-6- De VVD-fraktie wenst van het college dan ook dat, voordat het besluit over de t.v. genomen wordt, eerst een nader onderzoek wordt ingesteld. In onze visie moet dat mogelijk zijn om deze onderhandelingen en gesprekken met de BRTO aan te gaan met als uitgangspunt te bezien of een experiment van een jaar mogelijk is. Parallel aan dit onderzoek moet bekeken worden hoe de verbetering van de voorlichtingsrubriek vorm kan krijgen. De WD-fraktie bedoelt met deze voorlichtingsrubriek niet het deel "verplichte aankondigingen", maar evenals bij de t.v., de nadere informatie aan de burger in het algemeen en over de besluitvorming in het bijzonder. De uitkomsten van beide onderzoeken kunnen dan naast elkaar worden gelegd en worden gewogen op hun effektiviteit en hun doelmatigheid. Over deze laatste twee onderwerpen, voorzitter, overweegt mijn fraktie in tweede termijn een motie/amendement in te dienen. Met betrekking tot de opmerking van het CDA over de klachtenregeling, waarvan zij zegt dat het niet juist zou zijn een hoofd van dienst aan te wijzen om de klachten af te handelen, maar dat het beter is om een onafhan kelijke instantie in het leven te roepen die dat zou moeten doen, daarvan zegt de VVD-fraktie dat het onze instemming heeft. Wij wachten uw reaktie af De heer JOUVENAZ: Voorzitter, voor wat betreft I onder a. De fraktie van GB/S gaat er eveneens vanuit dat naar doeltreffende middelen gezocht moet worden om de lokale democratie, relatie overheid en burger, te verbeteren. Wij willen echter niet in uitersten vervallen om ons te verzekeren van de belangstelling van de kiezers. Het spreekrecht bij het begin van de raads vergadering zou ons inziens kunnen leiden tot een veel langer durende ver gadering dan tot op heden. Mede daardoor gaat onze fraktie mee in het voorstel van b en w. Dan I b. Hoewel op de eerste plaats rekening moet worden gehouden met zeer forse investeringen voor de realisatie van een referendum, is er in de gestelde besluitvorming geen kostenfaktor direkt aan de orde. In de huidige budgettaire situatie is het moeilijk tot onmogelijk de benodigde gelden te fourneren. Het nut, als voorgesteld, van een referendumverordening ontgaat ons dan ook. Daarom gaat onze fraktie dan ook akkoord met het college- besluit I c. Hoewel we geen tegenstander zijn van t.v.-uitzendingen, zijn we toch dezelfde mening toegedaan als het college, daar de kostenfaktor, gepaard gaande aan t.v.-uitzendingen, ons inziens niet verantwoord is. Dan II. Het is ons niet duidelijk, voorzitter, wat de voorgestelde wijziging inhoudt. Ons inziens is de gang van zaken, zoals die tot op heden wordt toegepast, gelijk aan de voorgestelde wijziging. Wij zouden graag zien dat in de zogenaamde wijziging wordt vastgelegd, dat de woordvoerders zich ook in tweede termijn mogen doen gelden. De VOORZITTER: Dank u wel, mijnheer Jouvenaz. Ik hoop dat ik uw mededeling onder II goed begrepen en gehoord heb. Dan is het woord aan mevrouw Demmers. Mevrouw DEMMERS: Voorzitter, een hele mooie naam commissie ad hoe verster king lokale democratie. De titel van de nota heeft alles in zich en dekt als een vlag in dit geval de lading. Commissie: Een groep mensen samenwerkend aan een doel. Ad hoe: Ter plaatse bij elkaar geroepen naar aanleiding van de door alle partijen in de algemene beschouwingen van 1990, weliswaar dus ad hoc met een vraagteken, gedane oproep en door de heer Cats geconcretiseerd destijds in deze commissie. Versterking: Want we constateren allen, en dat blijkt nu ook weer, dat het zo niet voldoende was. -7- Democratie: Een bestuursvorm, die een zeer groot goed is en waar wij allen voor staan en ons voor 100% moeten inzetten om deze bestuursvorm niet alleen te koesteren, maar ook uit te dragen, te toetsen en bij te stellen naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen. En voorzitter en mede-raadsleden, die democratie. Het democratisch gehalte van onze plaatselijke samenleving wordt toch ernstig bedreigd. Dat mogen we niet laten gebeuren. De kloof tussen kiezer en gekozene wordt groter en groter, doordat de relatie tussen de bestuurs- struktuur enerzijds en de maatschappij anderzijds steeds meer onder spanning komt te staan. Want de maatschappij ontwikkelt zich zeer snel en de be- stuursstruktuurdie al weer meer dan 150 jaar oud is, is door zijn veelvoud van regels, geschreven en ook ongeschreven wetten, bejaard en derhalve stram, niet meer flexibel en in zichzelf gekeerd. De hedendaagse burger voelt zich steeds minder betrokken bij het democra tische proces. Opmerkingen, die je hoort als: ach ze doen maar, of ik nu door de kat of door de hond gebeten wordt, wijzen op het zo langzamerhand volledig ontbreken van betrokkenheid. Waarom die geringe betrokkenheid? Hoe komt het dat de burger zich steeds minder betrokken weet bij allerlei zaken, die toch juist wèl direkt van invloed zijn op zijn dagelijkse woon- en leefmilieu. Voorzitter, helaas moeten wij constateren dat, ondanks alle geweldige mooie sociografische beschouwingen over de niet-kiezer, volgens D66 dat voor een belangrijk deel te maken heeft met de opstelling van de overheid. Want die overheid, waar wij als raad deel van uitmaken, weet toch zo goed wat goed is voor de burger. Over arrogantie van de macht gesproken. De burger constateert dan, als die overheid dat dan zo goed weet, kunnen zij het ook wel zonder ons. En Als de burger dan nog eens alle moed verzamelt om kontakt te leggen, dan blijkt dat vaak door de veelheid van regels, veelheid van te nemen loketten en allerlei gecentraliseerde beleidsvoorbereiding en uitvoering, een niet te nemen sprong. Het schort -en de heer Janssen van de VVD heeft daar ook al op gewezen- aan communicatie. Communicatie, het lijkt zo gewoon in de tijd van t.v., video, radio, kranten en ga zo maar door. Maar communiceren is een gesprek van twee kanten. We moeten weer leren om niet alleen te praten maar ook te luisteren en dan niet een discussie uit te weg te gaan, maar in het daarop volgende politieke debat dit mede te baseren op de resultaten van het overleg- en inspraak proces. De burger moet zichzelf en zijn mening herkennen. Voorzitter, het college legt ons een besluit voor, waarin zijzelf reeds in de epiloog constateert dat sommigen het voorstel te bescheiden zullen vinden. Te uwer geruststelling, D66 vindt dit. Vervolgens constateert men in diezelfde zin dat de voorstellen te bescheiden zullen zijn om de burgers te aktiveren. Dat lijkt ons een slip of the pen. Een kloof dicht je nooit, of beter overbrug je niet, als je alleen wat bouw materialen, om die brug te bouwen, naar de overkant gooit en vervolgens toekijkt of de hopelijk alsdan geslingerde materialen -als men aan die overkant überhaupt al begrijpt waarom die naar hen toegegooid worden- tot een brug omgevormd worden, zonder dat men aan de andere kant probeert om ook een poging tot het brug bouwen te starten. Terecht wijst het college erop dat het huidige politieke systeem niet open genoeg is en dat de politieke partijen een aantal veranderingen tot hun primaire taak moeten rekenen. Voorzitter, D56 is destijds, meer dan 25 jaar geleden ondertussen, opgericht vanwege deze problematiek. In diezelfde epiloog wijst het college erop dat in de tijd van schaarse middelen het invoeren van dure instrumenten of, om in mijn vorige beeld spraak te blijven, dure bouwmaterialen kritisch bekeken moet worden. Daar is op zich geen speld tussen te krijgen, maar D66 is ervan overtuigd dat vaak lasten in dit geval voor de baten uitgaan.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1992 | | pagina 112