heel andere sociaal-psychologische faktoren gebaseerd zou moeten zijn, dan het uiten van de arrogantie van de macht. Het is, dunkt mij, juist het uitbuiten van het feit dat er een tweezijdigheid in de communicatie be staat Wij hebben, denk ik, over datgene wat in III staat geen verschil van mening. Ik heb niet de indruk dat een uwer daar niet toe over zal gaan. Al heb ik wel begrepen dat er tussen III a en I c, in de gedachte van de heer Janssen althans, enige samenhang bestaat. De heer Janssen heeft voorgesteld, en ik citeer hem, naar aanleiding van een gesprek dat hij recent gehad heeft met de BRTO, om toch nog eens te kijken of wij niet tot lokale t.v.-uitzendingen over zouden kunnen gaan. Ik ben natuurlijk bereid om dat te onderzoeken. Maar misschien mag ik toch nog eens iets in uw herinnering oproepen. Iets uit de discussie, die we ook in de commissie gevoerd hebben en u was daarbij, mijnheer Janssen. Daar hebben we gezegd, het is natuurlijk zo dat 50% van onze inwoners naar de BRTO kijkt. -15- De vraag is of we in de democratie met die 50% tevreden moeten zijn, want we zitten in een concurrentiepositie met ongeveer 29 andere kanalen. Je kunt er gelukkig maar een tegelijk van zien, maar dat is wel de concurrentiepositie. Daarom is in onze commissie ook waarde toegekend aan dat kwaliteitsaspekt Betekent dat nu, dames en heren, op dit moment dat ik geen enkel vertrouwen heb in de kwaliteit die de BRTO zou kunnen opvoeren? Nee, dat is niet het geval, want sinds de t.v.-uitzending, waarin de raadsverkiezingsuitslagen in 1990 bekend gemaakt werden, -en ik mag u die uitzending toch nog eens in herinnering proberen op te roepen- is er misschien wel het een en ander veranderd. Daarom moeten we ook van de veranderde omstandigheden, dunkt me, gebruik maken, om andermaal de dialoog met de BRTO aan te gaan en eens na te gaan of een enkele proef wellicht perspektief voor kwaliteit kan bieden. Tevens heb ik begrepen dat u zegt, ik wil daarna tegen elkaar afwegen of de gemeentelijke voorlichtingsrubriek voorrang moet hebben of dat het de t.v.- uitzending zal zijn. Wel, als ik het een wil onderzoeken, ben ik ook uiteraard bereid het ander te onderzoeken, maar, dames en heren, daarmee is niet gezegd dat wij in middels afstand genomen hebben van het profiel, wat naar onze mening zo n tv-uitzending zou moeten hebben. Vooral niet, wanneer wij daar op wat langere termijn mee zouden moeten willen en kunnen werken. Waarbij we uiteraard ook ons redelijkerwijs voor de garantie van kwaliteit op langere termijn in voldoende mate gedekt moeten voelen. Ik zeg dus aan de heren M. Franken en Janssen toe dat ik bereid ben, onder handhaving voorshands om niet direkt meteen en onmiddellijk over te gaan tot produktie van t.v.-uitzendingen, om na te gaan of wij, althans ook in kwa litatief opzicht, verdraagbaar beeld over ons werk aan de kijker kunnen laten zien. Gelet ook op de financiële consequenties zal dat wat nader afgewogen moeten worden tegen datgene wat onder III a staat. De heer VAN DER KALLEN: Voorzitter, u spreekt zo nadrukkelijk de heer Franken en de heer Janssen aan.... De VOORZITTER: En vele anderen. Ik realiseer mij dat wij thans op de BRTO antenne te horen zijn. De heer Van den Kieboom richtte zich direkt tot de kiezers en niet tot de voorzitter, hetgeen hem tenminste een gele kaart oplevert De heer VAN DER KALLEN: Gezien de positie van die partij electoraal, is dat niet zo onlogisch natuurlijk. Er waren meer partijen... De VOORZITTER: Volgens mij solliciteert u naar een rode kaart, mijnheer Van der Kallen. Maar dat is, gelet op de laatste twee letters van uw partij, ook niet verwonderlijk. Dames en heren, velen van u hebben ook gesproken over de kwestie met betrekking tot het invoeren van het spreekrecht in de raadsvergaderingen, in een periode van een half uur voorafgaande aan de raadsvergaderingen. Ik spreek voor mijzelve, maar ik denk ook voor wethouder Bakx, wanneer ik zeg dat wij vonden dat dit experiment een kans zou moeten hebben. De argumenten daarvoor kunt u in het rapport vinden. Andere leden van het college zijn van mening dat dat niet een korrekt en geëigend middel is. Ik ga ervan uit dat hun standpunten in voldoende mate naar voren zijn gebracht. Met betrekking tot het referendum hebben wij in het college nog niet de steen der wijzen, met betrekking tot deze brede volksraadpleging, gevonden. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat we daar niet direkt in bevestigd hebben gezien, dat een van de middelen om de communicatie met de burger "en zijn direkte betrokkenheid bij de besluitvorming op bestuurlijk gemeentelijk niveau verbeterd kan worden, dat het referendum daarop niet altijd het juiste antwoord is.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 116